Einde inhoudsopgave
Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet
Artikel 4.6 (overgangsrecht inrichting gebieden)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
14-03-2020, Stb. 2020, 112 (uitgifte: 09-04-2020, kamerstukken: 35133)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie en Veiligheid
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Gebiedsontwikkeling
Ruimtelijk bestuursrecht / Grondexploitatie
Ruimtelijk bestuursrecht / Inrichting landelijk gebied
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Onteigeningsrecht / Algemeen
1.
Een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wet inrichting landelijk gebied geldt voor de onderdelen waartegen beroep openstaat als inrichtingsbesluit als bedoeld in artikel 12.7 van de Omgevingswet en voor de overige onderdelen als een inrichtingsprogramma als bedoeld in artikel 3.14a van de Omgevingswet.
2.
Een ruilplan als bedoeld in artikel 47 van de Wet inrichting landelijk gebied geldt als ruilbesluit als bedoeld in artikel 12.22 van de Omgevingswet.
3.
In afwijking van het eerste lid vervalt een inrichtingsplan voor zover dat voorziet in de toewijzing en regeling van het beheer en onderhoud van waterlopen, dijken of kaden met de daartoe behorende kunstwerken, bedoeld in artikel 28, onder b, van de Wet inrichting landelijk gebied, op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.