A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Deventer: Kluwer 2015, p. 308. Zie ook G.J.M. Corstens en M.J. Borgers, Het Nederlands Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2014, p. 866-867.
HR, 10-07-2018, nr. 16/05938
ECLI:NL:HR:2018:1130, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-07-2018
- Zaaknummer
16/05938
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1130, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑07‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:540
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2016:5096, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
ECLI:NL:PHR:2018:540, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑05‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1130
- Vindplaatsen
RvdW2018/947
Uitspraak 10‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Beschadiging kozijnen, wanden, vloeren en plafonds in door verdachte gehuurde woning met hennepkwekerij, art. 350.1 Sr. Slagende bewijsklacht. Uit de bewijsvoering kan niet volgen dat het verdachte is geweest die de bewezenverklaarde gedragingen t.a.v. beschadiging van de woning heeft verricht, nu Hof te dien aanzien naar de kern genomen niet meer heeft vastgesteld dan dat verdachte woonde in die gehuurde woning en hij aldaar opzettelijk hennepplanten aanwezig heeft gehad. Hof heeft bewezenverklaring derhalve onvoldoende gemotiveerd. Volgt gedeeltelijke vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 16/05939 P.
Partij(en)
10 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/05938
LBS/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 21 oktober 2016, nummer 23/000461-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.S. Kikkert, advocaat te Haarlem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 ten laste gelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 3 niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 14 december 2012 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk in een door hem, verdachte, gehuurde woning aan de [a-straat 1], een of meer kozijn(en) en/of wand(en) en/of vloer(en) en/of plafond(s), geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1], heeft vernield en/of beschadigd, door een of meer ra(a)m(en) dicht te timmeren en/of te kitten en/of een of meer gat(en) in/door (een) wand(en) en/of (een) plafond(s) te maken en/of (een grote hoeveelheid) water langs (een) wand(en) en/of over (een) vloer(en) te laten lopen."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1236 2012127396-7 van 14 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 56 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik sta ingeschreven op het adres [b-straat 1] te Hoofddorp. Ik woon in Nieuw-Vennep aan de [a-straat 1]. Ik woon alleen op beide adressen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236 2012127396-4 van 14 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (pag. 72 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op vrijdag 14 december 2012 hebben wij de woning aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep betreden. Wij zagen dat er een man op een stoel in de woning zat. Wij hebben de man gevraagd of in deze woning hennep wordt vervaardigd. De man gaf aan dat dit gebeurde op de bovenverdieping. Wij troffen op de eerste en tweede etage verschillende kamers aan welke waren ingericht tot hennepplantage. Wij zagen dat de planten in volle bloei waren. In de woning werd vervolgens aangehouden: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats], woonachtig op de [b-straat 1] te Hoofddorp.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236 2012127396-8 van 14 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 78 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op vrijdag 14 december 2012 begaf ik mij in de woning aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep en stelde een onderzoek in. Ik zag dat in de slaapkamer op de eerste etage aan de achterzijde een hennepplantage was gebouwd en in werking was. In deze kweekruimte werden 170 hennepplanten geteeld. Ik zag tevens dat de gehele zolderetage was verbouwd en in gebruik was als hennepkwekerij en dat deze in werking was. In deze ruimte stonden 252 hennepplanten.
4. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1236 2012128838-1 van 21 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 234 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 december 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Mijn zus is de eigenaar van de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer en de woning is verhuurd aan [verdachte]. Toen ik in de woning kwam, zag ik dat er een in werking zijnde hennepkwekerij geweest was. Ik zag dat in de meterkast de meter was verwijderd. In de meterkast waren ook gaten naar boven geboord. In de eerste slaapkamer waren alle kozijnen dichtgetimmerd met playwoodhout en er zaten veel gaten in alle muren. De vloer was ook beschadigd. De tweede slaapkamer was volgens mij de kweekplaats, er hingen veel lampen aan het plafond en een soort stoppenkast hing aan de wand. De ramen waren dichtgetimmerd en de kozijnen waren vernield. Ik zag dat er in diverse wanden gaten geboord waren om de stroomkabels doorheen te trekken. Tevens was er een groot gat gezaagd in de wand tussen twee slaapkamers. Hier liepen diverse slangen door, die aangesloten waren op een afzuigingsysteem. Ik zag ook dat de vloer was beschadigd. De vloer was opgezwollen van het opzuigen van het water en het water liep langs de muur tot beneden. Bij de derde slaapkamer waren de deurkozijnen dichtgetimmerd en in de vloer kwam veel vocht naar boven. In de badkamer waren ook veel vernielingen. In de hal was het ook dichtgetimmerd en alle muren waren met kitmateriaal afgekit. De trappen waren getimmerd en beschadigd van het kitmateriaal. Op de zolder waren de leuningen van de trappen, de traphekken en de gipswanden verwijderd. Er hing aan het plafond delen van de elektra vastgeschroefd. In het plafond zaten vier grote gaten tot aan de dakpannen van het dak. De hele elektra van het huis is vernield.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236 2012127532-4 van 14 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 108 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De verdachte [verdachte] bleek de huurder te zijn van twee woningen en stond ingeschreven volgens het bevolkingsregister op het adres [b-straat 1] te Hoofddorp. In de woning aan de [a-straat 1] werd een kassabon aangetroffen van een bouwmarkt gedateerd in maart 2012 en het betrof aankopen van bouwmateriaal. In maart 2012 was [verdachte] nog geen huurder van de woning in Nieuw-Vennep en derhalve vermoedde ik dat deze aankoopbon mogelijk was bestemd voor aankopen voor het opzetten van een kwekerij op het adres [b-straat 1] in Hoofddorp. Verdachte [verdachte] verklaarde dat er ook in die woning een hennepkwekerij was gebouwd.
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236 2012127396-25 van 19 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 112 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 14 december 2012 is onderzoek verricht in een pand, gelegen aan de [b-straat 1] te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer. Nadat ik de deur had geopend, zag ik verbalisant, een in werking zijnde hennepkwekerij in de woning. De kwekerij was ondergebracht in de woonkamer van de woning. In totaal stonden er 206 plantenbakken met daarin totaal 230 hennepplanten."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 3 voorts het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting heeft de raadsman - op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. Op basis van de stukken kan immers niet worden vastgesteld dat de verdachte de vernielingen heeft gepleegd dan wel samen met anderen die vernielingen heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
In de woning die de verdachte huurde aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer is een hennepkwekerij opgezet en geëxploiteerd. De verdachte was de enige bewoner van de woning. Gelet hierop houdt het hof het ervoor dat de verdachte alleen verantwoordelijk is geweest voor de ter plaatse geconstateerde vernielingen en beschadigingen die klaarblijkelijk zijn veroorzaakt bij het opzetten van de hennepkwekerij. Dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen bij het opzetten van de hennepkwekerij is onvoldoende gemotiveerd gesteld en niet gebleken. Wat betreft het standpunt van de verdediging dat de verdachte onder druk van anderen zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de hennepkwekerij verwijst het hof naar hetgeen is overwogen onder het kopje 'psychische overmacht'."
2.3.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsvoering kan niet volgen dat het de verdachte is geweest die de onder 3 bewezenverklaarde gedragingen ten aanzien van de beschadiging van de woning aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep heeft verricht, nu het Hof te dien aanzien naar de kern genomen niet meer heeft vastgesteld dan dat de verdachte woonde in die gehuurde woning en hij aldaar opzettelijk hennepplanten aanwezig heeft gehad. Het Hof heeft de bewezenverklaring derhalve onvoldoende gemotiveerd, zodat het middel doel treft.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2018.
Conclusie 29‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG over o.m. de bewezenverklaring van zaaksbeschadiging, terwijl verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van de hennep(planten).
