Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/56/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)
Artikel 3 Definities
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2008
- Bronpublicatie:
17-06-2008, PbEU 2008, L 164 (uitgifte: 25-06-2008, regelingnummer: 2008/56/EG)
- Inwerkingtreding
15-07-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-06-2008, PbEU 2008, L 164 (uitgifte: 25-06-2008, regelingnummer: 2008/56/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:
1.
‘Mariene wateren’:
- a)
wateren, de zeebodem en ondergrond daarvan zeewaarts van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, en reikend tot de uiterste grens van het gebied waarover een lidstaat jurisdictie heeft en/of uitoefent overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, met uitsluiting van de wateren die grenzen aan de in bijlage II bij het Verdrag genoemde landen en gebieden en de Franse overzeese departementen en collectiviteiten, en
- b)
kustwateren als gedefinieerd in Richtlijn 2000/60/EG, hun zeebodem en hun ondergrond, voor zover bijzondere aspecten van de milieutoestand van het mariene milieu nog niet zijn behandeld in deze richtlijn of andere communautaire wetgeving.
2.
‘Mariene regio’: zeeregio als bedoeld in artikel 4. Mariene regio's en hun subregio's worden aangewezen ter vergemakkelijking van de uitvoering van deze richtlijn en worden vastgesteld rekening houdend met hydrologische, oceanografische en biogeografische kenmerken.
3.
‘Mariene strategie’: de ten aanzien van de betrokken mariene regio of subregio te ontwikkelen en uit te voeren strategie als omschreven in artikel 5.
4.
‘Milieutoestand’: de algemene toestand van het milieu in mariene wateren, rekening houdend met de structuur en functie van en de processen in de samenstellende mariene ecosystemen in combinatie met de natuurlijke fysiografische, geografische, biologische, geologische en klimatologische factoren alsmede de fysische, akoestische en chemische omstandigheden, met inbegrip van die welke het gevolg zijn van menselijke activiteiten in of buiten het betrokken gebied.
5.
‘Goede milieutoestand’: de milieutoestand van de mariene wateren wanneer deze tot ecologisch verscheiden en dynamische oceanen en zeeën leiden die schoon, gezond en gelet op hun intrinsieke omstandigheden productief zijn, en wanneer het gebruik van het mariene milieu op een duurzaam niveau is, aldus het potentieel voor gebruik en activiteiten door de huidige en toekomstige generaties veilig stellend, dat wil zeggen:
- a)
door hun structuur, functies en processen kunnen de samenstellende mariene ecosystemen, in combinatie met de daarmee verbonden fysiografische, geografische, geologische en klimatologische factoren optimaal functioneren en hun veerkracht behouden tegenover door de mens teweeggebrachte milieuveranderingen. Mariene soorten en habitats worden beschermd, door de mens veroorzaakte achteruitgang van de biodiversiteit wordt voorkomen en de verschillende biologische componenten functioneren in evenwicht;
- b)
de hydromorfologische, fysische en chemische eigenschappen van de ecosystemen, met inbegrip van die welke het gevolg zijn van menselijke activiteiten in het betrokken gebied, ondersteunen de hierboven beschreven ecosystemen. De door de mens in het mariene milieu ingebrachte stoffen en energie, met inbegrip van lawaai, brengen geen verontreinigingseffect teweeg.
De goede milieutoestand wordt bepaald op het niveau van de mariene regio of subregio, overeenkomstig artikel 4, op basis van de kwalitatief beschrijvende elementen in bijlage I. Op basis van de ecosysteemgerichte benadering zal een aanpassingsgericht beheer worden toegepast met de bedoeling een goede milieutoestand te bereiken.
6.
‘Criteria’: kenmerkende technische karakteristieken die nauw verband houden met kwalitatief beschrijvende elementen.
7.
‘Milieudoel’: een verklaring van kwalitatieve of kwantitatieve aard omtrent de gewenste toestand van de verschillende onderdelen van en de belastende en beïnvloedende factoren op de mariene wateren, met betrekking tot elke mariene regio of subregio. De milieudoelen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 10.
8.
‘Verontreiniging’: het direct of indirect brengen in het mariene milieu, ten gevolge van menselijke activiteiten, van stoffen of energie, met inbegrip van door de mens veroorzaakt onderwatergeluid, waardoor nadelige effecten optreden of kunnen optreden zoals schade aan levende rijkdommen en mariene ecosystemen, met inbegrip van verlies van biodiversiteit, gevaren voor de menselijke gezondheid, hinder voor mariene activiteiten met inbegrip van visserij, toerisme en recreatie en ander rechtmatig gebruik van de zee, aantasting van de kwaliteit van het zeewater in verband met het gebruik ervan en vermindering van de recreatieve waarde, of, algemeen gesproken, de aantasting van het duurzame gebruik van mariene goederen en diensten.
9.
‘Regionale samenwerking’: samenwerking en coördinatie van activiteiten tussen lidstaten en, wanneer mogelijk, derde landen die een mariene regio of subregio delen, met het oog op het ontwikkelen en uitvoeren van mariene strategieën.
10.
‘Regionaal zeeverdrag’: elk van de internationale verdragen of internationale overeenkomsten en hun bestuursinstanties die zijn opgericht ter bescherming van het mariene milieu van mariene regio's in de zin van artikel 4, zoals het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied, het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan en het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu en de kustgebieden van de Middellandse Zee.