Einde inhoudsopgave
Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
Artikel 93 Andere vormen van samenwerking
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2013, 213).
- Bronpublicatie:
17-07-1998, Trb. 2000, 120 (uitgifte: 17-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-07-2002, Trb. 2002, 135 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Staten die Partij zijn voldoen overeenkomstig het in dit Deel bepaalde en ingevolge procedures van nationaal recht aan verzoeken van het Hof om de volgende rechtshulp te verlenen met betrekking tot onderzoek of vervolging:
- a.
de identificatie en lokalisering van personen of goederen;
- b.
bewijsgaring, met inbegrip van getuigenverklaringen onder ede en het leveren van bewijs, met inbegrip van verklaringen van deskundigen en door het Hof benodigde rapporten;
- c.
het ondervragen van een persoon tegen wie een onderzoek loopt of die wordt vervolgd;
- d.
de betekening van documenten, met inbegrip van gerechtelijke documenten;
- e.
de vergemakkelijking van de vrijwillige verschijning van personen voor het Hof als getuigen of deskundigen;
- f.
de tijdelijke overbrenging van personen zoals voorzien in het zevende lid;
- g.
een gerechtelijke plaatsopneming of onderzoek van locaties, met inbegrip van het opgraven van lijken en onderzoek van plaatsen waar zich graven bevinden;
- h.
het uitvoeren van huiszoekingen en inbeslagnemingen;
- i.
het verstrekken van verslagen en documenten, met inbegrip van officiële akten en documenten;
- j.
de bescherming van slachtoffers en getuigen en instandhouding van bewijs;
- k.
de identificatie, opsporing en bevriezing of inbeslagneming van de door middel van het misdrijf verkregen opbrengst, goederen en vermogensbestanddelen en de bij misdrijven gebruikte hulpmiddelen, ten behoeve van een eventuele verbeurdverklaring, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de rechten van derden te goeder trouw; en
- l.
elke andere vorm van rechtshulp die niet is verboden bij de wet van de aangezochte Staat, teneinde het onderzoek en de vervolging van misdrijven waarover het Hof rechtsmacht heeft te vergemakkelijken.
2.
Het Hof heeft de bevoegdheid te waarborgen dat een getuige of deskundige die voor het Hof verschijnt niet door het Hof zal worden vervolgd, in hechtenis gehouden of onderworpen aan enigerlei beperking van zijn persoonlijke vrijheid met betrekking tot een handelen of nalaten voorafgaande aan het vertrek van die persoon uit de aangezochte Staat.
3.
Indien de uitvoering van een bijzondere maatregel terzake van rechtshulp omschreven in een verzoek dat ingevolge het eerste lid is ingediend in de aangezochte Staat verboden is op grond van een bestaand, fundamenteel, algemeen geldend rechtsbeginsel, pleegt de aangezochte Staat onverwijld overleg met het Hof teneinde te trachten de zaak op te lossen. Bij dit overleg dient te worden overwogen of de rechtshulp op een andere wijze of onder voorwaarden kan worden verleend. Indien dit overleg niet leidt tot oplossing van de zaak, wijzigt het Hof het verzoek voorzover dit noodzakelijk is.
4.
Overeenkomstig artikel 72 kan een Staat die Partij is een verzoek om rechtshulp slechts geheel of gedeeltelijk weigeren, indien het verzoek het overleggen van documenten of de openbaarmaking van bewijs betreft waarbij zijn nationale veiligheid in het geding is.
5.
Alvorens een verzoek om rechtshulp ingevolge het eerste lid, onder l, te weigeren, overweegt de aangezochte Staat of de rechtshulp onder bepaalde voorwaarden kan worden verleend of dat de rechtshulp op een later tijdstip of op andere wijze kan worden verleend, met dien verstande dat indien het Hof of de Aanklager de rechtshulp onder voorwaarden aanvaardt, het Hof of de Aanklager zich daaraan dient te houden.
6.
Indien een verzoek om rechtshulp wordt geweigerd, stelt de aangezochte Staat die Partij is het Hof of de Aanklager onverwijld in kennis van de redenen voor een dergelijke weigering.
