Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/56/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2008
- Bronpublicatie:
17-06-2008, PbEU 2008, L 164 (uitgifte: 25-06-2008, regelingnummer: 2008/56/EG)
- Inwerkingtreding
15-07-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-06-2008, PbEU 2008, L 164 (uitgifte: 25-06-2008, regelingnummer: 2008/56/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Tot de mariene wateren die onder de soevereiniteit en jurisdictie van lidstaten van de Europese Unie vallen, behoren de wateren in de Middellandse Zee, de Oostzee, de Zwarte Zee en het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van de wateren rond de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden.
- (2)
Het behoeft geen betoog dat de druk op natuurlijke mariene hulpbronnen en de vraag naar mariene milieudiensten dikwijls te groot is en dat de Gemeenschap haar invloed op mariene wateren moet verkleinen, ongeacht de plaats waar de effecten zich voordoen.
- (3)
Het mariene milieu is een kostbaar erfgoed dat moet worden beschermd, behouden en, waar mogelijk, hersteld, met als uiteindelijke doel handhaving van de biodiversiteit en schone, gezonde en productieve zeeën en oceanen met een rijke diversiteit en dynamiek. In dit verband zal deze richtlijn onder andere de integratie van milieuoverwegingen in alle relevante beleidsterreinen moeten bevorderen en de milieupijler vormen van het toekomstige maritieme beleid van de Europese Unie.
- (4)
Overeenkomstig Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (4) is een thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu uitgewerkt, met als algemeen doel de bevordering van duurzaam gebruik van de zee en de instandhouding van mariene ecosystemen.
- (5)
De ontwikkeling en uitvoering van de thematische strategie dienen gericht te zijn op de instandhouding van het mariene ecosysteem. Bij die aanpak moet rekening worden gehouden met beschermde gebieden en moeten alle menselijke activiteiten aan de orde komen die gevolgen hebben voor het mariene milieu.
- (6)
De vaststelling van beschermde mariene gebieden, met inbegrip van gebieden die reeds zijn aangewezen of nog moeten worden aangewezen op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (5) (de ‘Habitatrichtlijn’), Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (6) (de ‘Vogelrichtlijn’), en op grond van internationale of regionale overeenkomsten waarbij de Europese Gemeenschap of de betrokken lidstaat een partij zijn, levert een belangrijke bijdrage aan het bereiken van een goede milieutoestand zoals bedoeld in deze richtlijn.
- (7)
De vaststelling van dergelijke beschermde gebieden in het kader van deze richtlijn vormt een belangrijke stap om de afspraken na te komen die zijn gemaakt op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling en in het Verdrag inzake biologische diversiteit, goedgekeurd bij Besluit 93/626/EEG van de Raad (7) en zal bijdragen aan de oprichting van samenhangende en representatieve netwerken van dergelijke gebieden.
- (8)
Door een ecosysteemgerichte aanpak van het beheer van menselijke activiteiten te hanteren en tevens het duurzame gebruik van mariene goederen en diensten mogelijk te maken, dient prioriteit te worden gegeven aan het bereiken of behouden van een goede milieutoestand in het mariene milieu van de Gemeenschap, het voortzetten van de bescherming en instandhouding daarvan en het voorkomen van verdere verslechtering.
- (9)
Om die doelstellingen te bereiken, is een transparant en coherent wetgevingskader vereist. Dat kader dient bij te dragen tot de samenhang tussen de verschillende beleidsmaatregelen en ervoor te zorgen dat milieuoverwegingen geïntegreerd worden in andere beleidssectoren, zoals het gemeenschappelijk visserijbeleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en andere betrokken beleidsterreinen van de Gemeenschap. Het wetgevingskader dient een algemeen actiekader te bieden waarin de acties die worden ondernomen, gecoördineerd en samenhangend zijn en naar behoren worden geïntegreerd met de acties uit hoofde van andere Gemeenschapswetgeving en internationale overeenkomsten.
