De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/1.4:1.4 Doel van het onderzoek
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/1.4
1.4 Doel van het onderzoek
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS381080:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
12. In dit onderzoek wordt getracht de betekenis van de goede procesorde als normatief begrip in en voor het burgerlijk procesrecht in beeld te brengen, te verklaren en te waarderen. Daartoe zal het antwoord worden gezocht op de vraag wat de aard is van de eisen van een goede procesorde, de vraag wat die eisen inhouden, de vraag welke functies de eisen van een goede procesorde in het burgerlijk procesrecht hebben en de vraag of er reden is om onderscheid te maken tussen eisen van een behoorlijke of goede rechtspleging of procesvoering en de eisen van een goede procesorde. Daarbij komen onder meer aan bod de wijze waarop de rechter in een concreet geval kan vaststellen wat een goede procesorde eist, de gevolgen van schending van de eisen van een goede procesorde, de verhouding van de eisen van een goede procesorde tot de wettelijke regeling van het procesrecht, in het bijzonder het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en de verhouding van deze eisen tot een aantal leerstukken waarvan de toepassing blijkens de jurisprudentie en de rechtsliteratuur kan samenlopen met de toepassing van de eisen van een goede procesorde of daarmee in ieder geval een groot aantal raakvlakken heeft. Het gaat dan om de toepassing van art. 6 EVRM, de redelijkheid en billijkheid en de leerstukken rechtsverwerking, misbruik van bevoegdheid en onrechtmatige daad.
13. Bij de zojuist omschreven doelstelling van het onderzoek passen, ter voorkoming van teleurstelling, nog de volgende kanttekeningen. In de rechtspraak blijken de eisen van een goede procesorde een rol te spelen bij de beantwoording van tal van processuele rechtsvragen, niet zelden rechtsvragen die zijn gelegen in de wat drassige, want wettelijk niet toereikend geregelde, gebieden van het procesrecht. Doel van deze studie is niet te bepalen wat het antwoord met het oog op de eisen van een goede procesorde op al die rechtsvragen zou moeten zijn. Bezien wordt 'slechts' wat en hoe de verwijzing naar een goede procesorde in de rechtspraak bijdraagt aan de regels of beslissingen die de rechter in antwoord op die vragen formuleert. In deze studie worden derhalve ook geen kant-en-klare oplossingen aangedragen voor nog niet door regelgeving of (vaste) rechtspraak opgeloste procesrechtelijke kwesties, nog daargelaten dat op voorhand niet volledig kan worden voorzien voor welke moeilijke vragen de toepassing van het procesrecht de rechter en partijen in toekomstige gevallen zal stellen. Wellicht kunnen in deze studie echter voor de wijze waarop een gerezen vraag met het oog op een goede procesorde moet worden beantwoord wel argumenten worden gevonden, ontleend aan de behandelde regelgeving en rechtspraak of analyse van inhoudsbepalende factoren.