HR, 03-07-2012, nr. 11/02634
ECLI:NL:HR:2012:BW9978, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
03-07-2012
- Zaaknummer
11/02634
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BW9978
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW9978, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑07‑2012
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ4426
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ4426
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ4426
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW9978
ECLI:NL:HR:2012:BW9978, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑07‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW9978
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ4426, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Verwijzing naar: ECLI:NL:GHSHE:2013:2618
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ4426, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ4426, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑09‑2011
- Wetingang
- Vindplaatsen
NJ 2012/558 met annotatie van P. Mevis
NbSr 2012/302 met annotatie van mr. drs. M.J.N. Vermeij
Conclusie 03‑07‑2012
Mr. Knigge
Partij(en)
Nr. 11/02634
Mr. Knigge
Zitting: 29 mei 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 13 mei 2011 - na vernietiging in cassatie van het arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 februari 2009 en terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan - verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
2.
Tegen deze uitspraak is door de Advocaat-Generaal bij het Hof cassatieberoep ingesteld.
3.
De Advocaat-Generaal bij het Hof, mr. H.H.J. Knol heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Namens verdachte heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, het beroep tegengesproken.
4.
De middelen keren zich tegen de vrijspraak van de verdachte van het hem tenlastegelegde en de door het Hof daaraan gegeven motivering.
5.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk een ambtenaar, te weten de hoofdagent van politie [verbalisant 1] gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd door daar toen opzettelijk beledigend zichtbaar voor voornoemde ambtenaar een bomberjack/jas te tonen/dragen met daarop de tekst "ACAB" (= All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
althans
hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk het openbaar gezag of een openbaar lichaam of een openbare instelling, te weten de Nederlandse politie(organisatie), althans het regionale politiekorps Zeeland, althans het regiokorps Zeeland team Goes noord, in het openbaar bij afbeelding heeft beledigd door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, duidelijk zichtbaar voor een ieder, een bomberjack/jas te tonen/dragen met daarop de tekst "ACAB" (All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
subsidiair, indien een van de primair tenlastegelegde varianten niet tot een veroordeling met straf (bijkomende straf daaronder begrepen) en/of maatregeloplegging mocht leiden:
dat hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk: door tenlastelegging van een bepaald feit - te weten: dat iemand, die als gezagsdrager, althans met gezag bekleed en in dienst is van de Nederlandse politie een 'bastaard' is - en derhalve, hetzij een onwettig kind is, hetzij een niet raszuiver persoon, hetzij een persoon van mindere kwaliteit - en met de bedoeling daaraan ruchtbaarheid te geven, de goede naam en eer van [verbalisant 1], hoofdagent van politie Zeeland, team Goes noord, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft aangerand door openlijke tentoonstelling van een geschrift en/of afbeelding, te weten door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, althans een openbare weg aldaar, duidelijk en voor een ieder zichtbaar, een bomberjack/jas te dragen, welke was voorzien van de afkorting "ACAB" (All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke aard en/of strekking;
althans
dat hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk: door tenlastelegging van een bepaald feit - te weten: dat een ieder, die als gezagsdrager, althans met gezag bekleed en in dienst is van de Nederlandse politie(organisatie), althans het regionale politiekorps Zeeland, althans het regiokorps Zeeland team Goes noord, een 'bastaard' is - en derhalve, hetzij een onwettig kind is, hetzij een niet raszuiver persoon, hetzij een persoon van mindere kwaliteit - en met de bedoeling daaraan ruchtbaarheid te geven, de goede naam en eer van de Nederlandse politie, althans een ieder die als gezagsdrager, althans met gezag bekleed, bij de Nederlandse politie in dienst is, heeft aangerand door openlijke tentoonstelling van een geschrift en/of afbeelding, te weten door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, althans een openbare weg aldaar, een bomberjack/jas te dragen met daarop duidelijk en voor een ieder duidelijk zichtbaar de afkorting "ACAB" (All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke aard en/of strekking."
6.
Het Hof heeft ten aanzien van de vrijspraak het volgende overwogen:
"Gesteld voor de vraag of het dragen van een kledingstuk waarop de lettercombinatie "ACAB" zichtbaar is, ten tijde van het tenlastegelegde had te gelden als een belediging in de zin van art. 266 van het Wetboek van Strafrecht stelt het hof voorop dat die lettercombinatie als zodanig geen beledigend karakter heeft. Die lettercombinatie vormde destijds immers geen bestaand woord, hetgeen heden ten dage niet anders is.
Dat zou evenwel anders kunnen zijn, indien die lettercombinatie zou hebben te gelden als een afkorting, meer in het bijzonder als een afkorting van woorden die wèl het karakter hebben om de "beledigde" in zijn goede naam of eer aan te randen.
Naar 's hofs oordeel is in de onderhavige strafzaak niet aannemelijk geworden dat het ten tijde van het tenlastegelegde in Nederland als een feit van algemene bekendheid had te gelden dat de lettercombinatie "ACAB" de afkorting vormt van de woorden "All Cops Are Bastards". De omstandigheid dat volgens verbalisant [verbalisant 1] de betekenis van die lettercombinatie bij het publiek algemeen bekend zou zijn is daartoe niet voldoende. De omstandigheid dat zowel de verdachte als [verbalisant 1] hebben verklaard met de betekenis van de lettercombinatie ACAB bekend te zijn kan wel een aanwijzing opleveren dat die lettercombinatie destijds meer in het algemeen als afkorting van de woorden "All Cops Are Bastards" moest worden begrepen, maar doorslaggevend is die omstandigheid al evenmin.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken."