- (10)
De uiteenlopende omstandigheden, problemen en behoeften van de diverse mariene regio's of subregio's die het mariene milieu van de Gemeenschap vormen, vereisen verschillende en specifieke oplossingen. Met die verscheidenheid moet in alle stadia van de voorbereiding van mariene strategieën rekening worden gehouden, maar vooral tijdens de voorbereiding, planning en uitvoering van maatregelen om op de schaal van de mariene regio's en subregio's een goede milieutoestand van het mariene milieu in de Gemeenschap tot stand te brengen.
- (11)
Daarom dient elke lidstaat een mariene strategie te ontwikkelen voor zijn mariene wateren, die weliswaar specifiek op de eigen wateren is toegesneden maar wel het algemene perspectief weergeeft van de betrokken mariene regio of subregio. De mariene strategieën dienen uit te monden in de uitvoering van programma's van maatregelen om een goede milieutoestand te bereiken of te behouden. Van de lidstaten moet echter niet worden geëist dat zij specifieke maatregelen nemen wanneer er geen significant risico voor het mariene milieu bestaat of wanneer de kosten onevenredig hoog zouden zijn gezien de risico's voor het mariene milieu, mits het besluit om geen actie te ondernemen naar behoren is gemotiveerd.
- (12)
Kustwateren, met inbegrip van hun zeebodem en ondergrond, vormen een integraal onderdeel van het mariene milieu en moeten bijgevolg ook onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, voor zover bijzondere aspecten van de milieutoestand van het mariene milieu nog niet zijn behandeld in het kader van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (8) of andere communautaire wetgeving, dit om complementariteit te waarborgen en onnodige overlap te vermijden.
- (13)
Wegens het grensoverschrijdende karakter van het mariene milieu dienen de lidstaten samen te werken met het oog op een gecoördineerde uitwerking van de mariene strategieën per mariene regio of subregio. Aangezien mariene regio's of subregio's zowel met andere lidstaten als met derde landen worden gedeeld, moeten de lidstaten met alle middelen streven naar hechte samenwerking met alle betrokken lidstaten en derde landen. Voor zover zulks haalbaar en passend is, dient voor deze coördinatie gebruik te worden gemaakt van bestaande institutionele structuren in mariene regio's of subregio's, met name van regionale zeeverdragen.
- (14)
Lidstaten die aan dezelfde onder deze richtlijn vallende mariene regio of subregio grenzen en waarvan de kritieke toestand van de zee tot dringende maatregelen noopt, dienen ernaar te streven overeenstemming te bereiken over een actieplan, met inbegrip van een vervroegde toepassing op het terrein van de programma's van maatregelen. In deze gevallen dient de Commissie te worden verzocht te overwegen de extra inspanningen van de lidstaten om het mariene milieu te verbeteren, te ondersteunen door van het betrokken gebied een proefproject te maken.
- (15)
Niet alle lidstaten beschikken over mariene wateren zoals gedefinieerd in deze richtlijn en derhalve dienen de gevolgen van de bepalingen van deze richtlijn die uitsluitend gericht zijn aan lidstaten met mariene wateren, ook tot die lidstaten beperkt te blijven.
- (16)
Aangezien voor het totstandbrengen van samenwerking en coördinatie actie in internationaal verband onontbeerlijk is, dient deze richtlijn de samenhang van de bijdrage van de Gemeenschap en haar lidstaten in het kader van internationale overeenkomsten verder te versterken.
- (17)
De Gemeenschap en haar lidstaten zijn elk voor zich partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, dat is goedgekeurd bij Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en de overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994(9). In deze richtlijn moet dan ook volledig rekening worden gehouden met de verplichtingen die voor de Gemeenschap en haar lidstaten uit deze overeenkomsten voortvloeien. Naast de bepalingen die van toepassing zijn op de mariene wateren van de verdragspartijen, bevat het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee algemene verplichtingen die ervoor moeten zorgen dat activiteiten die onder de rechtsmacht of het bestuur van een verdragspartij vallen geen schade veroorzaken over de grens van haar mariene wateren, alsook om te vermijden dat schade of gevaar worden overgedragen van het ene gebied naar het andere of dat een type verontreiniging in een ander type wordt omgezet.
