Hof 's-Hertogenbosch, 24-06-2013, nr. 20-004165-12
ECLI:NL:GHSHE:2013:2618
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
24-06-2013
- Zaaknummer
20-004165-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2013:2618, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 24‑06‑2013; (Hoger beroep, Verwijzing na Hoge Raad, Op tegenspraak)
Na verwijzing door: ECLI:NL:HR:2012:BW9978
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3114, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
Uitspraak 24‑06‑2013
Inhoudsindicatie
“A.C.A.B.” (All Cops are Bastards) is in casu beledigend. De lettercombinatie op het jack hadden de strekking een ander aan te randen in zijn eer en goede naam.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004165-12
Uitspraak : 24 juni 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen, na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad, op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg van 6 juni 2008, parketnummer 12-709307-07 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats]op [geboortedag],
wonende te [woonplaats],[adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Verloop van de procedure
Verdachte is bij het hierboven genoemde vonnis van de rechtbank Middelburg, waarvan beroep, vrijgesproken van het ten laste gelegde feit (- kort gezegd - belediging van een ambtenaar van politie door middel van de tekst “A.C.A.B”).
Bij arrest van 20 februari 2009 (parketnummer 22-003061-08) heeft het gerechtshof
’s-Gravenhage na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,--, subsidiair 4 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen dit arrest is door de verdachte op 26 februari 2009 beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 11 januari 2011 (nr. S 09/00921) voormeld arrest vernietigd en de zaak naar het gerechtshof ’s-Gravenhage teruggewezen teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft na terugwijzing door de Hoge Raad bij arrest van
13 mei 2011 (parketnummer 22-000363-11) de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vervolgens heeft de advocaat-generaal bij het hof ’s-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld tegen voormeld arrest.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij zijn arrest van 3 juli 2012 (S 11/02634) de bestreden uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 juni 2013 is op vordering van de advocaat-generaal de tenlastelegging gewijzigd.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende bewezen zal verklaren hetgeen primair ten laste is gelegd, het bewezen verklaarde en de verdachte strafbaar zal verklaren, doch zal bepalen dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Namens verdachte is bepleit:
- -
primair dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard;
- -
subsidiair dat verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken en
- -
meer subsidiair dat toepassing zal worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat ter terechtzitting in hoger beroep d.d.
10 juni 2013 de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep bestaande uit toevoeging van de hierna opgenomen subsidiaire variant - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk een ambtenaar, te weten de hoofdagent van politie [verbalisant], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd door daar toen opzettelijk beledigend zichtbaar voor voornoemde ambtenaar een bomberjack/jas te tonen/dragen met daarop de opdruk/tekst "A.C.A.B." (= All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op die bomberjack/jas) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
althans,
hij op of omstreeks 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk het openbaar gezag of een openbaar lichaam of een openbare instelling, te weten de Nederlandse politie(organisatie), althans het regionale politiekorps Zeeland, althans het regiokorps Zeeland team Goes noord, in het openbaar bij afbeelding heeft beledigd door op de openbare weg, de Houtkade te Goes, duidelijk zichtbaar voor een ieder, een bomberjack/jas te tonen/dragen met daarop (in Gotisch schrift) de tekst “A.C.A.B.” (= All Cops Are Bastards), althans een opdruk/tekst (op dat bomberjack/die jas) van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het hof heeft bij het primair ten laste gelegde bij de weergegeven lettercombinatie “ACAB” na elke letter een punt ingelezen, nu dit blijkens de foto’s in het dossier in overeenstemming is met de tekst op het jack. Voor zover in de tenlastelegging overigens nog taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is door deze wijzigingen niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Zijdens verdachte is het verweer gevoerd dat vanwege een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering het openbaar ministerie niet-ontvankelijkheid dient te worden verklaard.
De raadsman heeft daartoe - in de kern - het volgende aangevoerd.