7.
Het eerste middel
- 7.1.
Het middel klaagt dat het Hof in de motivering van de gegeven vrijspraak heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip "feit van algemene bekendheid", althans de vrijspraak heeft doen steunen op gronden die deze niet (zonder meer) kunnen dragen.
- 7.2.
Blijkens de toelichting berust het middel op de opvatting dat nu zowel politieambtenaar [verbalisant 1] als de verdachte de betekenis van de afkorting ACAB kenden, daarmee de "rechtstreeks bij het geding betrokkenen" als bedoeld in het - in deze zaak gegeven - arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2011, LJN BP0291, NJ 2011/116 de betekenis van de afkorting kenden en dat derhalve sprake was van een feit van algemene bekendheid.
- 7.3.
De Hoge Raad heeft in genoemd arrest het volgende overwogen:
"Van algemene bekendheid zijn die gegevens die ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen geacht moet worden te kennen of die hij zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan achterhalen."
- 7.4.
Erkend kan worden dat de door de Hoge Raad gebezigde formulering voedsel geeft aan de in het middel ontvouwde gedachte. Of de steller van het middel de Hoge Raad goed begrepen heeft, is daarmee nog niet gezegd. Maar ik meen dat dit een vraag betreft die hier kan blijven rusten. En wel om de volgende reden.
- 7.5.
Met Mevis in zijn noot onder het arrest van het Hof (NJ 2011/299) meen ik dat het Hof zich door het eerdere arrest van de Hoge Raad in deze zaak op het verkeerde been heeft laten zetten. De Hoge Raad casseerde in dat arrest op grond van een bewijsrechtelijke kwestie. Het beroep dat het Hof had gedaan op een feit van algemene bekendheid, kon niet door de beugel, zodat een schakel in de bewijsredenering niet deugde. Dat wil niet zeggen dat niet op grond van een andere bewijsredenering, waarin geen (of een beter onderbouwd) beroep wordt gedaan op feiten van algemene bekendheid, tot een bewezenverklaring zou kunnen worden gekomen. Het Hof heeft dat miskend. Het lijkt een procesrechtelijk punt tot een eis van materieel recht te hebben verheven. Geen van de hier aan de orde zijnde delictsomschrijvingen kent als bestanddeel dat de betekenis van de gebezigde uitdrukking, wil die uitdrukking beledigend wezen, van algemene bekendheid moet zijn. Ook uitdrukkingen waarvan de betekenis niet algemeen bekend is, kunnen beledigend zijn (vgl. hierna, punt 8.6). Omgekeerd geldt dat als de betekenis van de uitdrukking wel algemeen bekend is, daarmee het beledigend karakter nog niet is gegeven. Dit vooral omdat de betekenis in het concrete geval mede bepaald wordt door de context. Wat de gangbare, algemeen bekende betekenis van de gedane uitlating is, is dus niet beslissend voor de vraag welke betekenis die uitlating in concreto heeft.
- 7.6.
Het middel keert zich niet tegen de onjuiste uitleg die het Hof aan het arrest van de Hoge Raad heeft gegeven, maar borduurt daar juist op voort. Het berust anders gezegd zelf op een onjuiste rechtsopvatting. Om die reden moet het falen. Voor de beoordeling van de onderhavige zaak is volstrekt irrelevant of het (geponeerde) gegeven dat alle betrokkenen de betekenis van onderhavige lettercombinatie kenden, impliceert dat dit gegeven als een feit van algemene bekendheid moet worden aangemerkt.
- 7.7.
Het middel faalt.
8.
Het tweede middel
- 8.1.
Het middel klaagt dat het Hof ongemotiveerd is afgeweken van een door de Advocaat-Generaal bij het Hof ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, althans blijk heeft gegeven van een verkeerde rechtsopvatting omtrent het begrip "belediging" in de artikelen 266 en 267 Sr.
- 8.2.
Ik stel voorop dat de tenlastelegging vier varianten van belediging bevat. Zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde valt weer uiteen in een primaire en een subsidiaire variant. Het middel beperkt zich tot belediging in de zin van de artikelen 266 en 267 Sr. Ik begrijp dit, nu art. 261 Sr niet wordt genoemd, aldus dat de klacht alleen betrekking heeft op de eenvoudige belediging van art. 266 Sr, die volgens de subsidiaire variant van de primaire tenlastelegging is aangedaan aan het openbaar gezag (art. 267 Sr). Over een onjuiste uitleg van het subsidiair tenlastegelegde (smaadschrift) klaagt het middel dus niet, ook niet voor zover het daarbij gaat om smaadschrift aangedaan aan het openbaar gezag. Dat zal geen vergissing zijn. Geen van de beide varianten van het subsidiair tenlastegelegde zal tot een veroordeling kunnen leiden, aangezien van de door art. 261 Sr vereiste "tenlastelegging van een bepaald feit" in de verste verte geen sprake is.1. Dat neemt natuurlijk niet weg dat, als het middel slaagt, ook de vrijspraken van het subsidiair tenlastegelegde vernietigd zullen moeten worden.