- (18)
Deze richtlijn dient ook het krachtige standpunt te ondersteunen dat de Gemeenschap in de context van het goedgekeurde Verdrag inzake biologische diversiteit heeft ingenomen over het voorkómen van verder biodiversiteitsverlies, het garanderen van een instandhoudingsgericht en duurzaam gebruik van de mariene biodiversiteit en de totstandbrenging van een wereldwijd netwerk van beschermde mariene gebieden tegen 2012. Voorts dient zij bij te dragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de zevende vergadering van de Conferentie der partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD/COP7), die een uitvoerig programma van werkzaamheden heeft aangenomen met betrekking tot de biodiversiteit in mariene en kustgebieden, inclusief een reeks doelstellingen, doelen en activiteiten om het biodiversiteitsverlies op nationaal, regionaal en wereldniveau een halt toe te roepen en het vermogen van het mariene ecosysteem om de toelevering van goederen en diensten te ondersteunen, veilig te stellen, alsook een werkprogramma inzake beschermde gebieden met als doel de totstandbrenging en het behoud van ecologisch representatieve systemen van beschermde mariene gebieden tegen 2012. De verplichting voor de lidstaten om Natura 2000-gebieden aan te wijzen uit hoofde van de Vogel- en de Habitatrichtlijn draagt in belangrijke mate bij tot dit proces.
- (19)
Deze richtlijn dient bij te dragen tot het nakomen van de verplichtingen die op de Gemeenschap en de lidstaten rusten uit hoofde van diverse andere toepasselijke internationale overeenkomsten waarbij zij belangrijke verbintenissen zijn aangegaan met betrekking tot de bescherming van het mariene milieu tegen verontreiniging: het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied, goedgekeurd bij Besluit 94/157/EG van de Raad (10), het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, goedgekeurd bij Besluit 98/249/EG van de Raad (11) en de nieuwe bijlage V bij dat verdrag inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied alsook het desbetreffende aanhangsel 3, goedgekeurd bij Besluit 2000/340/EG van de Raad (12), het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu en het kustgebied van de Middellandse Zee, goedgekeurd bij Besluit 77/585/EEG van de Raad (13), en de wijzigingen daarop van 1995, goedgekeurd bij Besluit 1999/802/EG van de Raad (14) en het protocol bij dat verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging vanaf het land, goedgekeurd bij Besluit 83/101/EEG van de Raad (15), en de wijzigingen daarop van 1996, goedgekeurd bij Besluit 1999/801/EG van de Raad (16). Deze richtlijn dient ook bij te dragen tot de naleving van de verplichtingen die op de lidstaten rusten uit hoofde van het Verdrag inzake de bescherming van de Zwarte Zee tegen verontreiniging waarbij zij belangrijke verbintenissen zijn aangegaan met betrekking tot de bescherming van het mariene milieu tegen verontreiniging, en waarbij de Gemeenschap nog geen partij is, maar waarbij zij de status van waarnemer heeft.
- (20)
Derde landen die in een mariene regio of subregio mariene wateren met een lidstaat delen, kunnen worden uitgenodigd deel te nemen aan het bij deze richtlijn vastgestelde proces, zodat in de betrokken mariene regio of subregio makkelijker een goede milieutoestand wordt bereikt.
- (21)
Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn is het van cruciaal belang dat instandhoudingsdoelstellingen, beheersmaatregelen en monitorings- en beoordelingsactiviteiten die zijn ingevoerd voor ruimtelijke beschermingsmaatregelen zoals speciale instandhoudingszones, speciale beschermingszones of beschermde mariene gebieden, geïntegreerd worden.
- (22)
Er moet ook aandacht worden besteed aan de biodiversiteit en de mogelijkheden voor diepzeeonderzoek.
