HR 1985, NJ 1985, 739; HR 1986, NJ 1986, 444 en 719; HR 1991, NJ 1991, 808
HR, 11-07-2014, nr. 12/05519
ECLI:NL:HR:2014:1624, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-07-2014
- Zaaknummer
12/05519
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑07‑2014
ECLI:NL:HR:2014:1624, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑07‑2014; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1198, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:283, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑01‑2013
- Vindplaatsen
V-N 2014/36.31 met annotatie van Redactie
BNB 2014/221 met annotatie van G.T.K. MEUSSEN
FED 2014/96 met annotatie van A.F. Gunn
NTFR 2014/1938 met annotatie van mr. dr. J.J.A.M. Korving
Beroepschrift 11‑07‑2014
Edel hoogachtbare Heer, Vrouwe,
Als raadsman van [X] motiveer ik hierbij het verweer tegen het beroep in cassatie en stel ik tevens incidenteel beroep in cassatie in (zie hierna onderdeel 1).
1.
Schending van recht door het oordeel van het Hof dat er bij meerdaagse pokervorm Texas Hold'Em sprake is van een kansspel.
Ter toelichting hierop dient het volgende.
Het onderscheid tussen verschillende pokerspelen
Poker is de verzamelnaam van een groep kaartspelen, die de waardering van verschillende kaartcombinaties gemeen hebben. De spelregels van de diverse pokerspelen lopen voor het overige zeer uiteen. Er zijn varianten waarbij de deelnemers tegen elkaar spelen, en varianten waarbij de deelnemers tegen een bankhouder spelen.
Pokerspelen zijn op verschillende wijzen van elkaar te onderscheiden. Dit onderscheid is van belang omdat de verschillende varianten en van het pokerspel en de vormen waarin deze worden gespeeld van elkaar verschillen voor wat betreft de wijze waarop de winnaars worden aangewezen en de invloed die de deelnemers op de aanwijzing der winnaars hebben. Hiermee is het essentieel welke pokerspelen in deze procedure gezamenlijk worden beschouwd om te beoordelen of ik aan kans- dan wel behendigheidsspelen heb deelgenomen. De Belastingdienst erkent het belang van dit onderscheid door te stellen dat het in deze procedure niet gaat om de vraag of poker in het algemeen een kansspel is.
De door mijn cliënt gespeelde variant van het pokerspel is Texas Hold'em. De Belastingdienst vindt het onderscheiden van deze variant kennelijk geschikt om te beoordelen of sprake is een kans- dan wel een behendigheidsspel. De variant Texas Hold'em wordt in diverse vormen gespeeld, die aanzienlijk van elkaar verschillen voor wat betreft de wijze waarop de winnaars worden aangewezen. De twee hoofdvormen zijn de cashgame en het toernooi.
Bij een cashgame wordt rechtstreeks om geld gespeeld: elke inzet heeft een geldwaarde, al dan niet in de vorm van chips. Op elk moment kan een speler met het spel stoppen.
Bij een toernooi wordt vooraf een vaste inleg betaald waarmee men een aantal toernooi-chips koopt.
Tijdens het toernooi wordt een speler geëlimineerd als hij al zijn chips heeft verloren aan de andere deelnemers. Als voldoende eliminaties hebben plaatsgevonden worden pokertafels opgeheven en de deelnemers samengevoegd naar een volgende tafel, net zolang tot één tafel overblijft. Die deelnemers spelen daarna door tot één deelnemer het toernooi heeft gewonnen. Het doel voor een speler die meedoet aan een pokertoernooi is het voorkomen van eliminatie en het behalen van zodanige klassering dat men in de prijzen valt, wat meestal betekent dat men bij de laatste 10% tot 15% van de deelnemers moet eindigen.
De chips in een toernooi vertegenwoordigen geen directe geldwaarde en kunnen dus niet naar geld worden gewisseld.
Het aanmerkelijke verschil tussen een cashgame en een toernooi voor wat betreft de wijze waarop de winnaars worden aangewezen brengt met zich mee dat ook het onderscheiden van de variant Texas Hold'em ongeschikt is om te beoordelen of sprake is van een kans- dan wel een behendigheidsspel.
De prijzen die door mijn cliënt zijn gewonnen zijn beide gewonnen in Texas Hold'em pokertoernooien, zodat het in deze procedure niet gaat om de vraag of Texas Hold'em poker in de vorm van een cashgame een kans- dan wel een behendigheidsspel is. De Belastingdienst heeft niet vastgesteld dat de overige door mijn cliënt gespeelde toernooien kansspelen zijn.
Texas Hold'em pokertoernooien verschillen onderling niet of nauwelijks in de wijze waarop de winnaars worden aangewezen. In zoverre zou het onderscheiden van deze vorm geschikt zijn om te beoordelen of sprake is van een kans- dan wel een behendigheidsspel, Texas Hold'em pokertoernooien verschillen onderling echter aanmerkelijk voor wat betreft de invloed die de deelnemers op de aanwijzing der winnaars kunnen uitoefenen.
Er zijn Texas Hold'em pokertoernooien waarbij de deelnemers verplicht zijn al hun chips elke speelronde in te zetten, waardoor de deelnemers dus geen enkele beslissing kunnen nemen. Tijdens zulke toernooien worden slechts enkele speelronden gespeeld en deze toernooien duren slechts enkele minuten. Bij zo'n Texas Hold'em pokertoernooi hebben de deelnemers geer enkele invloed op de aanwijzing der winnaars, en is er dus sprake is van een zuiver kansspel.
Aan de andere kant zijn er Texas Hold'em pokertoernooien waarbij de deelnemers beschikken over een groot aantal chips, die het de deelnemers mogelijk maakt vele spelronden te verliezen zonder te worden geëlimineerd. Tijdens zulke toernooien moeten door de meeste deelnemers vele duizenden beslissingen worden gemaakt, waardoor het enkele dagen duurt alvorens deelnemers tot winnaars worden aangewezen.
