Einde inhoudsopgave
Wet onderstandsregeling ingevolge artikel 2 van de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 22-12-1951. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 09-07-1950
- Bronpublicatie:
21-12-1951, Stb. 1952, 592 (uitgifte: 18-01-1952, kamerstukken: 1795 )
- Inwerkingtreding
22-12-1951, terugwerkend tot: 09-07-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-1951, Stb. 1952, 592 (uitgifte: 18-01-1952, kamerstukken: 1795 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij dienstbeëindiging als bedoeld in artikel 2, lid 2 van de Garantiewet worden, in afwachting van de beslissing van een commissie als bedoeld in artikel 8 van die wet, de volgende onderstanden toegekend:
- a.
aan overheidsdienaren in vaste dienst een onderstand, berekend als in de artikelen 3 en 4 is aangegeven;
- b.
aan overheidsdienaren in tijdelijke dienst sedert een aan 1 Maart 1942 voorafgaand tijdstip, een onderstand, berekend als in de artikelen 9 en 10 is aangegeven;
- c.
aan hen, die werkzaam waren op een kortverband, waaraan recht op vrije overtocht naar Nederland is verbonden, een onderstand, berekend als in de artikelen 9 en 10 is aangegeven, met dien verstande, dat deze onderstand vervalt, indien de betrokkene zich niet binnen een maand na dienstneerlegging tot de bevoegde commissie, als bedoeld in artikel 8 van de Garantiewet, heeft gewend.
2.
Indien aan de betrokken overheidsdienaren op grond van artikel 2 van de Garantiewet een andere uitkering wordt toegekend, treedt de laatstgenoemde uitkering, gerekend van de datum van dienstbeëindiging in de plaats van de onderstand, bedoeld in het vorige lid.