Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/285
285 Inleiding
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691916:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Bij ontkenning van het bestaan van een causaal verband beslist de rechter of het verweer een gemotiveerde ontkenning van het causaal verband betreft (vestiging van aansprakelijkheid; het feitelijk causaal verband) of een verweer gebaseerd op art. 6:98 BW (redelijke toerekening: in een zodanig verwijderd verband dat geen toerekening plaatsvindt, het ‘normatieve’ causaal verband). Een beslissing hieromtrent is cruciaal voor de stelplicht- en bewijslastverdeling. Zie Nuninga 2020. Het arrest HR 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5213, NJ 2006/606 met nt. J.B.M. Vranken (Wrongful life) is een voorbeeld van een dergelijke afweging.
HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5410, NJ 2009/257 (X/Axa).
Of die posten in redelijkheid zijn toe te rekenen is een andere vraag; zie hierover het vervolg van deze paragraaf. Wanneer het verweer luidt: ‘Zo’n hoog bedrag voor een nieuwe dakgoot?’ zal de rechter moeten bepalen of alleen de hoogte van het bedrag of ook de post an sich wordt betwist.
Een verweer dat causaal verband zou ontbreken tussen de normschending en de schade betreft in het kader van vestiging van aansprakelijkheid een grondslagverweer.1 Heeft eiser aan de toepassingsvoorwaarden (waaronder het causaal verband) voldaan om de vordering toegewezen te krijgen, dan geeft dit aanspraak op volledige vergoeding van de werkelijk geleden schade. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan en de omvang van de schade rusten op eiser.2 Gegeven een causaal verband dient de aansprakelijkgestelde partij aan te voeren dat de schade in een zodanig verwijderd verband tot de schadeoorzaak staat, dat het causale verband daardoor is verbroken (de redelijkheidstoets van art. 6:98 BW)).3 Het ligt op de weg van de aansprakelijkgestelde partij om te stellen dat toerekening naar redelijkheid (al of niet gedeeltelijk) ontbreekt.4 Het verweer van verweerder betreffende de toerekening is te kwalificeren als een bevrijdend verweer. Het toerekeningsverweer is niet gericht op de ontkenning van het bestaan van het causaal verband en dus geen betwisting van hetgeen door de benadeelde aan zijn vordering ten grondslag is gelegd, maar behelst een andere stelling die als rechtsgevolg kan hebben dat (een deel van) de vordering dient te worden afgewezen (een rechtsvernietigend bevrijdend verweer). Bestrijdt verweerder daarentegen bepaalde schadeposten of de hoogte van het bedrag per schadepost, dan voert verweerder in beginsel een grondslagverweer en zal eiser zowel de post als de hoogte van het bedrag moeten bewijzen.5