Nr. 16/05938 Zitting: 29 mei 2018 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 21 oktober 2016 door het gerechtshof Amsterdam wegens 1. en 2. “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en 3. “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan zestig uren subsidiair dertig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 (a) Sr.
De onderhavige zaak hangt samen met de ontnemingszaak tegen de betrokkene (16/05939). In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. M.S. Kikkert, advocaat te Haarlem, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.
Alvorens over te gaan tot de bespreking van de middelen, geef ik de bewezenverklaring en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen weer.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“1. hij op 14 december 2012 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [a-straat 1] ) 422 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;2. hij op 14 december 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [b-straat 1] ) 230 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;3. hij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 14 december 2012 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk in een door hem, verdachte, gehuurde woning aan de [a-straat 1] , een of meer kozijn(en) en/of wand(en) en/of vloer(en) en/of plafond(s), geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] , heeft vernield en/of beschadigd, door een of meer ra(a)m(en) dicht te timmeren en/of te kitten en/of een of meer gat(en) in/door (een) wand(en) en/of (een) plafond(s) te maken en/of (een grote hoeveelheid) water langs (een) wand(en) en/of over (een) vloer(en) te laten lopen.”
6. Het hof heeft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde doen steunen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1236 2012127396-7 van 14 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 56 e.v.).Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:Ik sta ingeschreven op het adres [b-straat 1] te Hoofddorp. Ik woon in Nieuw-Vennep aan de [a-straat 1] . Ik woon alleen op beide adressen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236 2012127396-4 van 14 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (pag. 72 e.v.).Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:Op vrijdag 14 december 2012 hebben wij de woning aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep betreden. Wij zagen dat er een man op een stoel in de woning zat. Wij hebben de man gevraagd of in deze woning hennep wordt vervaardigd. De man gaf aan dat dit gebeurde op de bovenverdieping. Wij troffen op de eerste en tweede etage verschillende kamers aan welke waren ingericht tot hennepplantage. Wij zagen dat de planten in volle bloei waren. In de woning werd vervolgens aangehouden: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , woonachtig op de [b-straat 1] te Hoofddorp.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236 2012127396-8 van 14 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 78 ev.).Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:Op vrijdag 14 december 2012 begaf ik mij in de woning aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep en stelde een onderzoek in. Ik zag dat in de slaapkamer op de eerste etage aan de achterzijde een hennepplantage was gebouwd en in werking was. In deze kweekruimte werden 170 hennepplanten geteeld. Ik zag tevens dat de gehele zolderetage was verbouwd en in gebruik was als hennepkwekerij en dat deze in werking was. In deze ruimte stonden 252 hennepplanten.
4. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1236 2012128838-1 van 21 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 234 e.v.).Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 december 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :Mijn zus is de eigenaar van de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer en de woning is verhuurd aan [verdachte] . Toen ik in de woning kwam, zag ik dat er een in werking zijnde hennepkwekerij geweest was. Ik zag dat in de meterkast de meter was verwijderd. In de meterkast waren ook gaten naar boven geboord. In de eerste slaapkamer waren alle kozijnen dichtgetimmerd met playwoodhout en er zaten veel gaten in alle muren. De vloer was ook beschadigd. De tweede slaapkamer was volgens mij de kweekplaats, er hingen veel lampen aan het plafond en een soort stoppenkast hing aan