- (23)
Aangezien de uit hoofde van de mariene strategieën uitgevoerde programma's van maatregelen alleen doeltreffend zijn indien zij worden opgesteld op basis van een gedegen kennis van de toestand van het mariene milieu in een bepaald gebied en indien zij binnen het algemene perspectief van de mariene regio of subregio in kwestie zo zorgvuldig mogelijk op de behoeften van de voor elke lidstaat betrokken wateren worden afgestemd, moet ervoor worden gezorgd dat op nationaal niveau een passend kader voor geïnformeerde besluitvorming wordt voorbereid, dat onder meer mariene onderzoeks- en monitoringactiviteiten omvat. Op communautair niveau dient de ondersteuning van aanverwant onderzoek steeds in het onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid te worden verankerd. De erkenning van mariene vraagstukken in het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling is een belangrijke stap in die richting.
- (24)
Als eerste stap van de voorbereiding van programma's van maatregelen dienen alle lidstaten van een mariene regio of subregio de kenmerken of de eigenschappen van en de belastende en beïnvloedende factoren voor hun mariene wateren te analyseren en met betrekking tot die wateren de belangrijkste belastende en beïnvloedende factoren vast te stellen, alsook een economische en sociale analyse te maken van het gebruik daarvan en van de door de aantasting van het mariene milieu veroorzaakte kosten. Als basis voor hun analyses kunnen zij gebruikmaken van beoordelingen die reeds in het kader van regionale zeeverdragen zijn uitgevoerd.
- (25)
Op basis van deze analyses dienen de lidstaten vervolgens voor hun mariene wateren een reeks kenmerken van een goede milieutoestand vast te stellen. Te dien einde is het dienstig dat wordt voorzien in de vaststelling van criteria en methodologische standaarden omwille van de consistentie en om te kunnen vergelijken in welke mate in mariene regio's en subregio's de goede milieutoestand wordt bereikt. Bij de ontwikkeling hiervan moeten alle belanghebbende partijen worden betrokken.
- (26)
De volgende stap om tot een goede milieutoestand te komen, dient de vaststelling te zijn van milieudoelen en monitoringprogramma's met het oog op voortgaande beoordeling, zodat de toestand van de betrokken mariene wateren regelmatig kan worden beoordeeld.
- (27)
De lidstaten dienen dan programma's van maatregelen vast te stellen en uit te voeren die erop gericht zijn in de betrokken wateren een goede milieutoestand te bereiken of te behouden, rekening houdend met de bestaande communautaire en internationale eisen en de behoeften van de betrokken mariene regio of subregio. Deze maatregelen moeten gebaseerd zijn op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron moeten worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.
- (28)
Het is passend dat de lidstaten deze stappen ondernemen, gezien de specificiteit die is vereist. Om te kunnen zorgen voor de samenhang van de maatregelen in de hele Gemeenschap en de op mondiaal niveau aangegane verplichtingen is het van essentieel belang dat de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de ondernomen stappen, zodat deze de samenhang van de maatregelen in de gehele mariene regio of subregio kan beoordelen en dienovereenkomstig advies kan verlenen over mogelijke noodzakelijke wijzigingen.
- (29)
De lidstaten moeten de nodige maatregelen treffen om in het mariene milieu een goede milieutoestand te bereiken of te behouden. Er moet evenwel worden erkend dat het in alle opzichten bereiken of behouden van een goede milieutoestand misschien niet mogelijk zal zijn in alle mariene wateren tegen 2020. Om redenen van billijkheid en haalbaarheid is het bijgevolg passend dat een regeling wordt getroffen voor gevallen waarin het voor een lidstaat onmogelijk is het ambitieniveau van de vastgestelde milieudoelen waar te maken of een goede milieutoestand te bereiken of te behouden.
- (30)
In dit verband dienen voorzieningen te worden getroffen voor twee bijzondere gevallen. Het eerste betreft situaties waarin een lidstaat niet in staat is zijn milieudoelen te halen ten gevolge van maatregelen of het uitblijven van maatregelen waarvoor de betrokken lidstaat niet verantwoordelijk is, natuurlijke oorzaken of overmacht, of maatregelen die door de betrokken lidstaat zelf zijn genomen om redenen van dwingend openbaar belang die zwaarder wegen dan de negatieve milieueffecten, of situaties waarin de natuurlijke omstandigheden niet toelaten dat de toestand van de mariene wateren tijdig verbetert. De betrokken lidstaat dient evenwel aan te tonen waarom er zijns inziens sprake is van een dergelijk bijzonder geval en aan te geven om welk gebied het gaat, en dient passende ad-hocmaatregelen te nemen om de milieudoelen alsnog te bereiken, een verdere verslechtering van de toestand van de getroffen mariene wateren te voorkomen en de negatieve gevolgen voor de betrokken mariene regio of subregio te verlichten.
