Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1980
- Bronpublicatie:
16-10-1980, Trb. 1982, 24 (uitgifte: 05-03-1982, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1980
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-11-1981, Trb. 1981, 239 (uitgifte: 10-11-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Verschillen van mening betreffende de uitleg en de toepassing van deze Overeenkomst worden geregeld door middel van rechtstreeks overleg tussen de bevoegde administratieve autoriteiten en indien nodig langs diplomatieke weg.
2.
Ieder geschil tussen de Partijen betreffende de uitleg of de toepassing van deze Overeenkomst dat niet kon worden geregeld door middel van onderhandeling of op enige andere wijze, wordt, op verzoek van één van de partijen bij het geschil, voorgelegd ter arbitrage. Iedere partij wijst een scheidsman aan en beide scheidslieden wijzen een derde scheidsman aan. Indien binnen een termijn van drie maanden na het verzoek om arbitrage, één van de partijen haar scheidsman nog niet heeft aangewezen, wordt deze scheidsman, op verzoek van de andere partij, aangewezen door de President van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Indien deze onderdaan is van één van de partijen bij het geschil, geschiedt de aanwijzing van de scheidsman door de Vice-President van het Hof of, indien de Vice-President onderdaan is van één van de partijen bij het geschil, door het langst aanwezige lid van het Hof dat geen onderdaan is van één van de partijen bij het geschil. Dezelfde procedure wordt gevolgd indien beide scheidslieden geen overeenstemming kunnen bereiken over de keuze van de derde scheidsman.
Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedure vast. Zijn beslissingen worden genomen met meerderheid van stemmen. Zijn uitspraak is bindend.