Einde inhoudsopgave
Statuut voor de personeelsleden van Europol
Artikel 71
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Bronpublicatie:
03-12-1998, PbEG 1999, C 26 (uitgifte: 30-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-12-1998, PbEG 1999, C 26 (uitgifte: 30-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Ongeacht alle andere bepalingen en met name die betreffende de minimumbedragen voor de rechthebbenden op een overlevingspensioen, mag het totale bedrag van het overlevingspensioen, vermeerderd met de gezinstoelagen en verminderd met de belasting en de andere verplichte inhoudingen, waarop de weduwe en de andere rechthebbenden aanspraak kunnen maken, niet meer bedragen dan:
- a)
in geval van overlijden van een functionaris in dienst van Europol, het bedrag van de bezoldiging die de betrokkene in dezelfde salarisschaal en salaristrap zou hebben ontvangen indien hij in leven was gebleven, vermeerderd met de gezinstoelagen die hem in dat geval zouden zijn uitgekeerd, verminderd met de belasting en de andere verplichte inhoudingen;
- b)
voor de periode na de datum waarop de onder a) bedoelde functionaris de leeftijd van 62 jaar zou hebben bereikt, het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de betrokkene, indien hij in leven was gebleven, vanaf deze datum recht zou hebben gehad in dezelfde salarisschaal en salaristrap welke hij bij zijn overlijden had bereikt, vermeerderd met de gezinstoelagen die de betrokkene zou hebben ontvangen, verminderd met de belasting en de andere verplichte inhoudingen;
- c)
in geval van overlijden van een gewezen functionaris die recht had op een ouderdoms- of invaliditeitspensioen, het bedrag van het pensioen waarop de betrokkene, indien hij in leven was gebleven, recht zou hebben gehad, vermeerderd en verminderd overeenkomstig het bepaalde onder b);
- d)
in geval van overlijden van een gewezen functionaris die zijn dienst vóór de leeftijd van 62 jaar had beëindigd en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de betrokkene, indien hij in leven was gebleven, op de leeftijd van 62 jaar recht zou hebben gehad, vermeerderd en verminderd overeenkomstig het bepaalde onder b).
2.
Voor de toepassing van lid 1 blijven eventuele aanpassingscoëfficiënten op de verschillende bedragen buiten beschouwing.
3.
De maximumbedragen als bepaald in lid 1, onder a) tot en met d), worden onder de rechthebbenden van het overlevingspensioen verdeeld naar evenredigheid van de rechten die zij ongeacht het bepaalde in lid 1 zouden hebben gehad.