Het verschil tussen deze varianten van Texas Hold'em pokertoernooien is significant voor de invloed die de deelnemers op de aanwijzing der winnaars kunnen uitoefenen. Dit brengt met zich mee dat ook het onderscheiden van de variant Texas Hold'em in toernooivorm ongeschikt is om te beoordelen of sprake is een kans- dan wel een behendigheidsspel.
Het aantal beslissingen dat tijdens een Texas Hold'em pokertoernooi door de deelnemers dient te worden genomen is op een redelijk eenduidige wijze af te leiden uit het aantal dagen dat zo'n toernooi duurt. De prijzen die mijn cliënt heeft gewonnen zijn beide gewonnen in meerdaagse Texas Hold'em pokertoernooien, zodat het in deze procedure niet gaat om de vraag of een Texas Hold'em pokertoernooi dat slechts één dag duurt een kans- dan wel een behendigheidsspel is.
Gelet op het voorgaande resteert één geschikte manier om een Texas Hold'em pokertoernooi te onderscheiden om te beoordelen of sprake is van een kans- dan wel behendigheidsspel, namelijk op basis van een indeling van Texas Hold'em pokertoernooien aan de hand van het aantal beslissingen dat door de winnaars dient te zijn gemaakt, ofwel het aantal dagen dat zo'n toernooi duurt.
De kansbepaling
Bij Texas Hold'em poker bestaat de kansbepaling evident uit de speelkaarten die de deelnemers willekeurig ontvangen, en de gemeenschappelijke speelkaarten die willekeurig op tafel verschijnen. Terecht merkt de Belastingdienst op dat ook de deelnemers waarmee tijdens Texas Hold'em pokertoernooien aan één tafel wordt gespeeld door toeval worden bepaald. Dit is echter alleen van belang als de ene deelnemer behendiger is dan andere, en daarmee een aanmerkelijke invloed hebben op de aanwijzing der winnaars.
Dit ontkent de Belastingdienst juist.
De deelnemers in het algemeen
De deelnemers
Om te kunnen beoordelen of de deelnemers aan een specifiek pokerspel in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen op de aanwijzing der winnaars is van belang welke spelers tot deelnemer aan dat spel dienen te worden gerekend.
De Belastingdienst gaat er vanuit dat het hier gaat om pokerspelers in en buiten Nederland. Vanwege de eerder opgemerkte essentiële verschillen tussen de verschillende vormen van het pokerspel, die in vele varianten worden gespeeld, is het in deze procedure onjuist deelnemers aan pokerspelen anders dan meerdaagse Texas Hold'em pokertoernooien tot de deelnemers te rekenen teneinde te beoordelen of deze deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed op de aanwijzing der winnaars kunnen uitoefenen.
De invloed van enige kansbepaling in een spel volgt niet alleen uit de aard van het spel, maar met name ook uit de niveauverschillen tussen de spelers die het spel spelen: hoe kleiner de verschillen, hoe groter de invloed van de kansbepaling.
Bij behendigheidsspelen, en ook bij pokerspelen, nemen meestal deelnemers van enigszins gelijkwaardig niveau het tegen elkaar op. Bij Texas Hold'em pokertoernooien wordt de behendigheid van de deelnemers vooral bepaald door de hoogte van de inleg. Een speler met een relatief geringe behendigheid zal veelal deelnemen aan toernooien met een geringe inzet. Aan de andere kant zal een speler met een relatief grote behendigheid veelal deelnemen aan toernooien met een hoge inzet. Naarmate een deelnemer behendiger wordt, en bij toernooien met een bepaalde inzet zijn mededeelnemers weet te verslaan, zal hij veelal toernooien met een hogere inzet gaan spelen. De inleg bij meerdaagse Texas Hold'em pokertoernooien begint al bij € 100,-, terwijl de inleg bij de duurste pokertoernooien € 1.000.000,- bedraagt.
Dit neemt niet weg dat alle deelnemers aan meerdaagse Texas Hold'em pokertoernooien met elkaar vergeleken dienen te worden teneinde de invloed van de spelers te beoordelen, zij spelen immers allemaal hetzelfde spel, in dezelfde vorm en dezelfde variant.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de deelnemers aan meerdaagse Texas Hold'em pokertoernooien die met elkaar dienen te worden vergeleken het in de praktijk meestal niet tegen elkaar op zullen nemen.
In het algemeen
De Hoge Raad heeft bij al haar uitspraken over kansspelen ten aanzien van de in de definitie van kansspel opgenomen bepaling ‘in het algemeen’ consequent de maatstaf aangelegd dat het dient te gaan om de grote meerderheid der spelers1., wat een andere orde van grootte inhoud dan de door de Belastingdienst gestelde meerderheid van meer dan 50%. Ook een taalkundige uitleg van het begrip ‘in het algemeen’, duidt op een meerderheid groter dan 50%. Dit brengt met zich mee dat ook indien een aanzienlijke minderheid wel een overwegende invloed uit kan oefenen op de aanwijzing der winnaars geen sprake is van een kansspel.
Een beginnende deelnemer aan Texas Hold'em pokertoernooien zal veelal deelnemen aan kortdurende toernooien die niet meer dan één dag duren, en dus minder vaak aan meerdaagse pokertoernooien.
Meerdaagse toernooien vereisen grote passie voor het spel, waardoor de groep geavanceerde spelers is oververtegenwoordigd ten opzichte van pokerspelers in het algemeen. Meerdaagse Texas Hold'em pokertoernooien kennen bovendien een internationaal deelnemersveld met spelers die niet zelden speciaal voor een toernooi naar het buitenland reizen.
Dit maakt duidelijk dat het bij de beoordeling van de vraag of een meerdaags Texas Hold'em pokertoernooi een kansspel dan wel behendigheidsspel is gaat om de invloed van de geavanceerde deelnemer, nu deze type deelnemer bij zulke toernooien op zijn minst een grote minderheid van het deelnemersveld beslaat.
Overwegende invloed
Kwantificatie van de overwegende invloed
Met de Belastingdienst ben ik van mening dat alvorens sprake is van overwegende invloed, als gevolg van deze invloed 50% van de gevolgen van de toevalsgenerator op de aanwijzing der winnaars teniet dient te worden gedaan.