- 8.3.
Iets dergelijks geldt ook met betrekking tot de beide varianten van het primair tenlastegelegde. Het middel maakt geen onderscheid tussen deze varianten. De vraag is of dat terecht is. Maar als het middel slaagt voor zover dat betrekking heeft op de primaire variant van de primaire tenlastelegging, zal ook de vrijspraak van de subsidiaire variant vernietigd moeten worden. Ik concentreer mij daarom eerst op de primaire variant. Het gaat daarbij om eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en wel "in diens tegenwoordigheid door een feitelijkheid".
- 8.4.
Door de Advocaat-Generaal is in hoger beroep aangevoerd dat de vraag of sprake is van belediging in de zin van art. 266 Sr, los staat van de vraag of sprake is van een feit van algemene bekendheid. Nu zowel de betrokken politieambtenaar als de verdachte bekend waren met de betekenis van de afkorting ACAB, te weten "All Cops Are Bastards", kon de tenlastegelegde belediging bewezenverklaard worden, aldus de Advocaat-Generaal.
- 8.5.
Voor zover het middel erover klaagt dat het Hof aan dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt voorbij is gegaan, zal het niet kunnen slagen. De motivering van de gegeven vrijspraken maakt immers duidelijk waarom het Hof van het standpunt van de Advocaat-Generaal is afgeweken. Volgens het Hof was wél noodzakelijk dat van algemene bekendheid was dat de lettercombinatie ACAB "All Cops Are Bastards" betekende. Het middel klaagt er echter ook over dat deze motivering getuigt van een onjuiste rechtsopvatting dan wel onbegrijpelijk is. Zo klaagt het tweede middel, anders dan het eerste, wel, zij het via de omweg van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt, over de verkeerde rechtsopvatting die aan de vrijspraken ten grondslag ligt (zie punt 7.5). In de toelichting op het middel wordt die rechtsopvatting met zoveel woorden aan de kaak gesteld: "De omstandigheid dat niet van algemene bekendheid is dat de afkorting ACAB 'All Cops Are Bastards' betekent doet niet ter zake (...) en is voor een bewezenverklaring van belediging evenmin een vereiste".
- 8.6.
Dat voor eenvoudige belediging die iemand in zijn tegenwoordigheid wordt aangedaan, voldoende is dat de spreker en de aangesprokene de betekenis van de uitlating kennen, is een stelling die ik in haar algemeenheid zou willen onderschrijven. Als de ene Rus de andere Rus op vakantie in Amsterdam in het Russisch voor rotte vis uitmaakt, is dat een belediging, ook als niemand in Nederland Russisch zou kunnen verstaan. Misschien is de betekenis van de woorden in een algemeen toegankelijk Russisch-Nederlands woordenboek te vinden (zodat die betekenis toch van algemene bekendheid kan worden geacht), maar van belang is dat niet. Ook als een toegankelijk woordenboek ontbreekt, is van belediging sprake. Men denke aan beledigingen in een straattaal die niet in naslagwerken is vastgelegd of aan beledigingen in een voor buitenstaanders niet te ontcijferen geheimtaal. Daardoor wordt de aangesprokene wel degelijk geraakt.
- 8.7.
Het voorgaande brengt mij tot de conclusie dat het middel slaagt. Daarbij wil ik het echter, mede met het oog op de verdere afdoening van de zaak, niet laten. Ik merk in de eerste plaats op dat de in feitelijke aanleg door de Advocaat-Generaal verdedigde en ook in de toelichting op het middel uitgedragen opvatting dat het feit dat de politie de verdachte had gewaarschuwd, meebrengt dat de verdachte wist wat de lettercombinatie op zijn jack betekende, mij niet zonder meer juist voorkomt. Uit die waarschuwing kan alleen maar worden afgeleid dat de verdachte wist welke betekenis de desbetreffende politiemensen aan de lettercombinatie toekenden. Het is tenslotte niet de politie die uitmaakt wat de letters op andermans bomberjack betekenen. Als de verdachte door een barkeeper was verteld dat de lettercombinatie stond voor "Acht Cola, Acht Bier", kan ook niet gezegd worden dat hij wist wat die combinatie betekende.2. Het komt mij voor dat - als, zoals hier het uitgangspunt van denken is, de lettercombinatie geen gangbare, algemeen bekende betekenis heeft - niet bepalend is wat de politieman of de barkeeper in de lettercombinatie zien (het gaat niet om een rorschachtest), maar veeleer welke betekenis de verdachte zelf aan de lettercombinatie toekent. Dat kan een lastige bewijskwestie opleveren. Bij dat bewijs kan acht geslagen worden op tal van factoren, waaronder de betekenis die aan de lettercombinatie wordt toegekend in de kringen waarin de verdachte verkeert. Het bewijsprobleem vermindert naar de mate waarin de betekenis van de lettercombinatie (in bepaalde, relevante kringen) als gangbaar of normaal kan worden aangemerkt. Dan immers wordt het minder aannemelijk dat de verdachte met de lettercombinatie iets anders bedoelde. In zoverre blijft dus de algemene bekendheid van de afkorting van belang.