Verbalisant[verbalisant] kon er allerminst op vertrouwen dat hij in zijn recht stond met de aanhouding van cliënt, het verhoor van cliënt en de inbeslagneming van het jack en het doen ondertekenen van de afstandsverklaring door cliënt. Hoofdagent[verbalisant] heeft in een zaak waarbij hijzelf stelt slachtoffer te zijn, zelf (alle) processen-verbaal opgemaakt en (vrijheidsbenemende) dwangmiddelen toegepast zonder dat daarvoor evident voldoende aanleiding bestond.[verbalisant] heeft daarmee gehandeld in strijd met beginselen van een goede proces-orde. Het Openbaar ministerie heeft zich met deze gang van zaken verenigd door op basis van het dossier te vervolgen. Het openbaar ministerie heeft daarmee welbewust dan wel met grove veronachtzaming van de rechten van de verdachte afbreuk gedaan aan zijn recht op een eerlijk proces.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd niet kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van enig vormverzuim in de zin van artikel 359a van het wetboek van strafvordering en dat de raadsman ook niet heeft duidelijk gemaakt welk nadeel de verdachte heeft geleden door de gestelde vormverzuimen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier blijkt de volgende gang van zaken.
Op vrijdag 16 maart 2007 omstreeks 23.17 zag hoofdagent[verbalisant] verdachte op de openbare weg te Goes lopen met een bomberjack met daarop het naar oordeel van de hoofdagent beledigend opschrift “A.C.A.B”. Verdachte werd daarop door de hoofdagent op heterdaad aangehouden ter zake belediging van een ambtenaar in functie en ter voorgeleiding voor een hulpofficier van justitie overgebracht naar het politiebureau in Goes. Aankomsttijd op het politiebureau: 23:22 uur.
Omstreeks 23:32 uur is verdachte door hoofdagent [verbalisant] verhoord. Tijdens dat verhoor heeft verdachte afstand gedaan van het bomberjack. Om 23:59 uur werd verdachte voorgeleid voor de dienstdoende hulpofficier van justitie en daarna heengezonden. Als tijdstip van heenzending is vermeld 23:50 uur, hetgeen het hof een kennelijke verschrijving acht. Het hof gaat ervan uit dat na voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie de verdachte direct is heengezonden.
Beoordeling van het verweer
Bij de beoordeling van het verweer stelt het hof voorop dat niet-ontvankelijk verklaring van het OM in de vervolging komt als in artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking, namelijk alleen als het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Het hof overweegt dat het Wetboek van Strafvordering zich er niet tegen verzet dat een politieambtenaar, die van oordeel is dat tegen hem een strafbaar feit is gepleegd, ter zake van dat feit opsporingshandelingen verricht waaronder begrepen de toepassing van dwangmiddelen en het verhoren van de verdachte.
Aan de raadsman kan worden toegegeven dat het in het algemeen minder wenselijk is dat in een dergelijk geval na aanhouding en overbrenging van de verdachte naar een plaats van verhoor, dezelfde politieman het opsporingsonderzoek verricht. Maar deze minder wenselijke gang van zaken brengt op zichzelf niet mee dat het recht op een eerlijke behandeling van de zaak is geschonden. De raadsman heeft niet aangegeven waarin de door hem gestelde schending van dit recht in concreto heeft bestaan.
De stelling van de raadsman dat hoofdagent[verbalisant] niet op eigen gezag tot aanhouding op heterdaad had mogen overgaan nu hij zichzelf het subject achtte van de belediging en derhalve eerst aangifte had moeten doen opdat een officier van justitie kon bepalen of er ook sprake was van voldoende verdenking om in dat geval een bevel tot aanhouding te geven, vindt geen steun in het recht. De hoofdagent werd geconfronteerd met een voor politieagenten beledigende tekst op het jack van de verdachte en kon er redelijkerwijze van uitgaan dat op dat moment sprake was van belediging van een ambtenaar in functie, op heterdaad ontdekt. Het hof ziet ook niet in waarom het schriftelijk afstand laten doen van een onder verdachte in beslaggenomen bomberjack inbreuk maakt op het recht op een eerlijke behandeling van de zaak. Uit het proces-verbaal van verhoor blijkt dat verdachte desgevraagd heeft medegedeeld afstand te doen van het jack en niet is gesteld of gebleken dat deze afstand onder ongeoorloofde dwang tot stand is gekomen. Dat verdachte geen afstand zou hebben gedaan als hij niet was aangehouden, zoals door de raadsman gesteld, is voor de beoordeling niet relevant.