Termijn waarbinnen de overwegende invloed dient te blijken
De wetgever heeft zich niet bezig gehouden met de vraag binnen welke termijn de al dan niet overwegende invloed van de deelnemers moet blijken. Ook in de rechtspraak over kansspelen is deze vraag nog niet nadrukkelijk aan de orde geweest. Overwegende invloed uit zich vaak uitsluitend op de langere termijn, waardoor de termijn waarover een spel wordt beschouwd essentieel is om te beoordelen of er sprake is van een kans- dan wel behendigheidsspel.
Texas Hold'em poker kan niet het karakter van een behendigheidsspel worden ontzegd op de enkele basis dat over de beperkte periode van één enkel spel de invloed die de deelnemers in het algemeen uitoefenen op de aanwijzing der winnaars niet overwegend is, maar dat de behendigheid dient te worden beoordeeld op basis van een statistisch relevant aantal spelen.
Ook bij zuivere behendigheidsspelen blijken de ware krachtsverhoudingen vaak pas bij een meting op de langere termijn, vooral wanneer de verschillende deelnemers vrijwel even behendig zijn. Dit geldt ook voor door de Belastingdienst erkende behendigheidsspelen met enige kansbepaling zoals klaverjassen en bridge.
In het geval van een meerdaags Texas Hold'em pokertoernooi dienen zelfs als slechts één enkel spel wordt beoordeeld, desondanks honderden spelronden, met vele duizenden biedronden, in beschouwing te worden genomen. De winnaars worden immers pas aan het einde van zo'n toernooi aangewezen, terwijl het niet mogelijk is de chips gedurende zo'n toernooi naar geld te wisselen.
Behendigheidselement
Het behendigheidselement bij Texas Hold'em poker bestaat uit de keuzes die de deelnemers volledig zelf onder controle hebben. Elke spelronde kan de speler tijdens de verschillende biedronden passen, inzetten of verhogen, waarbij het bij inzetten en verhogen ook mogelijk is de hoogte van de inzet of de verhoging te bepalen. Er is geen kanselement dat de deelnemers dwingt één van deze keuzes te maken.
In Texas Hold'em poker zijn er twee mogelijkheden een spelronde te winnen. De eerste is om de laatste deelnemer aan die spelronde te zijn, alle andere deelnemers hebben dan gepast. De tweede is de beste kaartcombinatie te hebben van de deelnemers die tot en met de laatste biedronde aan de spelronde hebben deelgenomen.
De meeste spelronden in Texas Hold'em poker worden bepaald door de eerste mogelijkheid, alle deelnemers anders dan de winnaar hebben dan gepast. De uitkomst van deze spelronden wordt wel beïnvloed door de speelkaarten die willekeurig zijn gedeeld, maar de uitkomst wordt uiteindelijk bepaald door de keuzes die door de deelnemers worden gemaakt.
Doordat de speelkaarten van de tegenstanders tijdens de biedronden onbekend zijn, probeert een deelnemer zijn tegenstanders en de keuzes die deze maken te interpreteren om na te gaan welke speelkaarten deze tegenstanders bezitten. De keuzes worden dus niet alleen bepaald door de speelkaarten die de deelnemer zelf heeft, maar ook door de interpretatie van de speelkaarten van zijn tegenstanders.
Iedere deelnemer die heeft gepast zal zijn mogelijkheden de speelronde te winnen door het hebben van de beste kaartcombinatie na de laatste biedronde te laag hebben geschat, terwijl de winnaar deze mogelijkheden juist hoog zal hebben geschat, of hebben gedacht dat de andere deelnemers zouden passen bij een inzet of verhoging tijdens de biedronden. In ieder geval worden de kaartcombinaties in deze gevallen op geen enkel moment vergeleken om een winnaar van de spelronde te bepalen.
Ook bij de tweede mogelijkheid een spelronde te winnen, dus als de kaartcombinaties van de resterende deelnemers wel worden vergeleken, zijn de keuzes van de deelnemers van belang.
Zelden zullen de kaartcombinaties van alle deelnemers in die situatie worden vergeleken, omdat één of meerdere deelnemers al tijdens de biedronden zullen hebben gepast. In de meeste gevallen blijken de speelkaarten die aan een deelnemer zijn gedeeld die tijdens de biedronden heeft gepast uiteindelijk toch de winnende kaartcombinatie op te leveren. De keuze die deze speler heeft gemaakt leidt ertoe dat niet hij, maar een andere deelnemer de spelronde wint. Ook in deze gevallen wordt de winnaar van de spelronde niet bepaald door willekeurig gedeelde speelkaarten, maar uit de keuze van de deelnemer met de uiteindelijk winnend blijkende kaartcombinatie om te passen.
Uit het voorgaande volgt dat de speelkaarten zelden bepalen wie een spelronde wint, maar dat de winnaar van een spelronde wordt bepaald door de keuzes van de deelnemers.
Het resultaat van een spelronde wordt niet alleen bepaald door de deelnemer die die spelronde wint, het gaat ook om de hoeveelheid chips die wordt gewonnen of verloren. De grootte van deze hoeveelheid wordt volledig bepaald door de keuzes die de deelnemers maken, zelfs als de speelkaarten volledig bepalen welke deelnemer de spelronde wint. Er zijn geen kanselementen die de deelnemers dwingen een bepaalde hoeveelheid chips in te zetten.
De keuzes van de deelnemers zijn dus bepalend voor de uitkomst van de spelronden, en daarmee bij Texas Hold'em poker voor de aanwijzing der winnaars. Dit is des te meer het geval bij meerdaagse toernooien, waarbij teneinde de invloed van de deelnemers in het algemeen vast te stellen, het resultaat van geavanceerde spelers over honderden spelronden, met vele duizenden biedronden, in ogenschouw dient te worden genomen.
