Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren 2014/C 249/01 voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden
2.4 Steun ter dekking van de sociale kosten van een herstructurering
Geldend
Geldend van 01-08-2014 tot 01-01-2026
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
31-07-2014, PbEU 2014, C 249 (uitgifte: 31-07-2014, regelingnummer: 2014/C 249/01)
- Inwerkingtreding
01-08-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-2014, PbEU 2014, C 249 (uitgifte: 31-07-2014, regelingnummer: 2014/C 249/01)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
30
Herstructurering brengt normaal gesproken inkrimping van of terugtrekking uit de getroffen activiteiten met zich mee. Dit soort besnoeiingen zijn vaak noodzakelijk met het oog op rationalisering en efficiëntie en staan los van capaciteitsinkrimpingen die als voorwaarde voor de goedkeuring van steun kunnen worden verlangd. Welke reden ook aan deze maatregelen ten grondslag ligt, zij zullen doorgaans tot een inkrimping van het aantal arbeidsplaatsen binnen de begunstigde onderneming leiden.
31
Het arbeidsrecht van de lidstaten bevat soms algemene socialezekerheidsregelingen waarbij is voorzien in bepaalde uitkeringen die rechtstreeks aan de ontslagen werknemers worden betaald. Dit soort regelingen gelden niet als staatssteun die onder artikel 107, lid 1, van het Verdrag valt.
32
Naast deze socialezekerheidsuitkeringen voor werknemers bestaan vaak algemene sociale steunregelingen, waarmee de overheid de kosten van de uitkeringen dekt die een onderneming aan ontslagen werknemers verstrekt en die verder gaan dan haar wettelijke of contractuele verplichtingen. Wanneer dergelijke regelingen, zonder enige sectorale beperking, algemeen beschikbaar zijn voor iedere werknemer die voldoet aan vooraf vastgestelde voorwaarden om automatisch in aanmerking te komen, worden zij voor ondernemingen in herstructurering niet als steun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag beschouwd. Indien deze regelingen daarentegen worden gebruikt om de herstructurering in specifieke bedrijfstakken te ondersteunen, kan er wel van steun sprake zijn wegens de selectieve wijze waarop zij worden toegepast (1).
33
Verplichtingen tot het aan ontslagen werknemers betalen van bepaalde uitkeringen die ingevolge het arbeidsrecht of collectieve overeenkomsten met vakbonden op de onderneming zelf rusten (zoals ontslagvergoedingen of maatregelen om de werknemers beter inzetbaar te maken), maken deel uit van de gewone bedrijfskosten die een onderneming uit eigen middelen dient te bekostigen. Derhalve dient elke bijdrage van de Staat in die kosten als steun te worden aangemerkt. Dit geldt ongeacht of de bedragen rechtstreeks aan de onderneming worden betaald of via een overheidsinstantie aan de werknemers worden uitgekeerd.
34
De Commissie maakt niet a priori bezwaar tegen dit soort steun wanneer deze aan ondernemingen in moeilijkheden wordt toegekend; de steun levert immers economische voordelen op die verder gaan dan de belangen van de betrokken onderneming, omdat deze structurele veranderingen mogelijk maakt en ernstige problemen helpt te verzachten.
35
Dit soort steun geeft niet alleen rechtstreekse financiële steun, maar wordt in het kader van een specifieke herstructureringsregeling doorgaans ook verstrekt ten behoeve van opleiding, advisering en praktische hulp bij het vinden van ander werk, als tegemoetkoming bij overplaatsing, en voor beroepsopleiding en als bijstand aan werknemers die een nieuw bedrijf willen beginnen. Aangezien dit soort maatregelen die de inzetbaarheid van ontslagen werknemers vergroten, de doelstelling dient van het verzachten van sociale tegenspoed, neemt de Commissie ten aanzien van dit soort steun steeds een positief standpunt in wanneer die aan ondernemingen in moeilijkheden wordt toegekend.
Voetnoten
In zijn arrest van 26 september 1996 in zaak C-241/94, Frankrijk/Commissie (‘Kimberly Clark Sopalin’), Jurispr.Dc 1996, blz. I-4551, bevestigde het Hof van Justitie dat de financiering op discretionaire grondslag door de Franse overheid — via het Fonds national de l'emploi — bepaalde ondernemingen in een gunstigere positie bracht dan andere, en derhalve kwalificeerde als steun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag. In dat arrest van het Hof werd de conclusie van de Commissie dat deze steun met de interne markt verenigbaar was, niet ter discussie gesteld.