Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/193
Inzet lokfiets: onbegrijpelijk oordeel dat OM niet-ontvankelijk is.
HR 23-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:62
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 januari 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/05349
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:62, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:831, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑06‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑12‑2016
- Wetingang
Essentie
Inzet lokfiets: onbegrijpelijk oordeel dat OM niet-ontvankelijk is.
Het gebruik van een lokmiddel is in het algemeen niet onrechtmatig indien daardoor a. de verdachte niet is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht, en b. de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit niet zijn geschonden. Het hof heeft vastgesteld dat een in goede staat verkerende fiets is geplaatst in een woonwijk, bij een speelveldje dat was gelegen aan de achterzijde van woningen, waar doorgaans geen fietsen stonden, dat de verdachte daar ‘ineens een mooie fiets zag staan’ en dat hij deze heeft gestolen, terwijl het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.