Resultaat van de deelnemers
Het resultaat in absolute zin van de gezamenlijke of individuele deelnemers aan een meerpersoonsspel is anders dan bij éénpersoonsspelen niet van belang om te beoordelen of sprake is van een kans- dan wel een behendigheidsspel. Het gaat in deze procedure om de invloed op het resultaat, niet het resultaat zelf.
Karakteristiek aan spelen waarbij deelnemers een bedrag inzetten en het tegen elkaar opnemen is immers dat de gezamenlijke opbrengst gelijk is aan nul. Indien een vergoeding wordt betaald voor deelname aan het spel, dan zal de gezamenlijke opbrengst altijd negatief zijn. Dit geld zowel voor zuivere behendigheidsspelen als zuivere kansspelen; als deelnemers aan een schaaktoernooi een bedrag inleggen ten gunste van de winnaar en een vergoeding betalen voor deelname aan het toernooi zal het gezamenlijke resultaat ook altijd negatief zijn.
De Belastingdienst stelt dat het feit dat de meerderheid der deelnemers geen winst weet te behalen met pokerspelen bevestigd dat sprake is van een kansspel. Deze stelling is gelet op het voorgaande onbegrijpelijk, althans onjuist.
Ook de verhouding tussen het aantal winnende en verliezende deelnemers zegt niets over de aard van het spel. Een strikte interpretatie van deze stelling van de Belastingdienst zou zelfs de weg openen voor zeer riskante kansspelen waarbij voor de spelers de kans op winst groter is dan de kans op verlies. Een goed voorbeeld hiervan is Russisch Roulette, wat volgens de Belastingdienst kennelijk een behendigheidsspel zou zijn, omdat het vaker wordt gewonnen dan verloren. Bij dit spel bevindt zich immers slechts één patroon in de zes kamers van de revolver waarmee wordt gespeeld.
Wordt de Belastingdienst wel gevolgd in haar stellingen ten aanzien van het belang van het resultaat van de deelnemers, dan nog wordt volgens dit onderzoek niet voldaan aan het criterium dat een aanzienlijke minderheid van de deelnemers geen overwegende invloed heeft op de aanwijzing der winnaars, omdat zij winnend spelen.
De onderbouwing van het door de Belastingdienst aangehaalde onderzoek door de Universiteit van Calgary ontbreekt volledig. Er wordt slechts vermeld dat door anderen dan de onderzoekers van deze universiteit zelf, 3 jaar lang pokerspelers zijn bestudeerd in een ‘cardroom’ in Los Angeles. Niet duidelijk is om welke pokerspelen het gaat, en bovendien stamt het onderzoek al uit 1989, waardoor het niet onwaarschijnlijk is dat poker tegenwoordig op een andere wijze pleegt te worden gespeeld.
Bedoeling van de wetgever
Parlementaire stukken
Uit de parlementaire behandeling van poker in de Tweede Kamer meent de belastingdienst de conclusie te kunnen trekken dat Kamerleden van links tot rechts evenals de regering poker wil blijven aanmerken als een kansspel.
Vooraleerst is het niet aan bepaalde bewindslieden of Kamerleden, maar aan de rechter, om te bepalen of een bepaald spel al dan niet een kansspel is, en wel aan de hand van de criteria in de Wet op de kansspelbelasting.
In de tweede plaats wordt in de door de Belastingdienst aangehaalde parlementaire stukken telkens gesproken over poker. Zoals eerder betoogd zijn er vele verschillende pokerspelen, die enkel de waardering van verschillende kaartcombinaties gemeen hebben. De term poker is daarmee te algemeen om te stellen dat de aangehaalde Kamerleden ook de door mij gespeelde meerdaagse Texas Hold'em pokertoernooien tot de kansspelen hebben willen rekenen.
In de derde plaats zouden de stemmen staken bij het opnieuw indienen van de motie nr. 87 (24557) van de huidige staatssecretaris van justitie en toenmalig Kamerlid Teeven, indien de politieke partijen ongewijzigd zouden stemmen in de nieuwe politieke constellatie. Het Kamerlid wilde volgens de Belastingdienst zelf middels zijn motie de uitspraak ontlokken dat poker wel eens geen kansspel zou kunnen zijn. Het is overigens niet aan de Belastingdienst als uitvoeringsorgaan van de overheid om te gissen naar de redenen die Kamerleden ertoe brengen de tekst van moties te wijzigen, hetgeen de Belastingdienst blijkens de toelichting op deze motie in het verweerschrift kennelijk wel gepast acht.
Volstrekt onbegrijpelijk is de notie van de Belastingdienst dat als poker een behendigheidsspel zou zijn, beteugeling van kansspelverslaving niet meer mogelijk is. Immers, bij verslaving aan een spel dat geen kansspel is, is geen sprake van kansspelverslaving. Hierbij heeft de wetgever dan bovendien ook geen nadrukkelijke rol met betrekking op dit spel voor zichzelf weggelegd als het gaat om het tegengaan van oneerlijk spelverloop en criminaliteit.
Wetenschappelijke onderzoeken
Professor Van der Genugten en dr. Borm
De Belastingdienst stelt dat het onderzoek van professor Van der Genugten onvoldoende wetenschappelijke waarde heeft. De Belastingdienst miskent dat de eerste ronde van het experiment in het programma Nieuwslicht dat in verband staat met dit onderzoek een proefronde betrof. De uitkomst van dit experiment wijst er wel degelijk op dat poker Texas Hold'em poker een behendigheidsspel is.
Zelfs al zou de uitkomst van dit experiment anders zijn, dan nog geldt dat professor Van der Genugten zowel vooraf als achteraf heeft erkend dat het experiment niet wetenschappelijk verantwoord was, maar enkel ten behoeve van het TV-programma.
DeDonno, M.A., M.B.A. en professor Detterman
In hun studie naar de overwegende factor in Texas Hold'em poker genaamd ‘Poker is a Skill’ concluderen Michael DeDonno, M.A., M.B.A. en professor Detterman:
‘The question at the start of this study was is poker a game of luck or skill? The unequivocal finding is that poker is a game of skill. In both studies, participants who were instructed outperformed those who were not instructed. Given that poker is a complex skill, it is somewhat surprising that even elementary instructions and limited practice had an effect.’