Ambtshalve overweegt het hof nog het volgende. Uit de hierboven weergegeven gang van zaken blijkt dat verdachte bij aankomst op het politiebureau eerst is gehoord door verbalisant[verbalisant], alvorens voor de hulpofficier van justitie te zijn geleid.
Uit het proces-verbaal blijkt niet waarom de verdachte eerst is verhoord en vervolgens pas is voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. In beginsel is aldus niet voldaan aan de ratio van de voorgeleidingsplicht als bedoeld in artikel 53, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet echter op de korte tijdspanne die er heeft gezeten tussen de aankomst op het bureau en de voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie en voorts nu gesteld noch gebleken is dat de verdachte van deze gang van zaken enig nadeel heeft ondervonden, beoordeelt het hof deze gang van zaken niet als een vormverzuim waaraan een in artikel 359a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering genoemd rechtsgevolg moet worden verbonden
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk een ambtenaar, te weten de hoofdagent van politie [verbalisant], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd door daar toen opzettelijk beledigend zichtbaar voor voornoemde ambtenaar een bomberjack te dragen met daarop de opdruk/tekst "A.C.A.B.".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal van politieregio Zeeland, team Goes Noord, dossiernummer PL195C/07-902052, pag. 2-3, d.d. 26 maart 2007, dat – zakelijk weergegeven - inhoudt als eigen waarneming of ondervinding van verbalisant[verbalisant], hoofdagent van politie Zeeland, team Goes noord:
Op vrijdag 16 maart 2007, omstreeks 23.17 uur, zag ik,[verbalisant], een groepje van zeven jongeren uit de binnenstad van Goes komen lopen. Ik zag dat een van de jongeren een zwart bomberjack aan had met op de rugzijde het opschrift “A.C.A.B”. Dit opschrift heeft als betekenis “All Cops Are Bastards”. Ook op de voorzijde van het jack stond deze opdruk. Verdachte liep op de openbare weg, de Houtkade, te Goes, gelegen in het centrum van Goes. Deze persoon werd op heterdaad aangehouden ter zake belediging van een ambtenaar in functie.
Het voornoemde bomberjack met opdruk “A.C.A.B” werd door mij, verbalisant, in beslag genomen. Een foto van het voornoemde bomberjack is bij dit proces-verbaal gevoegd.
2.
Een proces-verbaal van aanhouding van politieregio Zeeland, team Goes centrum-west, mutatienummer PL195A/07-026535 d.d. 16 maart 2007, dat deel uitmaakt van het dossier genummerd 07-902052, pag. 7-8, dat – zakelijk weergegeven - inhoudt als eigen waarneming of ondervinding van verbalisant [verbalisant]:
Verdachte: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag].
De aanhouding werd verricht door[verbalisant], hoofdagent van politie Zeeland, team Goes Noord en vond plaats naar aanleiding van het volgende:
Verdachte liep op de openbare weg met een jack met daarop de beledigende tekst “A.C.A.B”, wat betekent “All Cops Are Bastards” .
3.
Aanvullend proces-verbaal van politieregio Zeeland, Bureau team Goes Noord, mutatienummer PL1950/07-026535 d.d. 1 november 2007, dat deel uitmaakt van het dossier genummerd 07-902052, dat inhoudt als eigen waarneming of ondervinding van verbalisant [verbalisant]:
Verdachte[verdachte] droeg een zogenaamd bomberjack met de opdruk “A.C.A.B”. Verdachte liep hiermee op de openbare weg in het centrum, zijnde het uitgaanscentrum van de gemeente Goes. Door de opdruk “All Cops Are Bastards” voelde ik mij beledigd alsmede in mijn goede eer aangetast in de uitoefening van mijn bediening als politieagent.