de wand. De ramen waren dichtgetimmerd en de kozijnen waren vernield. Ik zag dat er in diverse wanden gaten geboord waren om de stroomkabels doorheen te trekken. Tevens was er een groot gat gezaagd in de wand tussen twee slaapkamers. Hier liepen diverse slangen door, die aangesloten waren op een afzuigingsysteem. Ik zag ook dat de vloer was beschadigd. De vloer was opgezwollen van het opzuigen van het water en het water liep langs de muur tot beneden. Bij de derde slaapkamer waren de deurkozijnen dichtgetimmerd en in de vloer kwam veel vocht naar boven. In de badkamer waren ook veel vernielingen. In de hal was het ook dichtgetimmerd en alle muren waren met kitmateriaal afgekit. De trappen waren getimmerd en beschadigd van het kitmateriaal. Op de zolder waren de leuningen van de trappen, de traphekken en de gipswanden verwijderd. Er hing aan het plafond delen van de elektra vastgeschroefd. In het plafond zaten vier grote gaten tot aan de dakpannen van het dak. De hele elektra van het huis is vernield.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236 2012127532-4 van 14 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 108 e.v.),Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:De verdachte [verdachte] bleek de huurder te zijn van twee woningen en stond ingeschreven volgens het bevolkingsregister op het adres [b-straat 1] te Hoofddorp. In de woning aan de [a-straat 1] werd een kassabon aangetroffen van een bouwmarkt gedateerd in maart 2012 en het betrof aankopen van bouwmateriaal. In maart 2012 was [verdachte] nog geen huurder van de woning in Nieuw-Vennep en derhalve vermoedde ik dat deze aankoopbon mogelijk was bestemd voor aankopen voor het opzetten van een kwekerij op het adres [b-straat 1] in Hoofddorp. Verdachte [verdachte] verklaarde dat er ook in die woning een hennepkwekerij was gebouwd.
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236 2012127396-25 van 19 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pag. 112 e.v.).Op 14 december 2012 is onderzoek verricht in een pand, gelegen aan de [b-straat 1] te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer. Nadat ik de deur had geopend, zag ik verbalisant, een in werking zijnde hennepkwekerij in de woning. De kwekerij was ondergebracht in de woonkamer van de woning. In totaal stonden er 206 plantenbakken met daarin totaal 230 hennepplanten.”
7. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof het beroep op psychische overmacht ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen.
8. Het hof heeft dat verweer onder de aanhef “Strafbaarheid van de verdachte” (pag. 3) als volgt samengevat en verworpen:
“Psychische overmachtTer terechtzitting heeft de raadsman – op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota – betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens psychische overmacht. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte is bedreigd en onder druk is gezet de beide panden ter beschikking te stellen voor het kweken van hennep.
Het hof acht het door de verdediging gestelde niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft geen verdere gegevens van de personen overgelegd die hem zouden hebben bedreigd dan hun voornamen. De verdachte heeft geen aangifte van afpersing of bedreiging tegen de betreffende personen gedaan.Evenmin heeft de verdachte de hennepkwekerijen op enig moment anoniem gemeld, eventueel via tussenkomst van een vriend of familielid. De verdachte heeft zelfs zijn vader, die werkzaam is bij de marechaussee, niet ingelicht over de bedreigingen, terwijl hij zegt erg bang te zijn geweest voor de mannen en hoopte dat de hennepkwekerijen door de politie zouden worden ontdekt. Dat de verdachte erg bang was voor zijn bedreigers, staat evenwel haaks op de vele signalen die de verdachte zou hebben gegeven om ontdekt te worden en op zijn gestelde poging de oogst te vernietigen met spiritus. Daar komt bij dat ook uit de sms-contacten die zich in het dossier bevinden niet volgt dat sprake is geweest van enige bedreiging.Het hof gaat voorbij aan de op 2 juni 2015 ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] nu deze verklaring eerst bijna 2,5 (jaar, AG) na de bewezenverklaarde periode zijn afgelegd en beide verklaringen (bijna volledig) zijn gebaseerd op hetgeen zij – de getuigen – van de verdachte hebben gehoord. Ook de door de verdediging overgelegde stukken van Mentaalbeheer zijn louter gebaseerd op de verklaring van de verdachte zodat deze stukken evenmin kunnen worden aangemerkt als een objectieve onderbouwing van zijn verhaal.Het hof verwerpt het verweer. (…)”
