Einde inhoudsopgave
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 23-02-2011
- Bronpublicatie:
13-12-2010, Stb. 2011, 4 (uitgifte: 11-01-2011, kamerstukken: 32456)
- Inwerkingtreding
23-02-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-02-2011, Stb. 2011, 79 (uitgifte: 22-02-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Een overheidsdienaar of gewezen overheidsdienaar, die uit hoofde van of krachtens deze wet ten laste van het Rijk een periodieke uitkering geniet, is, zolang hij de voor normaal pensioen vereiste leeftijd nog niet heeft bereikt, verplicht:
- 1e.
indien hij in de gelegenheid komt om in het land, waarin hij is gevestigd, op een wijze, welke in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden voor hem passend kan worden geacht, inkomsten uit arbeid te verkrijgen, van die gelegenheid gebruik te maken;
- 2e.
een hem aangeboden ambt of betrekking in het land, waarin hij is gevestigd, welke hem in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijze kan worden opgedragen, te aanvaarden, met dien verstande, dat deze verplichting niet omvat het treden in vreemde overheidsdienst.
- 3e.
van het ter hand nemen van enige betaalde arbeid of van enig bedrijf onverwijld mededeling te doen aan Onze Minister;
- 4e.
van de verworven inkomsten en van de eventuele wijzigingen daarin tijdig opgave te doen aan Onze Minister.
2.
Wanneer de in het vorige lid bedoelde persoon inkomsten uit arbeid geniet, wordt, zolang hij de voor normaal pensioen vereiste leeftijd nog niet heeft bereikt, op de in dat lid bedoelde uitkering, na aftrek van de maandelijks verschuldigde pensioenbijdragen, een korting toegepast ten bedrage van een percentage van de opbrengst van arbeid, gelijk aan het percentage, dat de periodieke uitkering uitmaakt van de grondslag, waarover die uitkering is berekend, wordende voor de toepassing van dit artikel als opbrengst van arbeid niet in aanmerking genomen:
- a.
voor ongehuwden een bedrag van € 22,69 's maands,
- b.
voor gehuwden een bedrag van € 45,38 's maands,
welke bedragen voor ieder minderjarig kind dat tot de betrokkene in familierechtelijk betrekking staat, dan wel stiefkind, hetwelk geheel ten laste van betrokkene komt, worden verhoogd met € 11,34 's maands.
3.
Onze Minister kan het bepaalde in artikel 7, tweede lid, buiten toepassing laten, of daarvan afwijken, zo nodig onder het stellen van voorwaarden, voor zover toepassing ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, gelet op het uitgangspunt van het bieden van waarborgen van het Rijk jegens bepaalde groepen overheidsdienaren, gewezen overheidsdienaren en hun nagelaten betrekkingen.
4.
Bij niet- of niet behoorlijke nakoming van de in lid 1 bedoelde verplichtingen, alsmede indien de inkomsten zonder voldoende reden vrijwillig worden prijs gegeven of door eigen schuld verloren gaan, kan de commissie op daartoe van of vanwege Onze Minister ontvangen verzoek beslissen, dat de uitkering gerekend van een door haar te bepalen tijdstip geheel of gedeeltelijk, voor een bepaalde tijdsduur, dan wel blijvend, wordt gestaakt.
5.
In de gevallen, bedoeld in lid 4, kan Onze Minister bepalen, dat in afwachting van de beslissing van de commissie de uitkering geheel of gedeeltelijk wordt opgeschort.
6.
Met de in lid 1 bedoelde personen kan een regeling worden getroffen, krachtens welke het wachtgeld, de onderstand bij wijze van wachtgeld of de aflopende onderstand geheel of ten dele wordt vervangen door een afkoopsom. In dit geval telt als diensttijd, geldig voor pensioen, mede de tijd, welke als zodanig zou zijn medegeteld, indien geen afkoopregeling ware getroffen.
7.
Ter uitvoering van dit artikel kunnen door Onze Minister nadere voorschriften en aanwijzingen, hetzij in het algemeen hetzij voor enig bijzonder geval, worden gegeven. Bij niet- of niet behoorlijke naleving door de belanghebbende van deze voorschriften of aanwijzingen, is het bepaalde in de leden 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.