4.
Een proces-verbaal terechtzitting van de rechtbank Middelburg, sector strafrecht, politierechter, d.d. 6 juni 2008, welke inhoudt als verklaring van de verdachte:
Het weekend voordat ik werd aangehouden had ik al een waarschuwing gekregen van politieagenten omdat zij zich door de tekst op de achterkant van mijn jas beledigd voelden. Ik wist dat de afkorting “A.C.A.B” staat voor “All Cops Are Bastards”.
5.
Een proces-verbaal van verhoor van politieregio Zeeland, team Goes noord, mutatienummer PL195C/07-026535 op ambtsbelofte opgemaakt door hoofdagent[verbalisant] d.d. 16 maart 2007, dat deel uitmaakt van het dossier genummerd 07-902052, pag. 9, dat inhoudt als verklaring van de verdachte:
Ik droeg vanavond 16 maart 2007, omstreeks 23.15 uur, mijn zwart bomberjack met de opdruk “A.C.A.B”. Dit staat op de rugzijde en op de voorzijde. Ik begrijp dat dit beledigend kan zijn voor de politie. Ik was vorige week al gewaarschuwd door collega’s van u.
6.
Een - alleen in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen tot bewijs gebruikt – overzicht van foto’s van de jas die de verdachte op 16 maart 2007 droeg, pag. 10 van het dossier genummerd 07-902052, waarop het hof het volgende waarneemt:
De jas is voorzien van de letters “A.C.A.B.” (in zogenaamd Gotisch schrift), zowel op de voor- als de achterzijde van de jas, welke letters duidelijk zichtbaar zijn.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Namens verdachte zijn de navolgende verweren gevoerd.
A.1.
Allereerst heeft de verdediging gesteld dat de bewijsmiddelen na de lichtvaardige aanhouding van de verdachte onrechtmatig zijn verkregen en derhalve dienen te worden uitgesloten van het bewijs, hetgeen dient te leiden tot vrijspraak.
A.2.
Dit verweer wordt verworpen, onder verwijzing naar het hiervoor ter zake van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is overwogen. Daarnaast merkt het hof op dat de verdediging niet heeft gemotiveerd aan de hand van de in artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde criteria waarom het gestelde vormverzuim tot uitsluiting van het bewijs dient te leiden. Ook daarom gaat het verweer niet op.
B.1.
De verdediging heeft voorts vrijspraak bepleit op de volgende gronden.
De verdediging heeft aangevoerd dat de Engelse term “Cop” niet zonder meer betrekking heeft op Nederlandse politieagenten en voorts dat de Engelse term “Bastard” niet zonder meer beledigend is. Evenmin levert het dragen van een jack met opdruk niet zonder meer een feitelijkheid op. Bij belediging in tegenwoordigheid van een ander, zoals primair is ten laste gelegd, moet er een gedraging of een gebaar bijkomen waarmee de tekst een gerichtheid tot die ander krijgt. Dat de hoofdagent de verdachte met diens jack aan op enig moment in het vizier krijgt, is daarvoor onvoldoende.
B.2.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De vraag die moet worden beantwoord, is of de letters “A.C.A.B.” in de betekenis die er volgens verdachte aan moest worden gegeven, beledigend waren, met andere woorden de strekking hadden een ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Wat de gangbare, algemeen bekende betekenis van de gedane uitlating is, is dus niet beslissend voor de vraag welke betekenis die uitlating in concreto heeft. Volgens verdachte stonden deze letters voor “All Cops Are Bastards”.
Naar het oordeel van het hof heeft de lettercombinatie “A.C.A.B.” in de betekenis van “All Cops Are Bastards” naar haar aard de strekking om de politie, wereldwijd, dus daar vallen ook individuele Nederlandse politiefunctionarissen onder, in diskrediet te brengen. De genoemde woordcombinatie drukt minachting uit voor elke politiefunctionaris als zodanig. In het openbaar gebezigd, randt zij politiefunctionarissen aan in hun eer en goede naam en kan zij afbreuk doen aan hun gezag.