Professor Levitt en professor Miles
In hun studie naar de feitelijke resultaten in meerdaagse Texas Hold'em pokertoernooien genaamd ‘The Role of Skill Versus Luck in Poker: Evidence from the World Series of Poker’ concluderen Professor Levitt en professor Miles:
‘This paper attempts to shed light on the extent to which pre-existing metrics of poker skill are useful in predicting tournament outcomes. Our results suggest that players who are a priori identified as ‘high skill’ do indeed substantially outperform other competitors. This predictability in returns is evidence for a substantial role of skill in poker.’
Conclusie wetenschappelijke onderzoeken
De Belastingdienst heeft geen onderzoek gedaan naar het resultaat dat door een statistisch relevant aantal pokerspelers in een statistisch relevant tijdsbestek wordt behaald. Door mij is wel verwezen naar het onderzoek van Professor Levitt en professor Miles dat concludeert dat de deelnemers een substantiële invloed hebben op de aanwijzing der winnaars.
Het oordeel dat poker als kansspel in de zin van de Wet op de kansspelbelasting kwalificeert kan ook gebaseerd worden op verklaringen van getuigen en deskundigen nopens het pokerspel en de wijze waarop dit in het algemeen in de praktijk pleegt te worden gespeeld.
Verwezen naar het onderzoek van Professor Van der Genugten en dr. Borm en het onderzoek van DeDonno, M.A., M.B.A. en professor Detterman. Beide onderzoeken concluderen dat de deelnemers aan Texas Hold'em pokerspelen een overwegende invloed hebben op de aanwijzing der winnaars.
Jurisprudentie
Binnenland
Hoge Raad, 3 maart 1998
De Belastingdienst persisteert dat de Hoge Raad heeft beslist dat het pokerspel een kansspel is. Dit zou blijken uit de beoordeling van de aangevoerde middelen; de Belastingdienst laat na aan te geven uit de beoordeling van welk middel deze conclusie valt te trekken. In de beoordeling door de Hoge Raad van de voorgestelde middelen is deze conclusie niet te lezen. De voorgestelde middelen behelzen ook niet de klacht dat poker geen kansspel is.
In de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 19 staat voor wat betreft de deskundigheid en de conclusies van de elkaar tegensprekende deskundigen ook niet voor niets:
‘Ik laat in het midden of zich hier een in de poppenspeljurisprudentie passende situatie voordoet, omdat het hof mijns inziens, indien dat het geval zou zijn, aan de uit die jurisprudentie voortvloeiende motiveringseisen heeft voldaan. Het hof heeft immers in een bijzondere bewijsoverweging de voor het bewijs gebruikte uitkomsten van het onderzoek van prof. Wagenaar getoetst aan de uitkomsten van het onderzoek van prof. Van der Genugten. Of het hof daarbij tot de juiste conclusies is gekomen, onttrekt zich aan het oordeel van de Hoge Raad. Daarvoor is die vraag te feitelijk van karakter.’
Juist de deskundigheid van de betrokken deskundigen en de door hun getrokken conclusies waren essentieel om tot de bewezenverklaring te komen dat de in casu gespeelde spelen kansspelen zijn. De Hoge Raad heeft dus niet geoordeeld dat de conclusies van het onderzoek van professor Wagenaar juist zijn.
Ook de Rechtbank Den Haag heeft terecht het volgende overwogen:
‘Hetgeen door de Minister van Justitie wordt aangekomen als een volgens vaste jurisprudentie uitgangspunt met betrekking tot poker als kansspel wordt echter in het door hem aangehaalde arrest van de Hoge Raad uit 1998 niet ondubbelzinnig onderschreven.’2.
Zelfs al zou de Hoge Raad in 1998 wel hebben geoordeeld dat poker als kansspel in de zin van de Wet op de kansspelen kwalificeert, dan is dat alsnog geenszins bepalend voor de vraag of de door mijn cliënt in 2002 gespeelde pokertoernooien ook aldus kwalificeren. De in die zaak gespeelde varianten van het pokerspel in de Concord Card Club waren immers geen meerdaagse Texas Hold'em pokertoernooien, zodat in deze zaak sprake is van een andere variant van het pokerspel. Daarbij is het zeer wel mogelijk dat het pokerspel in 2002 in de praktijk op een andere wijze pleegt te worden gespeeld dan in 1998.
Rechtbank Den Haag, 2 juli 20103.
De Rechtbank Den Haag heeft niet alleen niet bewezen geacht dat Texas Hold'em poker een kansspel is, maar ook geconcludeerd dat dat poker niet kan worden aangemerkt als een kansspel in de mate waarin de wetgever heeft gewild poker een kansspel te zijn.4.
De uitspraak is consistent; dat ook de subjectieve verklaring van de verdachte is meegewogen in het eindoordeel, volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad.5. Dat de Rechtbank desalniettemin aan een deskundigenonderzoek de eis stelt dat deze niet te veel subjectieve elementen bevat is daar geenszins mee in strijdt.
Buitenland
Het kan, anders dan de Belastingdienst stelt, zo zijn dat één en hetzelfde spel in het ene land wordt beschouwd als kansspel, en in het andere land als behendigheidsspel. Sterker nog, dit is wat betreft Texas Hold'em poker sowieso het geval, onafhankelijk van de uitspraak in deze procedure. Er zijn nu immers al landen met een soortgelijke definitie als de Nederlandse waar Texas Hold'em poker als behendigheidsspel wordt beschouwd, terwijl er ook landen zijn waar Texas Hold'em poker als kansspel wordt beschouwd.
Verschillen komen zelfs binnen één land voor, bijvoorbeeld binnen de Verenigde Staten van Amerika.
De opsomming van buitenlande rechtspraak door de Belastingdienst is alles behalve volledig en bovendien selectief. Relevante uitspraken zijn weggelaten, terwijl juist niet relevante uitspraken zijn opgenomen. Voor de volledigheid zal ik enkele van de uitspraken bespreken en de opsomming complementeren met andere relevante buitenlandse gerechtelijke uitspraken.