- 8.8.
Ik wil in de tweede plaats opmerken dat de primaire variant van het primair tenlastegelegde ook andere (bewijs)vragen oproept, die ook beantwoord zouden moeten worden als op het bomberjack voor alle duidelijkheid voluit geschreven stond: "All Cops Are Bastards". Bewezen moet namelijk ook worden dat sprake is van belediging "door een feitelijkheid" gedaan "in de tegenwoordigheid" van de desbetreffende hoofdagent. Bij belediging door feitelijkheden kan worden gedacht aan gebaren (bijvoorbeeld middelvinger opsteken, Hitler-groet) en andere gedragingen (zoals spugen).3. De vraag is of het dragen van een jas met daarop een bepaalde tekst eveneens een "feitelijkheid" in de zin van art. 266 Sr oplevert. Als iemand in het bijzijn van de politie demonstratief op de tekst op zijn bomberjack wijst, is dat een gebaar dat zonder veel twijfel als een feitelijkheid kan worden aangemerkt. Maar met het enkele dragen van de jas is dat mogelijk anders. De verdachte droeg zijn bomberjack neem ik aan ook al voordat de hoofdagent hem in het vizier kreeg. Werd dat dragen opeens een feitelijkheid doordat de agent zijn blik op de verdachte richtte? Moet het bij de feitelijkheden waarvan art. 266 Sr spreekt niet gaan om gebaren en gedragingen die betrekking hebben op de "iemand" in wiens tegenwoordigheid zij worden gemaakt en verricht?
- 8.9.
Die vragen hangen ten nauwste samen met de vraag wat onder belediging "in zijn tegenwoordigheid" moet worden verstaan. Daarbij moet volgens de literatuur gedacht worden aan beledigingen die rechtstreeks zijn aangedaan, dat wil zeggen rechtstreeks gericht zijn tegen de beledigde, hem persoonlijk zijn toegevoegd.4. In HR 8 mei 2001, LJN AB1571 was de verdachte veroordeeld onder meer omdat hij een "fuck off"-teken in de richting van twee agenten zou hebben gemaakt. De Hoge Raad casseerde omdat uit de bewijsmiddelen niet kon volgen dat de verdachte het bedoelde teken "in de richting van beide verbalisanten, of in elk geval voor beiden waarneembaar, heeft gemaakt". Daarin kan gelezen worden dat het desbetreffende gebaar al in iemands tegenwoordigheid is gedaan als die iemand dat gebaar heeft waargenomen. Ik denk echter niet dat dit de bedoeling is. Als A ziet (zodat voor hem waarneembaar is) dat B zijn middelvinger opsteekt tegen C, wordt A niet beledigd. Dat komt doordat dat gebaar geen betrekking heeft op A. Voor het onderhavige geval betekent dit dat moeilijk gezegd kan worden dat het dragen van het bomberjack een gebaar oplevert dat rechtstreeks gericht was tegen de hoofdagent in kwestie of op hem betrekking had. De verdachte had misschien geeneens door dat de hoofdagent hem zag.
- 8.10.
Dit probleem speelt niet bij de subsidiaire variant van het primair tenlastegelegde. Daarin gaat het niet om de belediging van een bepaalde agent, maar om belediging van (kort gezegd) het openbaar gezag. Daarbij is tenlastegelegd dat die belediging "in het openbaar" en "bij afbeelding" is gedaan. Dat brengt mij op de opmerking die ik in de derde plaats zou willen maken. Het dragen van het jack geschiedde blijkens de stukken op de openbare weg. Daarmee is openbaarheid in de zin van art. 266 Sr echter nog niet gegeven. Daarvoor is vereist dat de belediging gericht is tot het publiek. Een vertrouwelijke mededeling is daarom niet in het openbaar gedaan.5. Een mededeling die door niemand kan worden begrepen, bereikt, zou ik zeggen, het publiek evenmin. In de tenlastelegging wordt gesteld dat de lettercombinatie op het jack van de verdachte "duidelijk zichtbaar voor een ieder" was. De vraag is of de openbaarheid daarmee is gegeven. Is daarvoor niet ook vereist dat "ieder" begreep wat de afkorting betekende? Het is dus zeer de vraag of de stelling die in het middel wordt betrokken, namelijk dat voldoende is dat de verdachte en de hoofdagent de betekenis van de afkorting kenden, voor deze variant van de tenlastelegging opgaat. Ik wijs in dit verband op HR 30 oktober 2001, LJN AB3143, NJ 2002/129, waarin het eveneens ging om belediging "in het openbaar" van het openbaar gezag (het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadeel). De beledigingen waren vervat in een brief die naar alle gemeenteraadsleden was gezonden. De Hoge Raad casseerde omdat uit de bewijsmiddelen niet bleek dat de brief "er op was gericht dat deze ter kennis zou komen van anderen dan de geadresseerden en de burgemeester". Van een in het openbaar gedane belediging was daarom geen sprake.6. Het lijkt er daarbij op dat onvoldoende is dat de belediging ter kennis is gekomen van de beledigde (de burgemeester). Het openbaar gezag behoort zelf niet tot het publiek tot welke de belediging moet zijn gericht.
