Einde inhoudsopgave
Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet
Artikel 4.2 (gelijkstelling voorkeursrechten Wvg)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
14-03-2020, Stb. 2020, 112 (uitgifte: 09-04-2020, kamerstukken: 35133)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie en Veiligheid
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Gebiedsontwikkeling
Ruimtelijk bestuursrecht / Grondexploitatie
Ruimtelijk bestuursrecht / Inrichting landelijk gebied
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Onteigeningsrecht / Algemeen
1.
Een onherroepelijk voorkeursrecht, gevestigd op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 3, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten geldt als een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet.
2.
Een onherroepelijk voorkeursrecht gevestigd op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 4, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten geldt als een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet of als een voorkeursrecht op grond van een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening zolang nog geen gemeentelijke omgevingsvisie als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Omgevingswet is vastgesteld.
3.
Een onherroepelijk voorkeursrecht gevestigd op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 5, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten geldt als een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, onder c, van de Omgevingswet.
4.
Een onherroepelijk voorkeursrecht gevestigd op grond van artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten geldt als een voorkeursrecht op basis van artikel 9.1, tweede lid, van de Omgevingswet.
5.
Een onherroepelijk voorkeursrecht gevestigd op grond van artikel 9a, eerste lid, eerste zin, van de Wet voorkeursrecht gemeenten geldt als een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, eerste lid, van de Omgevingswet.
6.
Een onherroepelijk voorkeursrecht gevestigd op grond van artikel 9a, eerste lid, derde zin, van de Wet voorkeursrecht gemeenten geldt als een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, tweede lid, van de Omgevingswet.
7.
Een onherroepelijk voorkeursrecht gevestigd op grond van artikel 9a, tweede lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten geldt als een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, eerste lid, van de Omgevingswet.