- (31)
Een bijzonder geval van het tweede type doet zich voor wanneer een lidstaat een probleem signaleert dat gevolgen heeft voor de milieutoestand van zijn mariene wateren en eventueel zelfs voor de hele mariene regio of subregio in kwestie, maar niet door middel van op nationaal niveau getroffen maatregelen kan worden aangepakt of verband houdt met een ander communautair beleidsterrein of met een internationale overeenkomst. In een dergelijk geval dient te worden voorzien in de mogelijkheid om de Commissie daarover te informeren in het kader van de kennisgeving van de programma's van maatregelen en indien zulks een optreden van de Gemeenschap vereist, dienen aan de Commissie en de Raad passende aanbevelingen te worden gedaan.
- (32)
Wel is het noodzakelijk dat communautair toezicht wordt uitgeoefend op de soepelheid die met betrekking tot deze bijzondere gevallen aan de dag wordt gelegd. Wat het eerste bijzondere geval betreft, is het derhalve passend dat terdege rekening wordt gehouden met de doeltreffendheid van de eventueel toegepaste ad-hocmaatregelen. Voorts moet de Commissie, in gevallen waar een lidstaat verwijst naar maatregelen die zijn genomen om redenen van openbaar belang, beoordelen of eventuele wijzigingen of veranderingen in het mariene milieu die door die maatregelen worden veroorzaakt, niet zodanig zijn dat zij het bereiken van een goede milieutoestand in de betrokken mariene regio of subregio of in de mariene wateren van andere lidstaten voorgoed uitsluiten of in het gedrang brengen. De Commissie dient advies te verlenen over mogelijke noodzakelijke wijzigingen indien zij de voorgenomen maatregelen onvoldoende of ongepast acht om de samenhang van acties over de gehele betrokken mariene regio of subregio te waarborgen.
- (33)
Wat het tweede bijzondere geval betreft, dient de Commissie de zaak in overweging te nemen en dient zij binnen een periode van zes maanden te antwoorden. Waar passend komen de aanbevelingen van de betrokken lidstaat tot uiting in de voorstellen ter zake die de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad voorlegt.
- (34)
Gezien het dynamische karakter en de natuurlijke variabiliteit van mariene ecosystemen, en gezien het feit dat de belastende en beïnvloedende factoren zullen variëren naar gelang van de ontwikkeling van verschillende patronen van menselijke activiteiten en onder invloed van de klimaatverandering, is het van primair belang te erkennen dat de bepaling van een goede milieutoestand in de loop van de tijd wellicht dient te worden aangepast. Bijgevolg is het wenselijk dat de programma's van maatregelen voor de bescherming en het beheer van het mariene milieu flexibel en aanpasbaar zijn en rekening houden met de wetenschappelijke en technologische ontwikkeling. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de mariene strategieën regelmatig worden geactualiseerd.
- (35)
Voorts dient het nodige te worden gedaan opdat de programma's van maatregelen en de actualiseringen daarvan worden bekendgemaakt en dat bij de Commissie tussentijdse verslagen worden ingediend waarin de vooruitgang wordt beschreven die bij de uitvoering van de programma's is geboekt.
- (36)
Om ervoor te zorgen dat het brede publiek actief deel neemt aan de totstandbrenging, uitvoering en actualisering van de mariene strategieën, is het nodig dat degelijke openbare informatie beschikbaar wordt gesteld over de verschillende elementen van de mariene strategieën en de respectieve actualiseringen daarvan, alsook, indien daarom wordt verzocht, relevante informatie die bij de ontwikkeling van de mariene strategieën is gebruikt overeenkomstig de communautaire wetgeving betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie.