9. Bij de beoordeling van het middel kan het volgende worden vooropgesteld.Indien door de rechter een beroep op een strafuitsluitingsgrond niet wordt aanvaard, dient het arrest van het hof op grond van art. 358, derde lid, Sv ten aanzien van dat verweer een beslissing te bevatten. Die beslissing moet op grond van art. 358, derde lid, Sv, in verbinding met art. 359, tweede lid Sv, worden gemotiveerd. Beide bepalingen zijn op grond van art. 415 Sv ook in hoger beroep van toepassing. De rechter dient bij de verwerping van het verweer een onderscheid te maken tussen de feitelijke grondslag van het verweer en de juridische implicaties daarvan.1.Bij het onderzoek naar de feitelijke grondslag van het verweer is beslissend of de aangevoerde feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden. Een hogere eis mag daaraan niet worden gesteld.2.Indien de rechter meent dat die feiten of omstandigheden niet de daaraan verbonden of te verbinden juridische conclusie wettigen is sprake van een juridische motivering van de verwerping. In cassatie wordt door de Hoge Raad getoetst of de rechter op de voorgeschreven wijze heeft geantwoord op het verweer. Het voornoemde onderscheid tussen de feitelijke grondslag van het verweer en de juridische implicaties daarvan is daarbij van belang. De Hoge Raad toetst het oordeel van de lagere rechter over de feitelijke grondslag van het verweer op haar begrijpelijkheid. Ten aanzien van de juridische waardering van het verweer wordt getoetst of de rechter de juiste maatstaf heeft aangelegd.3.
10. In cassatie staat niet ter discussie dat het hof het door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer heeft opgevat als een beroep op de schulduitsluitingsgrond psychische overmacht.4.Het hof heeft zijn beslissing ten aanzien van dat verweer op grond van art. 358, derde lid, Sv in zijn arrest opgenomen en die beslissing op grond van art. 359, tweede lid, Sv gemotiveerd.Voor zover het middel erover klaagt dat het hof heeft verzuimd te reageren op vorenbedoeld verweer, faalt het bij gebrek aan feitelijke grondslag.
11. Het hof heeft daarbij gemotiveerd uiteengezet waarom hetgeen door de verdediging is gesteld niet aannemelijk is geworden. Daarmee heeft het hof de feitelijke grondslag van het verweer niet aannemelijk bevonden. Het oordeel van het hof dat de door de verdediging gestelde feiten niet aannemelijk zijn geworden kan in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid worden getoetst.
12. Het middel behelst in de toelichting daarop de klacht dat het hof zijn oordeel dat de feiten die door de verdediging aan het beroep op psychische overmacht ten grondslag zijn gelegd niet aannemelijk zijn geworden ontoereikend heeft gemotiveerd, omdat het hof meer gewicht had moeten toekennen aan de door [getuige 1] en [getuige 2] ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaringen en de door de verdediging overgelegde stukken van Metaalbeheer die op die getuigenverklaringen aansluiten.
13. Aangezien de selectie en waardering van het beschikbare materiaal ook in het geval van een feitelijke verwerping van een beroep op een strafuitsluitingsgrond aan de feitenrechter is voorbehouden, kan het middel niet slagen.5.
14. Het middel faalt.
15. Het tweede middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende met redenen omkleed, heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 bewezen verklaarde zaaksbeschadiging.
16. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard hetgeen onder 5 van deze conclusie is opgenomen. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, zoals aangehaald onder 6 van deze conclusie.
17. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 oktober 2016 blijkt dat de raadsman het woord heeft gevoerd overeenkomstig de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover voor de bespreking van het middel van belang, het volgende in:
“T.a.v. de bewijsvragen
Feit 1 en feit 2Voor het aanwezig hebben op 14 december 2012 refereer ik mij aan uw oordeel.(…)
Feit 3Op basis van de stukken van het strafdossier kan niet worden bewezen dat cliënt de kwekerij heeft aangelegd. Cliënt ontkent dat en er is geen enkel bewijsmiddel in het dossier dat aantoont dat cliënt wel aan het hakken, breken en opbouwen is geweest.