- 8.11.
Bovenstaande opmerkingen zijn als gezegd gemaakt met het oog op de berechting na verwijzing of terugwijzing. Zij staan er niet aan in de weg dat het middel slaagt.
9.
Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Het tweede middel slaagt.
10.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
11.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑07‑2012
Op deze alternatieve betekenis van de afkorting is gewezen door Mevis, onder meer in Mediaforum 2011, p. 29/30.
A.L.J. Janssens, Strafbare belediging, Amsterdam: Thela Thesis 1998, p. 236-243; NLR aant. 1 bij art. 266 Sr.
NLR, aant. 3 bij art. 266; Van Maurik in: Cleiren & Verpalen 2010, (T&C Sr), art. 266 Sr, aant. 8 en A.L.J. Janssens, Strafbare belediging, Amsterdam: Thela Thesis 1998, p. 234 e.v.
NLR, aant. 3 bij art. 266; Van Maurik in: Cleiren & Verpalen 2010, (T&C Sr), art. 266 Sr, aant. 8 en A.L.J. Janssens, Strafbare belediging, Amsterdam: Thela Thesis 1998, p. 230 e.v.
Vgl. HR 5 april 2005, LJN AS8465, NJ 2005/287.
Uitspraak 03‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Vervolg op HR LJN BP0291. OM-cassatie. Art. 266 en 267 Sr. Beledigen agent door dragen van jack met daarop de opdruk "A.C.A.B."? HR herhaalt relevante overweging uit HR LJN BK3366. Het Hof heeft een te beperkte uitleg gegeven aan artt. 266 jo. 267 Sr. Bij de beoordeling van de vraag of de uitlating “ACAB” beledigend is in de zin van die bepalingen is niet doorslaggevend de enkele omstandigheid of een feit van algemene bekendheid is dat de onderhavige lettercombinatie de afkorting is van de woorden “All Cops Are Bastards”. Door de verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken heeft het Hof hem vrijgesproken van iets anders dan was tenlastegelegd. Het middel klaagt terecht dat het Hof aldus de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
Partij(en)
3 juli 2012
Strafkamer
nr. S 11/02634
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 mei 2011, nummer 22/000363-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
2.2.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk een ambtenaar, te weten de hoofdagent van politie [verbalisant 1] gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd door daar toen opzettelijk beledigend zichtbaar voor voornoemde ambtenaar een bomberjack/jas te tonen/dragen met daarop de tekst "ACAB" (= All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
althans
hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk het openbaar gezag of een openbaar lichaam of een openbare instelling, te weten de Nederlandse politie (organisatie), althans het regionale politiekorps Zeeland, althans het regiokorps Zeeland team Goes noord, in het openbaar bij afbeelding heeft beledigd door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, duidelijk zichtbaar voor een ieder, een bomberjack/jas te tonen/dragen met daarop de tekst "ACAB" (All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
subsidiair, indien een van de primair tenlastegelegde varianten niet tot een veroordeling met straf (bijkomende straf daaronder begrepen) en/of maatregeloplegging mocht leiden:
dat hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk: door tenlastelegging van een bepaald feit - te weten: dat iemand, die als gezagsdrager, althans met gezag bekleed en in dienst is van de Nederlandse politie een 'bastaard' is - en derhalve, hetzij een onwettig kind is, hetzij een niet raszuiver persoon, hetzij een persoon van mindere kwaliteit - en met de bedoeling daaraan ruchtbaarheid te geven, de goede naam en eer van [verbalisant 1], hoofdagent van politie Zeeland, team Goes noord, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft aangerand door openlijke tentoonstelling van een geschrift en/of afbeelding, te weten door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, althans een openbare weg aldaar, duidelijk en voor een ieder zichtbaar, een bomberjack/jas te dragen, welke was voorzien van de afkorting "ACAB" (All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke aard en/of strekking;
althans
dat hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk: door tenlastelegging van een bepaald feit - te weten: dat een ieder, die als gezagsdrager, althans met gezag bekleed en in dienst is van de Nederlandse politie (organisatie), althans het regionale politiekorps Zeeland, althans het regiokorps Zeeland team Goes noord, een 'bastaard' is - en derhalve, hetzij een onwettig kind is, hetzij een niet raszuiver persoon, hetzij een persoon van mindere kwaliteit - en met de bedoeling daaraan ruchtbaarheid te geven, de goede naam en eer van de Nederlandse politie, althans een ieder die als gezagsdrager, althans met gezag bekleed, bij de Nederlandse politie in dienst is, heeft aangerand door openlijke tentoonstelling van een geschrift en/of afbeelding, te weten door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, althans een openbare weg aldaar, een bomberjack/jas te dragen met daarop duidelijk en voor een ieder duidelijk zichtbaar de afkorting "ACAB" (All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke aard en/of strekking."
2.3.
Het Hof heeft de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken en daartoe het volgende overwogen:
"Gesteld voor de vraag of het dragen van een kledingstuk waarop de lettercombinatie "ACAB" zichtbaar is, ten tijde van het tenlastegelegde had te gelden als een belediging in de zin van art. 266 van het Wetboek van Strafrecht stelt het hof voorop dat die lettercombinatie als zodanig geen beledigend karakter heeft. Die lettercombinatie vormde destijds immers geen bestaand woord, hetgeen heden ten dage niet anders is.