Verdachte wist dat politieambtenaren zich door deze uitdrukking beledigd konden voelen. Hij was immers, zo blijkt uit bewijsmiddel 5, de voorafgaande week gewaarschuwd door politieambtenaren voor het beledigende karakter. Desondanks is hij het jack met opschrift in het openbaar blijven dragen. Het opzet van de verdachte op het beledigende karakter is hiermee komen vast te staan. Daaraan doet niet af dat de verdachte naar zijn zeggen niet de bedoeling had om de politie te beledigen.
Voorts is naar het oordeel van het hof de belediging in de vorm van het dragen van de bomberjack met opschrift “A.C.A.B.” door de verdachte aan verbalisant[verbalisant] in diens tegenwoordigheid door een feitelijkheid aangedaan.
Immers de verdachte droeg deze jas op een uitgaansavond (vrijdagavond) in het centrum van Goes. De kans dat de verdachte daar en toen politieagenten zou tegenkomen die bezig waren met het uitoefenen van hun functie (zoals het surveilleren in het kader van de handhaving van de openbare orde in het uitgaanscentrum) was naar ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Dat is een feit van algemene bekendheid, waar de verdachte derhalve ook bekend mee moet zijn geweest.
Desondanks heeft de verdachte zich met de jas waarop voor een ieder zichtbaar de afkorting “A.C.A.B.” in het openbaar met een groep jongeren op vrijdagavond in het centrum van Goes begeven, wetende dat politieagenten zich door die afkorting beledigd kunnen voelen. Daarmee heeft de verdachte voornoemde aanmerkelijke kans welbewust aanvaard en is naar het oordeel van het hof de opzet van verdachte (in voorwaardelijke zin) op belediging van de agenten die hem zouden tegenkomen, in casu hoofdagent[verbalisant], gegeven.[verbalisant] zag de verdachte in de jas met voormeld opschrift, ging van dezelfde betekenis van dat opschrift uit als de verdachte, en voelde zich daardoor in zijn eer en goede naam aangetast.
Wat er ook zij van de door de raadsman gestelde vrijheid van keuze van te dragen kleding, deze vrijheid vindt in ieder geval haar beperking indien de strafwet daarmee wordt overtreden, in casu indien de op die kleding gedragen teksten beledigend van aard zijn.
Naar het oordeel van het hof is op grond van het vorenstaande komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging zoals bewezen verklaard.
De verweren worden mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De verdediging heeft zich achter deze vordering geschaard.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof acht de belediging van een politieambtenaar in functie een ernstig feit, hetgeen te beschouwen is als een ondermijning van diens openbaar gezag. Een politiefunctionaris behoort in het algemeen belang zijn taak ongestoord te kunnen uitoefenen. De verdachte heeft met zijn handelwijze blijk gegeven van gebrek aan respect voor het gezag.
Anderzijds heeft het hof in doorslaggevende mate rekening gehouden met:
- -
de omstandigheid dat bij de strafvervolging van de verdachte de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, in hoger beroep is geschonden, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na instellen van het hoger beroep door de verdachte op 26 februari 2009, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht, die deze overschrijding rechtvaardigen;
- -
het tijdsverloop van meer dan zes jaren sinds het begaan van het bewezen verklaarde, waardoor de inbreuk op de rechtsorde en daarmee de toegevoegde waarde van strafoplegging thans in belangrijke mate zijn afgenomen;
- -
de persoonlijke omstandigheden van de verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken;
- -
met de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële
Documentatie d.d. 15 april 2013, niet eerder en ook na dit feit niet meer is veroordeeld.
Deze omstandigheden brengen het hof tot toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft verzocht om teruggave van het in beslag genomen bomberjack. Op dit jack rust echter geen beslag meer doordat de verdachte er op rechtmatige wijze afstand van heeft gedaan. Het hof kan en zal daarom het verzoek van de raadsman niet inwilligen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 24 juni 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.