Australië, South Australian Magistrates Court, 2008
Alhoewel de regelgeving in Zuid-Australië afwijkt van de Nederlandse, is er aan de hand van de zaak Police v Jones, Police v Ravesi6. een eenduidige conclusie te trekken met betrekking op de uitkomst van deze zaak als deze aan de Nederlandse wetgeving zou zijn getoetst.
In het nieuwsartikel dat de Belastingdienst heeft aangehaald staat:
‘In essence, the evidence accepted by the Court was similar to the evidence given in the Gutshot case in the UK, namely that the game of Texas Hold'em Poker is a game where skill prevails and that it is not merely a game of chance. Further, the Court appeared to accept the expert evidence that, despite an element of chance existing in respect of the manner in which cards are dealt, skill was a determinant element in the outcome in the game over time.’
De rechter heeft kennelijk geoordeeld dat de behendigheid doorslaggevend was bij de uitkomst van spel. Er is aldus sprake van een overwegende invloed van de deelnemers op de aanwijzing der winnaars.
Engeland, Court of Appeal, 8 februari 2008
De wetgeving in Engeland wijkt op een belangrijk punt af van de Nederlandse. Ook indien de deelnemers een overwegende invloed hebben, maar er wel een kanselement aanwezig is, is sprake van een kansspel.7. In de instructie van de rechter aan de jury in de door de Belastingdienst aangehaalde zaak R v Kelly is nota bene expliciet opgenomen dat het niet gaat om de vraag of de invloed van de deelnemers op de aanwijzing der winnaars overwegend is, maar dat beoordeeld dient te worden of er sprake was van een betekenisvolle invloed van de kansbepaling.
De Engelse rechtspraak is daarmee weinig relevant in deze procedure.
Verenigde Staten, South Carolina, Court of Common Pleas, 14 januari 2009
In de uitspraak van 14 januari 2009 sluiten de overwegingen van het Court of Common Pleas in hoger beroep voor een groot deel aan op de uitspraak van de Rechtbank Den Haag.
‘As noted above, the municipal court found the evidence ‘overwhelming’ that Texas Hold'em is a game of skill. This Court affirms that finding. The evidence presented by Appellants convincingly establishes that the outcome of a typical hand of Texas Hold'em is primarily determined by the relative skill of the players. A more skilied player will consistently beat a less skilled player, and a player's skill can be improved over time through study and practice. Moreover, success at a game of Texas Hold'em requires reasoning and deductive skills that belie the notion that the outcome is determined solely —or even primarily— by the cards one is dealt. Accordingly, this Court holds that Texas Hold'em is a game of skill.’
Zweden, Högsta Domstolen, 6 april 2011
Waar andere buitenlandse gerechten hebben geoordeeld dat bij Texas Hold'em poker de invloed van kansbepaling dan wel behendigheid overwegend is, hebben de Zweedse rechters van de Högsta Domstolen in hoogste instantie een genuanceerder oordeel uitgesproken.
- ‘23.
I huvudturneringen fanns en på förhand bestämd nivå för insatserna. Spelarna slogs ut allteftersom de förlorade sino marker. Turneringen var avsedd att pågå i tre dagar. Det ör uppenbart att det slumpmoment som består i hur korten fördelas — som har stor betydelse för utgången av enskilda givar — spelar en underordnad roll i en turnering av det slaget.
- 24.
Sidoturneringarna (sit-and-go) pågick eller var avsedda att pågå under kortare tid. Enligt de i målet lämnade uppgifterna har det rört sig om två till tre timmar per turnering. Sidoturneringarna har därför haft en sådan omfattning att utgången av dessa inte kan anses till väsentlig del ha berott på slumpen i den mening som avses i 16 kap. 14 § brottsbalken (jfr punkt 20 ovan).
- 25.
Kontantspelen (cash-games) skilde sig från turneringarna därigenom att spelarna kunde lämna spelet när de önskade och även köpa nya marker vid behov. Spelarna kunde alltså själva bestämma det antal spel som de deltog i, liksom sina samlade insatser. Det innebär att speltypen, i motsats till turneringsspelen, inte har någon annan enligt reglerna given avgränsning än varje spelomgång som kon löggas till grund för prövningen av slumpens betydelse. Kontantspelen måste mot den bakgrunden onses vara sådana spel där utgången
beror till väsentlig del på slumpen.
- 26.
Slutsatsen är off, av de spel som anordnades vid pokerturneringen EPC 2007 i Grebbestad, kontantspelen, men inte huvudturneringen och sidoturneringarna, utgjorde sådana spel där utgången till väsentlig del berodde på slumpen i den mening som avses i 16 kap. 14 § brottsbalken.’
Vanwege het aantal beslissingen dat dient te worden genmaakt alvorens winnaars worden aangewezen, zijn cashgames tot de kansspelen gerekend, terwijl toernooien volgens de Högsta Domstolen juist geen kansspelen zijn.
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 11‑07‑2014
LJN BN0013 r.o.v. 4.3
LJN BN0013 r.o.v. 4.3
Gaming Law Review and Economics, jaargang 12, nummer 5, pagina 507–539
Sectie 52 van de Gaming Act 1968.
Uitspraak 11‑07‑2014
Partij(en)
11 juli 2014
nr. 12/05519
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 18 oktober 2012, nr. 10/00259, op het hoger beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 09/512) betreffende de aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 opgelegde naheffingsaanslag in de kansspelbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingediend.
Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft het incidentele beroep beantwoord.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 26 maart 2014 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris en ongegrondverklaring van het incidenteel beroep van belanghebbende.
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Uitgangspunten in cassatie
2.1.1.
Belanghebbende heeft in 2002 in Frankrijk, Oostenrijk en de Verenigde Staten deelgenomen aan een aantal pokertoernooien. Op deze toernooien werden de varianten Texas Hold’em Limit en Texas Hold’em No Limit gespeeld.
2.1.2.