Dat zou evenwel anders kunnen zijn, indien die lettercombinatie zou hebben te gelden als een afkorting, meer in het bijzonder als een afkorting van woorden die wel het karakter hebben om de "beledigde" in zijn goede naam of eer aan te randen.
Naar 's hofs oordeel is in de onderhavige strafzaak niet aannemelijk geworden dat het ten tijde van het tenlastegelegde in Nederland als een feit van algemene bekendheid had te gelden dat de lettercombinatie "ACAB" de afkorting vormt van de woorden "All Cops Are Bastards". De omstandigheid dat volgens verbalisant [verbalisant 1] de betekenis van die lettercombinatie bij het publiek algemeen bekend zou zijn is daartoe niet voldoende. De omstandigheid dat zowel de verdachte als [verbalisant 1] hebben verklaard met de betekenis van de lettercombinatie "ACAB" bekend te zijn kan wel een aanwijzing opleveren dat die lettercombinatie destijds meer in het algemeen als afkorting van de woorden "All Cops Are Bastards" moest worden begrepen, maar doorslaggevend is die omstandigheid al evenmin.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken."
2.4.
- -
Art. 266 Sr:
"1.
Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
2.
Niet als eenvoudige belediging strafbaar zijn gedragingen die ertoe strekken een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen, en die er niet op zijn gericht ook in ander opzicht of zwaarder te grieven dan uit die strekking voortvloeit."
- -
Art. 267 Sr:
"De in de voorgaande artikelen van deze titel bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de belediging wordt aangedaan aan:
- 1.
het openbaar gezag, een openbaar lichaam of een openbare instelling;
- 2.
een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
- 3.
het hoofd of een lid van de regering van een bevriende staat."
2.5.
Een uitlating die jegens iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is gedaan, moet als beledigend worden beschouwd in de zin van art. 266 in verbinding met art. 267 Sr, indien zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel of daarvan sprake is, zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vlg. HR 22 december 2009, LJN BK3336, NJ 2010/672, rov. 2.5).
2.6.
Het Hof heeft vooropgesteld dat de lettercombinatie "ACAB" als zodanig geen beledigend karakter heeft, maar dat dit evenwel anders zou kunnen zijn, indien die lettercombinatie een afkorting is van woorden die wel het karakter hebben om de betrokkene in zijn goede naam of eer aan te randen. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat in de onderhavige strafzaak niet aannemelijk is geworden dat het ten tijde van het tenlastegelegde in Nederland een feit van algemene bekendheid was dat de lettercombinatie "ACAB" de afkorting vormt van de woorden "All Cops Are Bastards". Op die enkele grond heeft het Hof ten slotte geoordeeld dat niet is bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
2.7.
Aldus oordelend heeft het Hof een te beperkte uitleg gegeven aan art. 266 in verbinding met art. 267 Sr. Bij de beoordeling van de vraag of de genoemde uitlating beledigend is in de zin van die bepalingen is niet doorslaggevend de enkele omstandigheid of het een feit van algemene bekendheid is dat de onderhavige lettercombinatie de afkorting is van bovengenoemde woorden. Door de verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken heeft het Hof hem dus vrijgesproken van iets anders dan was tenlastegelegd. Het middel klaagt terecht dat het Hof aldus de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 juli 2012.
Beroepschrift 16‑09‑2011
Aan de Hoge Raad der Nederlanden:
Het beroep in cassatie van rekwirant is gericht tegen het arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage van 13 mei 2011, waarbij het Hof — na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij diens arrest van 11 januari 2011 en met vernietiging van het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Middelburg van 6 juni 2008 in de strafzaak tegen
[rekwirant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres]
de verdachte heeft vrijgesproken van hetgeen aan hem primair en subsidiair is tenlastegelegd.
Rekwirant kan zich met deze uitspraak en de motivering niet verenigen en legt aan de Hoge Raad voor het volgende
Middel van cassatie(1)
Het Hof heeft het recht geschonden, dan wel op straffe van nietigheid in acht te nemen vormen verzuimd. Het Hof heeft immers in de motivering van de gegeven vrijspraak van de verdachte van het beledigen van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van diens bediening blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting nopens het begrip ‘feit van algemene bekendheid’, althans die vrijspraak doen steunen op gronden die deze vrijspraak niet (zonder meer) kunnen dragen.
Toelichting:
1.
