Einde inhoudsopgave
Wet financiering sociale verzekeringen
Artikel 17 Maximum premieloon
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2022
- Bronpublicatie:
13-10-2021, Stb. 2021, 592 (uitgifte: 07-12-2021, kamerstukken: 35613)
- Inwerkingtreding
02-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2021, Stb. 2021, 595 (uitgifte: 07-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Inkomensafhankelijke regelingen
Premieheffing / Algemeen
1.
Het loon, waarnaar de premies op grond van dit hoofdstuk worden geheven, wordt bij dezelfde werkgever tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan het door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Financiën, met betrekking tot het kalenderjaar vastgestelde bedrag. Voorts bedraagt het dagloon dat aan de uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen of vrijwillige werknemersverzekeringen ten grondslag ligt of wordt gelegd ten hoogste het bedrag, bedoeld in de eerste volzin, met betrekking tot een loontijdvak van een dag, waarbij het kalenderjaar wordt gesteld op 261 dagen.
2.
Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, wordt herleid en vastgesteld voor andere loontijdvakken waarin loon als bedoeld in artikel 16 wordt genoten. Voor de herleiding van het loontijdvak van een jaar naar een ander loontijdvak is artikel 25, eerste en vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de toepassing voor het dagloon, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin. Het dagloon wordt herleid en vastgesteld voor loontijdvakken waarvoor Onze Minister dit nodig acht.
3.
De premies die op grond van dit hoofdstuk worden geheven worden per loontijdvak berekend over het verschil tussen het loon dat de werknemer in het kalenderjaar heeft genoten tot en met dat loontijdvak en het loon dat de werknemer in dat kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan dat loontijdvak voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het bij eenzelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking blijft het gedeelte dat meer bedraagt dan het met toepassing van het tweede lid vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken van het kalenderjaar. In afwijking van de eerste zin kunnen de premies die op grond van dit hoofdstuk worden geheven, apart worden berekend over het deel van het bij een werkgever genoten loon, dat betrekking heeft op de betaling van uitkeringen als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a of b, door een eigenrisicodrager, indien de betaling wordt gedaan namens of ten behoeve van die werkgever door een derde die in opdracht van hem deze betalingen verricht op grond van zijn taak als eigenrisicodrager. Indien de werkgever in een kalenderjaar kiest voor de in de tweede zin bedoelde berekening wordt deze toegepast vanaf het eerste loontijdvak en vervolgens in alle daaropvolgende loontijdvakken in dat kalenderjaar.
4.
Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kunnen regels worden gesteld voor de vaststelling van het voor premieberekening in aanmerking komende loon bij samenloop van loon dat gelijktijdig wordt genoten uit een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en uit een vroegere dienstbetrekking in de zin van die wet. In de te stellen regels wordt uitgegaan van een totaal loonbedrag in een kalenderjaar, dat niet hoger is dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, waarbij niet meer dan één keer rekening wordt gehouden met dat bedrag en waarbij het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing zijn.
5.
Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kunnen nadere regels worden gesteld in ieder geval voor de omstandigheid dat bij één of meerdere werkgevers naast loon uit dienstbetrekking ook een uitkering op grond van een werknemersverzekering of op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of de artikelen 4:2b, eerste tot en met zesde lid, en 6:3, eerste tot en met zesde lid, van de Wet arbeid en zorg wordt ontvangen.