Het oordeel van de politierechter dat uit de verklaring van cliënt blijkt dat hij de kwekerij samen met anderen heeft ingericht, en medeplegen om die reden bewezen kan worden verklaard, vindt dan ook geen steun in de stukken van het strafdossier.
Degene die de kwekerij heeft aangelegd, heeft de vernieling(en) gepleegd. Die uitvoeringshandelingen kunnen niet direct aan cliënt worden toegeschreven.(…)”
18. Onder de aanhef “Bewijsverweer ten aanzien van feit 3” (pag. 3) heeft het hof in reactie op het hiervoor weergegeven verweer het volgende overwogen:
“Ter terechtzitting heeft de raadsman – op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota – betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. Op basis van de stukken kan immers niet worden vastgesteld dat de verdachte de vernielingen heeft gepleegd dan wel samen met anderen die vernielingen heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
In de woning die de verdachte huurde aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer is een hennepkwekerij opgezet en geëxploiteerd. De verdachte was de enige bewoner van de woning. Gelet hierop houdt het hof het ervoor dat de verdachte alleen verantwoordelijk is geweest voor de ter plaatse geconstateerde vernielingen en beschadigingen die klaarblijkelijk zijn veroorzaakt bij het opzetten van de hennepkwekerij. Dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen bij het opzetten van de hennepkwekerij is onvoldoende gemotiveerd gesteld en niet gebleken. Wat betreft het standpunt van de verdediging dat de verdachte onder druk van anderen zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de hennepkwekerij verwijst het hof naar hetgeen is overwogen onder het kopje ‘psychische overmacht’”.
19. De verdachte is veroordeeld voor het op 14 december 2012 opzettelijk aanwezig hebben van 422 hennepplanten in de woning aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep. Uit de inhoud van de door het hof voor het bewijs gebruikte bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op die datum op dat adres woonachtig was en dat hij de woning had gehuurd (bewijsmiddelen 1, 4 en 5). In de woning werd een hennepkwekerij aangetroffen (bewijsmiddel 3). De woning was beschadigd (bewijsmiddel 4). Het hof “houdt het ervoor” dat de verdachte alleen verantwoordelijk is geweest voor de ter plaatse geconstateerde vernielingen en beschadigingen die klaarblijkelijk zijn veroorzaakt bij het opzetten van de hennepkwekerij.
20. De bewezenverklaring onder 3 kan niet worden afgeleid uit de bewijsvoering, zodat de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.6.De omstandigheid dat de verdachte woonachtig was in het pand en daar opzettelijk hennepplanten aanwezig heeft gehad, is daarvoor onvoldoende. Daarbij neem ik in aanmerking dat de verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van de hennep(planten) en dat de bewijsmiddelen niets inhouden over het moment waarop de beschadigingen zijn aangebracht, in het bijzonder of de vernielingen na het ingaan van de huurperiode zijn aangebracht.7.
21. Het middel slaagt.
22. Dat betekent dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. Het derde middel, dat klaagt over het oordeel van het hof dat ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM tijdens de behandeling in eerste aanleg kan worden volstaan met de enkele constatering daarvan, kan daarmee onbesproken blijven. Hetzelfde geldt voor de bespreking van het vierde middel, dat de klacht behelst dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
23. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Het tweede middel slaagt. Het derde en het vierde middel kunnen buiten bespreking blijven.
24. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
25. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 ten laste gelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑05‑2018
G.J.M. Corstens en M.J. Borgers, Het Nederlands Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2014, p. 865-867.
A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Deventer: Kluwer 2015, p. 308-309.
Vgl. A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Deventer: Kluwer 2015, p. 224-225.
Zie mijn conclusie voorafgaand aan HR 27 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:119, onder 18. Vgl. ook G.J.M. Corstens en M.J. Borgers, Het Nederlands Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2014, p. 866-867.
Vgl. ook HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:189 (rov. 3.2 en 4.2).
Zie ook de conclusie van mijn ambtgenoot Spronken voorafgaand aan HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:189 onder 18.