Einde inhoudsopgave
Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen
Artikel 31
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2000
- Bronpublicatie:
13-12-2000, Stb. 2000, 561 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken: 27093)
- Inwerkingtreding
22-12-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2000, Stb. 2000, 561 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken: 27093)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid werkloosheid / Bijzondere onderwerpen
1.
De gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, heeft vanaf het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet recht op een uitkering op grond van de WW, indien zijn dienstverband op het moment van ingang van zijn recht op wachtgeld aangemerkt zou zijn als dienstbetrekking in de zin van de WW, indien de WW van toepassing zou zijn geweest op de dag waarop het recht op wachtgeld ontstond, en dat recht op een uitkering op grond van de WW zou voortduren na vorenbedoeld tijdstip.
2.
De gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, heeft recht op een uitkering op grond van de WW vanaf de eerste dag waarop dit recht na het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet zou zijn ontstaan of zou herleven, indien zijn dienstverband aangemerkt zou zijn als dienstbetrekking in de zin van de WW, indien de WW van toepassing zou zijn geweest op de dag waarop het recht op wachtgeld ontstond. De eerste zin is eveneens van toepassing op de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in het eerste lid, voor wie op het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet geen recht op uitkering op grond van de WW ontstaat in verband met omstandigheden als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, b, c of d, van die wet.
3.
De gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel d, heeft recht op een uitkering op grond van de WW vanaf de dag, waarop dit recht zou zijn ontstaan indien zijn dienstverband aangemerkt zou zijn als dienstbetrekking in de zin van de WW.
4.
De in het eerste onderscheidenlijk het tweede lid bedoelde gewezen overheidswerknemer heeft vanaf het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet onderscheidenlijk vanaf de in het tweede lid bedoelde dag, recht op een kortdurende uitkering op grond van de WW, indien zijn dienstverband op het moment van ingang van zijn recht op kortdurende uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd, het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel of een met die besluiten vergelijkbare regeling, aangemerkt zou zijn als dienstbetrekking in de zin van de WW, en dat recht op een kortdurende uitkering op grond van de WW zou voortduren na het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet onderscheidenlijk vanaf de in het tweede lid bedoelde dag.