Aan de verdachte is — na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in het hoger beroep voorafgaande aan voornoemd arrest van de Hoge Raad der Nederlanden — ten laste gelegd dat:
‘hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk een ambtenaar, te weten de hoofdagent van politie [verbalisant 1] gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd door daar toen opzettelijk beledigend zichtbaar voor voornoemde ambtenaar een bomberjack/jas te tonen/dragen met daarop de tekst ‘ACAB’ (= All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
althans
hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk het openbaar gezag of een openbaar lichaam of een openbare instelling, te weten de Nederlandse politie (organisatie) in het openbaar bij afbeelding heeft beledigd door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, duidelijk zichtbaar voor een ieder, een bomberjack/jas te tonen/dragen met daarop de tekst ‘ACAB’ (All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
subsidiair, indien een van de primair tenlastegelegde varianten niet tot een veroordeling met straf (bijkomende straf daaronder begrepen) en/of maatregeloplegging mocht leiden:
dat hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk: door tenlastelegging van een bepaald feit — te weten: dat iemand, die als gezagsdrager, althans met gezag bekleed en in dienst is van de Nederlandse politie een ‘bastaard’ is — en derhalve, hetzij een onwettig kind is, hetzij een niet raszuiver persoon, hetzij een persoon van mindere kwaliteit — en met de bedoeling daaraan ruchtbaarheid te geven, de goede naam en eer van [verbalisant 1], hoofdagent van politie Zeeland, team Goes noord gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft aangerand door openlijke tentoonstelling van een geschrift en/of afbeelding, te weten door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, althans een openbare weg aldaar, duidelijk en voor een ieder zichtbaar, een bomberjack/jas te dragen, welke was voorzien van de afkorting ‘ACAB’ (All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke aard en/of strekking;
althans
dat hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk: door tenlastelegging van een bepaald feit — te weten: dat een ieder, die als gezagsdrager, althans met gezag bekleed en in dienst is van de Nederlandse politie (organisatie) een ‘bastaard’ is — en derhalve, hetzij een onwettig kind is, hetzij een niet raszuiver persoon, hetzij een persoon van mindere kwaliteit — en met de bedoeling daaraan ruchtbaarheid te geven, de goede naam en eer van de Nederlandse politie, althans een ieder die als gezagsdrager, althans met gezag bekleed, bij de Nederlandse politie in dienst is, heeft aangerand door openlijke tentoonstelling van een geschrift en/of afbeelding, te weten door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, althans een openbare weg aldaar, een bomberjack/jas te dragen met daarop duidelijk en voor een ieder duidelijk zichtbaar de afkorting ‘ACAB’ (All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke aard en/of strekking.’
2.
Het Hof heeft de verdachte van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en daartoe het volgende overwogen:
Gesteld voor de vraag of het dragen van een kledingstuk waarop de lettercombinatie ‘ACAB’ zichtbaar is, ten tijde van het tenlastegelegde had te gelden als een belediging in de zin van art. 266 van het Wetboek van Strafrecht stelt het hof voorop dat die lettercombinatie als zodanig geen beledigend karakter heeft. Die lettercombinatie vormde destijds immers geen bestaand woord, hetgeen heden ten dage niet anders is.
Dat zou evenwel anders kunnen zijn, indien die lettercombinatie zou hebben te gelden als een afkorting, meer in het bijzonder als een afkorting van woorden die wèl het karakter hebben om de ‘beledigde’ in zijn goede naam of eer aan te randen.
Naar 's hofs oordeel is in de onderhavige strafzaak niet aannemelijk geworden dat het ten tijde van het tenlastegelegde in Nederland als een feit van algemene bekendheid had te gelden dat de lettercombinatie ‘ACAB’ de afkorting vormt van de woorden ‘All Cops Are Bastards’. De omstandigheid dat volgens verbalisant [verbalisant 1] de betekenis van die lettercombinatie bij het publiek algemeen bekend zou zijn is daartoe niet voldoende. De omstandigheid dat zowel de verdachte als [verbalisant 1] hebben verklaard met de betekenis van de lettercombinatie ACAB bekend te zijn kan wel een aanwijzing opleveren dat die lettercombinatie destijds meer in het algemeen als afkorting van de woorden ‘All Cops Are Bastards’ moest worden begrepen, maar doorslaggevend is die omstandigheid al evenmin.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
3.1
In het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2011, LJN:BP0291, NJ 2011/116, heeft de Hoge Raad overwogen dat van algemene bekendheid zijn die gegevens die ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen geacht moet worden te kennen (cursivering door rekwirant) of die hij zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan achterhalen.
3.2
Het Hof heeft in zijn aan de gegeven vrijspraak gewijde overwegingen vastgesteld dat zowel de verdachte als de betrokken politieambtenaar [verbalisant 1] hebben verklaard — rekwirant begrijpt: ten tijde van het tenlastegelegde feit — met de betekenis van de lettercombinatie ACAB bekend te zijn.
3.3
Aangezien politieambtenaar [verbalisant 1], zowel als de verdachte te dezen kunnen worden aangemerkt als ‘rechtstreeks bij het geding betrokkenen’ en zij beiden de betekenis kenden van de afkorting ‘ACAB’, geeft 's Hofs oordeel dat niet aannemelijk is dat ten tijde van het tenlastegelegde in Nederland als een feit van algemene bekendheid had te gelden dat de lettercombinatie ‘ACAB’ de afkorting vormt van de woorden ‘All Cops Are Bastards’ blijk van een verkeerde rechtsopvatting nopens het begrip ‘feit van algemene bekendheid’, althans is 's Hofs oordeel hieromtrent niet zonder meer begrijpelijk.
Middel van cassatie (II)
Het Hof heeft het recht geschonden, althans op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen niet nageleefd. Immers, het Hof heeft geen beslissing gegeven op het door de advocaat-generaal uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat, ook los van de vraag of van algemene bekendheid is dat de afkorting ‘ACAB’ staat voor ‘All Cops Are Bastards’, belediging van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening bewezenverklaard kan worden, reeds omdat, zoals door het Hof zelf ook is vastgesteld, zowel de betrokken politieambtenaar als de verdachte met de vorenbedoelde betekenis van de afkorting ‘ACAB’ bekend waren. Aldus heeft het Hof de bepaling van artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet nageleefd. Indien het Hof dit onderbouwde standpunt wel in zijn overwegingen mocht hebben betrokken, dan geeft zijn oordeel blijk van een verkeerde rechtsopvatting nopens het begrip ‘belediging’ in de artikelen 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht. In ieder geval is 's Hofs oordeel niet zonder meer begrijpelijk.
Toelichting:
1.
Door de Advocaat-generaal is blijkens diens aan het Hof overgelegde requisitoiraantekening ter terechtzitting in hoger beroep, onder meer, het volgende betoogd:
‘Of er al dan niet sprake is van belediging in de zin van artikel 266 Sr staat los van de vraag of er sprake is van een feit van algemene bekendheid.
Als vaststaand kunnen we aannemen dat verdachte op 16 maart 2007 in de binnenstad van Goes heeft gelopen op de openbare weg en daar een zogenoemd bomberjack heeft gedragen met aan de voor- en achterzijde daarvan de opdruk ‘A.C.A.B’.
Eveneens staat vast en wordt niet bestreden dat [rekwirant] een week voorafgaand aan die 16e maart 2007, eveneens in de binnenstad van Goes heeft gelopen terwijl hij dat jack droeg en vervolgens door politieagenten is aangesproken. Hierbij is hem door de agenten verteld dat zij de tekst op zijn jas als beledigend ervaarden.
Verdachte was gewaarschuwd en desondanks gaat hij toch weer met dat zelfde jack aan opnieuw naar de binnenstad van Goes. Op z'n minst daarmee bewust, willens en wetens, de aanmerkelijke kans aanvaardend dat hij daarmee de politie zou beledigen.
Verbalisant [verbalisant 1] komt [rekwirant] die avond tegen en ziet hem met dat jack lopen en inderdaad, hij maakt proces-verbaal op terzake belediging en doet hiervan ook aangifte.
(…)
Verdachte wist wat de afkorting betekende, verbalisant [verbalisant 1] wist wat de afkorting betekende.
(…)
Een uitlating moet als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft de ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Daarvan is in het algemeen sprake indien de uitlating woorden bevat die op zich zelf genomen een beledigend karakter hebben. Alleen bijzondere omstandigheden waaronder die uitlating is gedaan, kunnen daaraan het beledigend karakter ontzeggen (HR 22 september 2009, NJ 2009, 466).
Van dergelijke omstandigheden is niet gebleken.
Strafbare belediging kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.’
2.
Hetgeen door de advocaat-generaal bij het Hof ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd omtrent het beledigend karakter van de in de tenlastelegging genoemde afkorting ACAB kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het Hof naar voren is gebracht. Het Hof is in zijn arrest van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken door de verdachte ter zake van het tenlastegelegde vrij te spreken op grond van de overweging dat niet van algemene bekendheid is dat de afkorting ACAB de betekenis heeft van ‘All Cops Are Bastards’. Het Hof heeft — in strijd met art. 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering — in zijn oordeel niet betrokken het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de advocaat-generaal dat de belediging bewezenverklaard kan worden, los van de vraag of het een feit van algemene bekendheid betreft, omdat zowel verdachte als de betrokken politieambtenaar van de beledigende betekenis van genoemde afkorting op de hoogte waren. Dit verzuim heeft ingevolge art. 359, achtste lid, Sv nietigheid tot gevolg.
3.
Indien de Hoge Raad mocht oordelen dat het Hof het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de advocaat-generaal wel in zijn beschouwingen mocht hebben betrokken, dan is rekwirant van mening dat 's Hofs oordeel blijk geeft van een verkeerde rechtsopvatting nopens het begrip ‘belediging’ als bedoeld in artikel 266 in verbinding met artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht. Immers, het Hof heeft vastgesteld dat zowel de verdachte als de betrokken politieambtenaar ten tijde van het tenlastegelegde doordrongen waren van de betekenis van de lettercombinatie ACAB. De omstandigheid dat verdachte, hoewel hij van de beledigende betekenis van de afkorting ACAB op de hoogte is, zich toch met een bomberjack, waarop de afkorting duidelijk zichtbaar is afgebeeld, publiekelijk vertoont, brengt met zich mee dat de politie — in casu de politieambtenaar [verbalisant 1] — zich door die afkorting beledigd voelt. De omstandigheid dat niet van algemene bekendheid is dat de afkorting ACAB ‘All Cops Are Bastards’ betekent doet niet ter zake is en is voor een bewezenverklaring van belediging evenmin een vereiste.
Indien een of meer van de cassatiemiddelen doel mocht treffen zal het arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage van 13 mei 2011 niet in stand kunnen blijven. Rekwirant verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden dan ook dit arrest te vernietigen en vervolgens te bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet behoort of had behoren te geschieden.
's‑Gravenhage, 16 september 2011
Mr H.H.J. Knol, advocaat-generaal bij het Gerechtshof te 's‑Gravenhage