Met deze toernooien heeft belanghebbende in totaal € 44.669 gewonnen, waarvan:
- op 5 februari 2002 in Parijs, Frankrijk, € 250,
- op 10 april 2002 in Parijs, Frankrijk, € 3370,
- op 9 juni 2002 in Wenen, Oostenrijk, € 25.220,
- op 25 juni 2002 in Parijs, Frankrijk, € 7650,
- op 1 oktober 2002 in Wenen, Oostenrijk, € 6870, en
- op 16 december 2002 in Atlantic City, de Verenigde Staten, € 1309.
2.1.3.
Belanghebbende heeft ter zake van de hiervoor in 2.1.2. genoemde prijzen geen kansspelbelasting op aangifte voldaan.
2.1.4.
De Inspecteur heeft over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag in de kansspelbelasting aan belanghebbende opgelegd ten bedrage van € 11.104.
2.2.
Voor het Hof was onder meer in geschil of poker in de variant Texas Hold’em een kansspel is in de zin van artikel 1, aanhef en letter c, van de Wet op de kansspelbelasting (tekst voor het jaar 2002; hierna: Wet KSB) en of de heffing van kansspelbelasting over prijzen behaald bij pokertoernooien binnen de EU in strijd is met het recht op vrij verkeer van diensten als bedoeld in artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU).
2.3.1.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat deelnemers aan het pokerspel op het resultaat daarvan een zodanige invloed kunnen uitoefenen, dat de als gevolg van de aanwezigheid van de toevalsgenerator gegeven kansbepaling in belangrijke mate door kansberekening of anderszins tenietgedaan wordt. Wel acht het Hof aannemelijk dat naarmate een speler meer behendigheid in het spel bezit, de kans op winst kan toenemen, maar ook bij deze spelers is de als gevolg van de aanwezigheid van de toevalsgenerator gegeven kansbepaling in belangrijke mate aanwezig.
2.3.2.
Verder heeft het Hof geoordeeld dat de door belanghebbende gespeelde pokertoernooien - waren zij in Nederland gespeeld - beschouwd dienen te worden als een casinospel. Het Hof heeft dit oordeel gebaseerd op de Beschikking casinospelen 1996 (hierna: de Beschikking Casinospelen) en het Spelreglement 2000 van Holland Casino (hierna: het Spelreglement). Voor de beoordeling of poker een casinospel is, is volgens het Hof niet relevant hoe het pokerspel wordt georganiseerd en of Holland Casino bij de organisatie van het pokerspel als bankhouder, speler of organisator optreedt.
2.3.3.
Voor het geval poker een casinospel is, is tussen partijen niet in geschil dat prijzen behaald bij buitenlandse pokertoernooien voor de kansspelbelasting ongunstiger worden behandeld dan de prijzen behaald bij binnenlandse pokertoernooien. In de door de Inspecteur aangevoerde omstandigheid dat er tussen Nederland en de overige lidstaten van de EU geen regeling is getroffen ten behoeve van wederzijdse bijstand ter inning of heffing van kansspelbelasting, heeft het Hof kennelijk geen toereikende grond gevonden om een belemmering van het vrije dienstenverkeer te rechtvaardigen. Aangezien het Hof niet beschikt over de gegevens om de maatstaf van heffing overeenkomstig artikel 3, lid 1, letter a, Wet KSB vast te stellen en het Hof partijen evenmin in staat acht om die gegevens voor het onderhavige belastingjaar nog te verkrijgen, laat het Hof het aan de wetgever om in de geconstateerde lacune te voorzien. Dit betekent volgens het Hof dat door belanghebbende in 2002 enkel kansspelbelasting verschuldigd is over de in de Verenigde Staten gewonnen prijs van € 1309, rekening houdend met een vrijstelling van € 250.
3. Beoordeling van de middelen
3.1.1.
Het incidentele beroep van belanghebbende richt zich tegen het hiervoor in onderdeel 2.3.1 weergegeven oordeel van het Hof met het betoog dat poker in toernooivorm geen kansspel is in de zin van artikel 2, lid 1, letter a, Wet KSB.
3.1.2.
De in het incidentele beroep aangevoerde klachten falen, aangezien het oordeel van het Hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 3 maart 1998, nr. 106628 E, ECLI:NL:HR:1998:ZD0952, NJ 1999/59). Dat oordeel is verder naar behoren gemotiveerd.
3.2.1.
Het in het principale beroep voorgestelde eerste middel betoogt dat pokertoernooien geen casinospel zijn in de zin van artikel 1, aanhef en letter a, Wet KSB. Volgens het middel volgt uit de parlementaire geschiedenis van het in 1981 ingevoerde heffingsregime voor casinospelen, die ook is weergegeven in onderdeel 4.9 van de bijlage bij de conclusie van de Advocaat-Generaal, dat een kansspel kan worden aangemerkt als casinospel als sprake is van een snelle opeenvolging van achtereenvolgende spellen en het heen en weer gaan van inzetten en uitkeringen tussen de deelnemer en de bank of organisator. Aangezien bij pokertoernooien deze kenmerken ontbreken, is niet sprake van een casinospel, aldus het middel.
3.2.2.
Op grond van artikel 1, lid 1, letter a, Wet KSB wordt kansspelbelasting geheven van degene die gelegenheid geeft tot deelname aan binnenlandse casinospelen. De belasting wordt in dat geval ingevolge artikel 3, lid 1, letter a, Wet KSB geheven naar het verschil tussen de in een tijdvak ontvangen inzetten en ter beschikking gestelde prijzen, dan wel, zo een ander dan de belastingplichtige de prijzen ter beschikking stelt, naar hetgeen in een tijdvak ontvangen wordt voor het geven van gelegenheid tot deelneming aan casinospelen.
3.2.3.