- (37)
De Commissie dient een eerste beoordelingsverslag over de uitvoering van deze richtlijn in binnen twee jaar na de ontvangst van alle programma's van maatregelen, en in ieder geval uiterlijk in 2019. Vervolgens dient de Commissie om de zes jaar een verslag bekend te maken.
- (38)
Er moet worden voorzien in de mogelijkheid tot vaststelling van methodologische standaarden voor de beoordeling van de toestand van het mariene milieu, monitoring, de milieudoelen en de technische schema's voor de overdracht en verwerking van gegevens in overeenstemming met Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Europese Gemeenschap (Inspire) (17).
- (39)
Maatregelen ter regulering van het visserijbeheer kunnen worden genomen in de context van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (18), op basis van wetenschappelijke adviezen, teneinde de doelstellingen van deze richtlijn te helpen verwezenlijken, met inbegrip van het volledig sluiten van bepaalde gebieden voor visserij om de integriteit, de structuur en de werking van ecosystemen die moeten worden behouden of hersteld mogelijk te maken en om waar nodig onder meer paaiplaatsen, gebieden met een kraamkamerfunctie en voedselgebieden te beschermen. De artikelen 30 en 31 van het Euratom-Verdrag regelen lozingen en emissies die het gevolg zijn van het gebruik van radioactief materiaal en vallen derhalve niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn.
- (40)
Het gemeenschappelijk visserijbeleid dient, ook in de toekomstige hervorming ervan, rekening te houden met de milieueffecten van de visserij en met de doelstellingen van deze richtlijn.
- (41)
Indien de lidstaten maatregelen op de bovengenoemde gebieden of andere gebieden in het kader van een andere communautaire beleidssector of internationale overeenkomst wenselijk achten, doen zij daartoe de passende aanbevelingen voor communautaire actie.
- (42)
De ernstige milieuzorgen, met name die welke het gevolg zijn van de klimaatverandering, betreffende de Arctische wateren, een aangrenzend marien milieu dat van bijzonder belang is voor de Gemeenschap, moeten door de communautaire instellingen worden beoordeeld en kunnen acties vergen om te waarborgen dat het milieu in het Noordpoolgebied wordt beschermd.
- (43)
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, te weten de bescherming en instandhouding van het mariene milieu, de voorkoming van de verslechtering ervan, en, waar haalbaar, het herstel van dat milieu in de gebieden waar het schade heeft geleden, niet in voldoende mate door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en zij derhalve, gezien de omvang en de consequenties van de actie, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (44)
Programma's van maatregelen en aansluitende acties van de lidstaten dienen gebaseerd te zijn op een ecosysteemgerichte aanpak van het beheer van menselijke activiteiten en op de beginselen van artikel 174 van het Verdrag, in het bijzonder op het voorzorgsbeginsel.
- (45)
Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie(19), en met name in artikel 37 daarvan, worden erkend. Met name wordt zo gestreefd naar de integratie in het communautair beleid van een hoog niveau van milieubescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling.
- (46)
De maatregelen voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (20).
- (47)
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven de bijlagen III, IV en V van deze richtlijn aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
- (48)
Eveneens moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven door de lidstaten te gebruiken criteria en methodologische standaarden vast te stellen om technische specificaties en methodologische standaarden voor monitoring en beoordeling vast te stellen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot aanvulling van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 185 van 18.8.2006, blz. 20.
PB C 206 van 29.8.2006, blz. 5.
Advies van het Europees Parlement van 14 november 2006 (PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 86), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 23 juli 2007 (PB C 242 E van 16.10.2007, blz. 11) en standpunt van het Europees Parlement van 11 december 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 14 mei 2008.
PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/105/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 368).
PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/105/EG.
PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1.
PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/32/EG (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 60).
PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1.
PB L 73 van 16.3.1994, blz. 19.
PB L 104 van 3.4.1998, blz. 1.
PB L 118 van 19.5.2000, blz. 44.
PB L 240 van 19.9.1977, blz. 1.
PB L 322 van 14.12.1999, blz. 32.
PB L 67 van 12.3.1983, blz. 1.
PB L 322 van 14.12.1999, blz. 18.
PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1.
PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).