Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/16.5
16.5 Materiële toetsing van het proeftijdontslag
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS391943:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie evenwel ook s. Rz. 45 sowie BAG, 26.8.1998, AP Nr. 202 zu § 620 BGB Befristetes Arbeitsvertrag.
Het 'Kndigungsschutzgesetz' is opnieuw vastgesteld bij wet van 25 augustus 1969 (BGBLI 5.1317) en laatstelijk gewijzigd bij wet van 26 maart 2008 (BGBL.I 5.444).
Het 'Mutterschutzgesetz' is opnieuw vastgesteld bij wet van 20 juni 2002 (BGBLI 5.2318) en laatstelijk gewijzigd bij wet van 5 december 2006 (BGBLI 5.2748).
BAG 16 maart 1989, NZA 89, 719. Zie ook Kttner, Personalbuch 16. Auflage 2009, Rn 3.
Zie bijvoorbeeld BAG 23.6.94, DB 94, 2190. In dit geval vond opzegging tijdens de proeftijd plaats wegens homoseksualiteit.
Zie onder andere BAG 8.9.1988, AP Nr. 49 zu § 102 BetrVG 1972.
Schaub 1996, p. 1100,1101; Jacobs 1993, p. 114; Boonstra c.a. 1999, p. 47.
Vanaf 1 januari 2004 geldt als één van de voorwaarden voor ‘Kündigungsschutz' dat de werkgever minimaal elf werknemers in dienst heeft.
T. Kania & N. Moritz, 'Der praktische Fall-Arbeitsrecht: Ein bedingter und befristeter Arbeitsvertrag', JuS 1996, p. 518.
Socialgesetzbuch.
De werknemer wordt in beginsel niet beschermd tegen het niet-verlengen van de arbeidsovereenkomst.1 Op algemene of bijzondere ontslagbescherming kan geen aanspraak worden gemaakt (§ 1 Abs. 1 KschG2), 102 BetrVG en § 9 MuSchG,3§ 85 SGB IX). Een uitzondering kan worden gemaakt indien de beëindiging is gebaseerd op discriminatoire gronden ('sachfremden Gründen'), zoals bijvoorbeeld beëindiging op grond van zwangerschap, handicap et cetera.4
Bij een proefarbeidsovereenkomst (Probearbeitsverhffltnis) kan, behoudens in geval van dringende redenen of indien de mogelijkheid van tussentijdse opzegging tussen partijen werd overeengekomen, geen tussentijds ontslag plaatsvinden. Een uitzondering op deze hoofdregel is het ontslag op grond van in § 626 BGB bedoelde 'Tatsachen'. Daarbij moet men denken aan ernstige ongeschiktheid van de werknemer voor het verrichten van de functie. Het ontslag is dan geboden om verdere schade voor de werkgever te voorkomen. Voorwaarde hierbij is dat de ontslagreden schriftelijk wordt medegedeeld en bij de opzegging een opzegtermijn van veertien dagen in acht wordt genomen (§ 626 Abs. 2 BGB). Partijen kunnen -in afwijking van de wet- overeenkomen dat ook bij een 'Probearbeitsverhffltnis' de arbeidsovereenkomst dient te worden opgezegd. Voorts kan worden overeengekomen dat ook tijdens de 'ProbearbeitsverMItnis' ontslagbescherming geldt.
Indien de proeftijd is opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (vorgeschalteter Probezeit) en deze niet langer duurt dan zes maanden, bestaat geen ontslagbescherming (Kündigungsschutz). In dat geval kan het ontslag tijdens de proeftijd worden getoetst aan wettelijke verboden (§ 134 BGB), aan de beginselen van 'Trau und Glauben' (§ 242 BGB) ('redelijkheid en billijkheid') en aan de goede zeden (Guten Sitten) (§ 138 BGB en § 1 KSchG).5
In het geval de proeftijd langer duurt dan zes maanden, geldt de normale ontslagbescherming. Voor het ontslag moet de werkgever die minimaal vijf werknemers in dienst heeft de ondernemingsraad (Betriebsrat) inlichten, die op zijn beurt een week de tijd heeft om te reageren (§ 102II BetrVG). Om te vermijden dat het ontslag op grond van een vormfout ongeldig wordt verklaard, doet de werkgever er verstandig aan om het ontslag op basis van concrete feiten en omstandigheden te motiveren. Algemene typeringen zoals bijvoorbeeld 'ongeschikt' of 'past niet in de groep' moeten in dit verband als onvoldoende worden aangemerkt.6
Als er geen reactie komt van de OR, wordt dit als instemming met het ontslag aangemerkt. Als er wel een reactie komt, kan dit bezwaren (`Bedenken') van de OR met het ontslag inhouden of een afkeuring ( Widerspruch ). De werkgever kan voorbijgaan aan de bezwaren van de OR tegen het ontslag. In geval van afkeuring is de werkgever gehouden om de werknemer in dienst te houden tot de rechter in eerste aanleg heeft beslist.
Een verklaring van afkeuring wordt door de OR afgegeven indien:
De werkgever bij de selectie van voor ontslag voorgedragen werknemers onvoldoende rekening heeft gehouden met sociale aspecten (§ 102 Abs. 3 nr. 1 BetrVG).
Het ontslag in strijd is met de richtlijnen die tussen OR en werkgever bestaan (§ 102 Abs. 3 nr. 2 BetrVG en § 1 Abs. 2 nr. la KschG).
Er overplaatsing of om- of bijscholing mogelijk was (§ 102 Abs. 3 nr. 3 und 4 BetrVG en § 1 Abs. 2 nr. lb KschG).
De werknemer heeft ingestemd met de overplaatsing naar een lagere functie (§ 102 Abs. 3 nr. 5 BetrVG 7
De werkgever heeft de mogelijkheid om na de afgifte van de verklaring van afkeuring een spoedprocedure bij de arbeidsrechtbank (Arbeitsgericht) te beginnen. Een dergelijke procedure kan resultaat hebben als:
De klacht van de werknemer onvoldoende kans van slagen heeft (§ 102 Abs. 5 nr. 1 BetrVG).
De voortzetting van het dienstverband een ondraaglijke economische last zou zijn (§ 102 V BetrVG en § 102 Abs. 5 nr. 2 BetrVG).
De bezwaren van de OR kennelijk ongegrond zijn (§ 102 Abs. 5 nr. 3 BetrVG).
De werknemer kan aan de rechter verzoeken om het ontslag af te wijzen of zich tegen het ontslag verweren en ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoeken (§ 9 Abs. 1 nr. 1 KSchG).
Er bestaat, naast de toetsingsmogelijkheid door de OR, een rechterlijke toetsing (Kündigungsschutz), die niet van toepassing is bij een proefarbeidsovereenkomst voor een periode van niet langer dan zes maanden. Voorwaarde voor de toetsing is voorts dat het bedrijf waar de werknemer in dienst is, minimaal zes werknemers8 in dienst heeft en deze werknemers ieder meer dan tien uur per week, dan wel 45 uur per maand werken, én de betrokken werknemer minimaal gedurende zes maanden ononderbroken bij de werkgever werkzaam is geweest.9 Als aan die voorwaarden is voldaan, kan de rechter het ontslag nietig verklaren indien dit niet steunt op één van de drie in de wet (§ 1 Abs. 2 KSchG ) genoemde ontslaggronden, te weten:
Redenen gelegen in de persoon van de werknemer.
Redenen gelegen in het gedrag van de werknemer.
Redenen die in het bedrijf gelegen zijn.
Voorts kan de rechter het ontslag nietig verklaren indien:
Hij de bezwaren van de OR tegen het ontslag gegrond verklaart.
Het ontslag in strijd is met de tussen OR en werkgever overeengekomen ontslagregels.
Voor zwangere werknemers geldt vanaf de aanvang van de arbeidsovereenkomst, een bijzondere ontslagbescherming ('besondere Kndigungsschutz') (§ 9 Abs. 1 MuSchG (Mutterschutzgesetz)). Deze bijzondere ontslagbescherming geldt ook gedurende de eerste zes maanden van een vorgeschalteter Probezeit', waardoor een zwangere werknemer gedurende de proeftijd niet kan worden ontslagen. Voor ernstig gehandicapten ('Schwerbehinderte') geldt dat zij tijdens de proeftijd gedurende de eerste zes maanden na aanvang van de arbeidsovereenkomst geen bijzondere ontslagbescherming genieten (§§ 90 Abs. 1 nr. 1 SGB10 IX).