Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/97
Art. 81 lid 1 RO. Executierecht. Vordering tot tenuitvoerlegging bij lijfsdwang ter incasso van kinderalimentatie, art. 585-590 Rv. Mogelijkheid tot verhaal; begrip ‘woonplaats’, art. 440 lid 1 onder a Rv, art. 1:10-11 BW. Feitelijke grondslag.
HR 19-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3685
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 december 2014
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/00493
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3685, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑12‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2109, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑11‑2014
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Executierecht. Vordering tot tenuitvoerlegging bij lijfsdwang ter incasso van kinderalimentatie, art. 585-590 Rv. Mogelijkheid tot verhaal; begrip ‘woonplaats’, art. 440 lid 1 onder a Rv, art. 1:10-11 BW. Feitelijke grondslag.
Partij(en)
[de man], eiser tot cassatie, adv.: mr. S. Kousedghi,
tegen
[de vrouw], verweerster in cassatie, niet verschenen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. F.F. Langemeijer:
1. De feiten en het procesverloop
1.1.
In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende1.:
1.1.1.
Uit het huwelijk van eiser tot cassatie (hierna: de man) en gedaagde in cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.