7
a.
Het Hof is bevoegd de tijdelijke overbrenging te verzoeken voor identificatiedoeleinden of ter verkrijging van getuigenverklaringen of andere rechtshulp van een persoon die in hechtenis verkeert. De persoon kan worden overgebracht indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- i.
de persoon geeft vrijelijk zijn toestemming voor de overbrenging na omtrent de gevolgen daarvan behoorlijk te zijn ingelicht; en
- ii.
de aangezochte Staat stemt in met de overbrenging, onder de voorwaarden die die Staat en het Hof overeen kunnen komen.
b.
De persoon die wordt overgebracht blijft in hechtenis. Wanneer het doel van de overbrenging is vervuld, zendt het Hof de persoon onverwijld terug naar de aangezochte Staat.
8
a.
Het Hof draagt zorg voor de vertrouwelijkheid van documenten en informatie behoudens voorzover vereist voor het onderzoek en de in het verzoek vermelde procedure.
b.
De aangezochte Staat kan, wanneer dit noodzakelijk is, documenten of informatie aan de Aanklager verstrekken op basis van vertrouwelijkheid. De Aanklager is bevoegd deze in dat geval slechts te gebruiken om nieuw bewijs te verkrijgen.
c.
De aangezochte Staat kan, uit eigen beweging of op verzoek van de Aanklager, in een later stadium toestemming geven tot openbaarmaking van die documenten of informatie. Deze kunnen in dat geval worden aangewend als bewijs ingevolge het bepaalde in de Delen 5 en 6 en overeenkomstig het Reglement van proces- en bewijsvoering.
9
a
- i.
In het geval dat een Staat die Partij is concurrerende verzoeken, anders dan tot overdracht of uitlevering, ontvangt van het Hof en van een andere Staat ingevolge een internationale verplichting, tracht de Staat die Partij is in overleg met het Hof en de andere Staat, aan beide verzoeken te voldoen, waarbij zo nodig het ene of het andere verzoek wordt uitgesteld of aan de inwilliging daarvan voorwaarden worden verbonden.
- ii.
Indien zulks onmogelijk blijkt, wordt de concurrentie van verzoeken opgelost overeenkomstig de in artikel 90 vastgelegde beginselen.
b.
Indien echter het verzoek van het Hof informatie, goederen of personen betreft die zich bevinden in de feitelijke macht van een derde Staat of een internationale organisatie ingevolge een internationale overeenkomst, stellen de aangezochte Staten het Hof daarvan in kennis en richt het Hof zijn verzoek tot de derde Staat of de internationale organisatie.
10
a.
Het Hof is bevoegd op verzoek samenwerking en rechtshulp te verlenen aan een Staat die Partij is en een onderzoek uitvoert naar of een onderzoek ter zitting houdt ter zake van gedragingen die een misdrijf opleveren waarover het Hof rechtsmacht bezit of die een ernstig misdrijf opleveren ingevolge het nationale recht van de verzoekende Staat.
b
- i.
De onder a voorziene rechtshulp omvat, onder meer:
- 1.
de overdracht van verklaringen, documenten of andere vormen van bewijs die zijn verkregen in de loop van een door het Hof gehouden onderzoek of een terechtzitting; en
- 2.
het ondervragen van personen die zich in hechtenis bevinden ingevolge bevel van het Hof;
- ii.
In geval van rechtshulp ingevolge het onder b, onderdeel i., onder 1, bepaalde:
- 1.
indien de documenten of andere vormen van bewijs zijn verkregen met rechtshulp van een Staat, is voor een dergelijke overdracht de toestemming van die Staat vereist;
- 2.
indien de verklaringen, documenten of andere vormen van bewijs zijn verstrekt door een getuige of een deskundige, geldt voor een dergelijke overdracht het bepaalde in artikel 68.
c.
Het Hof is bevoegd onder de in dit lid vermelde voorwaarden te voldoen aan een rechtshulpverzoek ingevolge dit lid van een Staat die geen partij is bij dit Statuut.