Einde inhoudsopgave
Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen
Artikel 33
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2006
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met art. XIX van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten (24-06-2004, Stb. 311).
- Bronpublicatie:
22-12-2005, Stb. 2005, 708 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 30238)
24-06-2004, Stb. 2004, 311 (uitgifte: 08-07-2004, kamerstukken: 28219)
- Inwerkingtreding
01-01-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-10-2004, Stb. 2004, 548 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
18-10-2004, Stb. 2004, 548 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid werkloosheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor de berekening van de uitkering op grond van artikel 31, eerste, tweede of vierde lid, geldt als dagloon de naar een jaarbedrag herleide berekeningsgrondslag waarnaar het wachtgeld is berekend op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet, gedeeld door het getal 261.
2.
Indien het recht op wachtgeld is toegekend uit een deeltijdbetrekking, geldt in afwijking van het eerste lid als dagloon het bedrag dat overeenkomstig dat lid wordt verkregen en vervolgens is vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid, geldt voor de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 31, eerste of vierde lid, die op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet recht heeft op een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd, het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel of een met die besluiten vergelijkbare regeling, als dagloon het in het kader van dat recht vastgestelde dagloon.
4.
In afwijking van het eerste en tweede lid, geldt voor de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 31, tweede of vierde lid, wiens recht op uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd, het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel of een met die besluiten vergelijkbare regeling, in verband met een omstandigheid als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, b, c of d, van de WW voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet geëindigd is, als dagloon het in het kader van dat recht vastgestelde dagloon.
5.
Het dagloon van de overheidswerknemer of gewezen overheidswerknemer, die op het in artikel 32, eerste lid, bedoelde moment, dan wel daarna, een uitkering op grond van de WAO naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% ontvangt, dan wel, indien het bepaalde in artikel 25, 28, 30 of 33 van de WAO op hem niet van toepassing was, zou ontvangen, of een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering ontvangt of zou ontvangen, is gelijk aan het dagloon, berekend volgens artikel 14 of artikel 24, dan wel, indien artikel 14 of artikel 24 op hem niet van toepassing is, berekend volgens de bij of krachtens de WAO gestelde regels. Het met toepassing van de eerste volzin berekende dagloon wordt evenredig verlaagd door dat dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin betrokkene is ingedeeld, en de noemer door het getal 100.
6.
Indien de in het vijfde lid bedoelde overheidswerknemer of gewezen overheidswerknemer op een tijdstip na de dagloonberekening overeenkomstig dat lid, op grond van de WAO wordt ingedeeld in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse dan die, welke bij de evenredige verlaging is gehanteerd, wordt het krachtens de eerste volzin van dat lid berekende dagloon, in afwijking van de tweede volzin van het desbetreffende lid, evenredig verlaagd door dat dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de nieuwe arbeidsongeschiktheidsklasse, en de noemer door het getal 100.
7.
Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de werknemer, bedoeld in het vijfde lid, niet meer volledig wordt uitbetaald op grond van artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt het krachtens de eerste zin van het vijfde lid berekende dagloon evenredig verlaagd door dat dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse, die bij de toepassing van laatstgenoemd artikel in acht wordt genomen, en de noemer door het getal 100.
8.
Voor de werknemer, bedoeld in het vijfde lid, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken dan wel niet meer wordt uitbetaald op grond van artikel 43, eerste lid, of artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, is het dagloon het krachtens de eerste zin van het vijfde lid berekende dagloon.
9.
Het vijfde tot en met achtste lid zijn niet van toepassing indien en zolang bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid rekening wordt gehouden met de arbeid die de werknemer, na het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid, heeft verricht in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos is geworden.
10.
De hoogte van de uitkering op grond van de WW, bedoeld in artikel 31, eerste, tweede en vierde lid, bedraagt niet meer dan de hoogte van het wachtgeld, waarop de betrokkene recht had op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet en zoals dat zou hebben doorgelopen of zou hebben herleefd vanaf de in artikel 31, tweede lid, bedoelde dag, indien deze wet niet zou hebben gegolden.
11.
Het dagloon bedraagt ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag.