Einde inhoudsopgave
Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen
Artikel 10.20 Testvoorwaarden voor elektronische installaties
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2018
- Bronpublicatie:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Inwerkingtreding
07-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1. Algemeen
De in het tweede lid gestelde testvoorwaarden zijn uitsluitend van toepassing op elektronische apparaten die voor stuurinrichtingen en machine-installaties voor de voortbeweging van het vaartuig, met inbegrip van de daarbij behorende randapparatuur, benodigd zijn.
2. Testvoorwaarden
- a)
De volgende testbelastingen mogen niet leiden tot schade aan of verkeerd functioneren van elektronische apparaten. De tests overeenkomstig de desbetreffende internationale normen (zoals IEC 60092-504 : 2016) moeten, met uitzondering van de koudetest, met een ingeschakeld apparaat worden uitgevoerd, waarbij de functie moet worden getest.
- b)
Spannings- en frequentieafwijkingen:
eenheid
afwijkingen
blijvend
kortstondig
Algemeen
frequentie
spanning
± 5%
± 10%
± 10% 5 s
± 20% 1,5 s
Accumulatorwerking
spanning
+ 30% / − 25%
-
- c)
Warmtetest:
Het te testen apparaat wordt binnen een half uur tot op 55 °C opgewarmd en wordt na het bereiken van deze temperatuur gedurende 16 uren op deze temperatuur gehouden. Aansluitend wordt een functietest uitgevoerd.
- d)
Koudetest:
Het te testen apparaat wordt in uitgeschakelde toestand tot op - 25 °C afgekoeld en gedurende twee uren op deze temperatuur gehouden. Aansluitend wordt de temperatuur tot op 0 °C verhoogd en een functietest uitgevoerd.
- e)
Trillingstest:
Trillingstests moeten bij de resonantiefrequentie van het apparaat of het onderdeel in de drie richtingsassen voor de duur van telkens 90 minuten worden uitgevoerd. Indien geen bijzondere resonantie wordt geconstateerd, vindt de trillingstest plaats bij 30 Hz.
De trillingstest wordt uitgevoerd met een sinusvormige slingering tussen de volgende grenzen:
Algemeen:
f = 2,0 tot 13,2 Hz; a = ± 1 mm
(amplitude f = ½ slingerbreedte)
f = 13,2 Hz tot 100 Hz: versnelling ± 0,7 g.
Functionele apparaten voor montage op verbrandingsmotoren of stuurmachines moeten als volgt worden getest:
f = 2,0 tot 25 Hz; a = ± 1,6 mm
(amplitude a = ½ slingerbreedte)
f = 25 Hz tot 100 Hz; versnelling ± 4 g.
Voelers voor montage in uitlaatgassenleidingen van verbrandingsmotoren kunnen worden blootgesteld aan beduidend hogere belastingen. Hiermee moet bij de tests rekening worden gehouden.
4.
Tests van de elektromagnetische verdraagbaarheid moeten op basis van de Europese normen EN 61000-4-2 : 2009, EN 61000-4-3 : 2010, EN 61000-4-4 : 2012, met het testniveau 3 worden uitgevoerd.
5.
Het bewijs dat de apparaten voldoen aan deze testvoorwaarden moet door de fabrikant worden geleverd. Als bewijs geldt ook een verklaring van een erkend classificatiebureau.