Einde inhoudsopgave
Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
Artikel 72 Bescherming van informatie met betrekking tot de nationale veiligheid
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
17-07-1998, Trb. 2000, 120 (uitgifte: 17-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-07-2002, Trb. 2002, 135 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Dit artikel geldt voor elk geval waarin de openbaarmaking van de informatie of documenten van een Staat, naar de mening van die Staat zijn nationale veiligheidsbelangen zou schaden. Deze gevallen omvatten mede die zaken die vallen binnen de reikwijdte van artikel 56, tweede en derde lid, artikel 61, derde lid, artikel 64, derde lid, artikel 67, tweede lid, artikel 68, zesde lid, artikel 87, zesde lid en artikel 93, alsmede gevallen die zich voordoen in enig ander stadium van de procedure wanneer een dergelijke openbaarmaking aan de orde kan zijn.
2.
Dit artikel geldt tevens wanneer een persoon aan wie is verzocht informatie of bewijs te verschaffen heeft geweigerd dit te doen of de zaak naar de Staat heeft verwezen op grond van het feit dat openbaarmaking de nationale veiligheidsbelangen van een Staat zou schaden en de betrokken Staat bevestigt dat openbaarmaking zijn nationale veiligheidsbelangen zou schaden.
3.
Niets in dit artikel doet afbreuk aan de vereisten van vertrouwelijkheid ingevolge artikel 54, derde lid, onder e en f, of aan de toepassing van artikel 73.
4.
Indien een Staat ter kennis komt dat informatie of documenten van de Staat in enig stadium van de procedure waarschijnlijk of zeker worden openbaargemaakt en hij is van oordeel dat openbaarmaking zijn nationale veiligheidsbelangen zou schaden, heeft die Staat het recht tussenbeide te komen teneinde overeenkomstig dit artikel een oplossing voor het geschilpunt te verkrijgen.
5.
Indien, naar het oordeel van een Staat, openbaarmaking van informatie zijn nationale veiligheidsbelangen zou schaden, onderneemt deze Staat alle redelijke stappen om, in samenwerking met de Aanklager, de verdediging of de Kamer van vooronderzoek respectievelijk de Kamer van berechting naar gelang het geval, te trachten tot schikking van de zaak te komen. Dergelijke stappen kunnen mede omvatten:
- a.
wijziging of verduidelijking van het verzoek;
- b.
een beslissing van het Hof over de relevantie van de informatie of het bewijsmiddel waarom is verzocht, of een beslissing over de vraag of het bewijsmiddel, hoewel relevant, zou kunnen worden verkregen of is verkregen van een andere bron dan de aangezochte Staat;
- c.
het verkrijgen van informatie of een bewijsmiddel van een andere bron of in een andere vorm; of
- d.
overeenstemming over de voorwaarden waaronder de bijstand zou kunnen worden verleend, met inbegrip van, onder meer, het verstrekken van samenvattingen of bewerkte documenten, beperkingen ten aanzien van de openbaarmaking, procedure met gesloten deuren of bij afwezigheid van de andere partij, of andere krachtens het Statuut en het Reglement van Proces- en Bewijsvoering toegestane beschermende maatregelen.
6.
Als alle redelijke stappen zijn ondernomen om de zaak door onderlinge samenwerking te schikken en de Staat van oordeel is dat geen middelen of voorwaarden bestaan met behulp waarvan de informatie of documenten verschaft of openbaargemaakt zouden kunnen worden zonder zijn nationale veiligheidsbelangen te schaden, stelt de Staat de Aanklager of het Hof in kennis van de precieze redenen voor zijn besluit, tenzij een dergelijke opgave onontkoombaar uitmondt in schade aan de nationale veiligheidsbelangen van de Staat.
7.
Daarna, indien het Hof het bewijs relevant en noodzakelijk acht ter vaststelling van de schuld of onschuld van de beschuldigde, is het Hof bevoegd de volgende stappen te ondernemen.
- a.
Wanneer openbaarmaking van de informatie of het document wordt verzocht krachtens een verzoek om samenwerking overeenkomstig Deel 9 of de in het tweede lid vermelde omstandigheden, en de Staat een beroep heeft gedaan op de grond tot weigering als bedoeld in artikel 93, vierde lid:
- i.
is het Hof bevoegd, alvorens tot de slotsom te komen als bedoeld in het zevende lid, onder a, onderdeel ii., te verzoeken om aanvullend overleg teneinde de opmerkingen van de Staat in overweging te nemen, waaronder hoorzittingen met gesloten deuren en bij afwezigheid van de andere partij;
- ii.
indien het Hof tot de slotsom komt dat de aangezochte Staat, door zich te beroepen op de grond tot weigering ingevolge artikel 93, vierde lid, in de omstandigheden van het geval, niet handelt overeenkomstig zijn verplichtingen ingevolge dit Statuut, is het Hof bevoegd de zaak te verwijzen overeenkomstig artikel 87, zevende lid, onder opgave van de redenen voor zijn besluit;
- iii.
is het Hof bevoegd tijdens de terechtzitting van de beschuldigde ten aanzien van het al dan niet bestaan van een feit de onder de omstandigheden passende conclusie te trekken.
- b.
In alle andere omstandigheden is het Hof bevoegd:
- i.
bevel te geven tot openbaarmaking; of
- ii.
voorzover het Hof de openbaarmaking niet gelast, tijdens de terechtzitting van de beschuldigde ten aanzien van het al dan niet bestaan van een feit de onder de omstandigheden passende conclusie te trekken.