De Wet KSB biedt geen uitsluitsel met betrekking tot de vraag wat in dit verband moet worden verstaan onder ‘casinospel’. De Wet op de kansspelen (hierna: de WOK), waarvan titel IVb is genaamd ‘casinospelen’ en waarin het reguleringskader voor casinospelen is opgenomen, bevat evenmin een definitie van het begrip ‘casinospel’. Wel bepaalt artikel 27i, lid 1, van de WOK dat de raad van bestuur van de kansspelautoriteit voorschriften verbindt aan de vergunning tot het organiseren van speelcasino’s. Ingevolge artikel 27i, lid 2, letter b, van de WOK hebben die voorschriften onder meer betrekking op het aantal en de soort van de te organiseren spelen en de wijze waarop deze worden beoefend, alsmede de overige toe te laten activiteiten.
Ter uitvoering van artikel 27i, lid 2, letter b, van de WOK is de Beschikking Casinospelen vastgesteld. Blijkens artikel 4, lid 1, letter j, van de Beschikking Casinospelen wordt poker zonder voorbehoud aangemerkt als casinospel. Uit het op de Beschikking Casinospelen gebaseerde Spelreglement van de enige houder van een vergunning voor het organiseren van een speelcasino (Holland Casino) kan vervolgens worden opgemaakt dat Holland Casino onder meer poker in de variant Texas Hold’em in toernooivorm aanbiedt.
3.2.4.
Uit artikel 27i van de WOK en de hiervoor in 3.2.3 genoemde regelingen die op deze bepaling zijn gebaseerd volgt dat poker in de variant Texas Hold’em (ook gespeeld in toernooivorm) valt onder het in titel IVb van de WOK opgenomen reguleringskader voor casinospelen. Bij gebreke van enig ander aanknopingspunt ligt het voor de hand om voor de uitleg van het begrip ‘casinospel’ in de regeling voor binnenlandse casinospelen in artikel 1, lid 1, letter a, Wet KSB, aansluiting te zoeken bij de kwalificatie van kansspelen ingevolge de WOK. Anders dan waarvan het middel uitgaat, is de wijze waarop dit spel wordt gespeeld en waarop de prijsbepaling plaatsvindt niet van belang voor die kwalificatie.
3.2.5.
Uit hetgeen hiervoor in 3.2.2 tot en met 3.2.4 is overwogen volgt dat poker in de variant Texas Hold’em, ook wanneer gespeeld in toernooivorm, een casinospel is in de zin van artikel 1, lid 1, letter a, Wet KSB.
3.3.
Voor dat geval is tussen partijen terecht niet in geschil dat buitenlandse pokertoernooien onder de Wet KSB ongunstiger worden behandeld dan door de Nederlandse vergunninghouder (Holland Casino) georganiseerde pokertoernooien. Bij door Holland Casino georganiseerde pokertoernooien wordt de kansspelbelasting immers geheven van het casino over hetgeen door deze organisatie in een tijdvak wordt ontvangen voor het geven van gelegenheid tot deelneming, terwijl bij buitenlandse pokertoernooien de gerechtigde tot de prijzen kansspelbelasting verschuldigd is over de prijzen. Het Hof is kennelijk, en in cassatie onbestreden, ervan uitgegaan dat Holland Casino voor het geven van gelegenheid tot deelname aan een pokertoernooi een bedrag ontvangt dat geringer is dan het prijzengeld. Daarom kan in cassatie ervan worden uitgegaan dat de verschuldigde kansspelbelasting bij buitenlandse pokertoernooien in alle gevallen hoger is dan de – van het casino geheven - kansspelbelasting die is toe te rekenen aan prijzen gewonnen bij vergelijkbare binnenlandse toernooien.
3.4.1.
Het Hof heeft verder geoordeeld dat geen rechtvaardigingsgrond bestaat voor de hiervoor in 3.3 genoemde ongelijke behandeling van buitenlandse en binnenlandse pokertoernooien. Dit oordeel is in cassatie terecht niet bestreden. Het heffen van kansspelbelasting over de prijzen die zijn gewonnen bij in andere lidstaten van de EU gehouden pokertoernooien levert derhalve een schending op van artikel 56 VWEU.
3.4.2.
Het Hof heeft aan zijn oordeel dat artikel 56 VWEU is geschonden de gevolgtrekking verbonden dat de heffingsgrondslag van de naheffingsaanslag dient te worden verminderd met de in Oostenrijk en Frankrijk gewonnen prijzen voor het totaalbedrag van € 43.360. Dientengevolge is belanghebbende enkel kansspelbelasting verschuldigd over de in de Verenigde Staten gewonnen prijs van € 1309. Voor zover het in het principale beroep aangevoerde eerste middel betoogt dat het Hof met dit oordeel ten onrechte zelf heeft voorzien in het rechtstekort, faalt het aangezien de rechtstreekse werking en voorrang van artikel 56 VWEU meebrengen dat de hiermee strijdige bepalingen van nationaal recht in zoverre buiten toepassing moeten worden gelaten. In het onderhavige geval brengt dit mee dat heffing van kansspelbelasting over binnen de EU gewonnen prijzen achterwege moet blijven. In het gebrek dat aan de wettelijke regeling kleeft als gevolg van de hiervoor in 3.4.1 vastgestelde schending van artikel 56 VWEU kan door de rechter namelijk niet op andere wijze worden voorzien omdat uit het stelsel van de wet, de daarin geregelde gevallen en de daaraan ten grondslag liggende beginselen noch uit de wetsgeschiedenis, voldoende duidelijk kan worden afgeleid hoe dit zou dienen te geschieden (vgl. HR 14 november 2008, nr. 40597bis, ECLI:NL:HR:2008:BG4211, BNB 2009/3).
3.5.
Het tweede middel van het principale beroep klaagt erover dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat bij de heffing over de prijs van € 1309, gewonnen bij het pokertoernooi in de Verenigde Staten, rekening moet worden gehouden met een vrijstelling van € 250. Het middel slaagt. In het onderhavige jaar 2002 bedroeg de verschuldigde kansspelbelasting 25 percent, waarbij voor zover hier van belang alleen voor prijzen die het bedrag van € 454 niet overstijgen een vrijstelling gold. De verschuldigde kansspelbelasting over de uit de Verenigde Staten afkomstige prijs bedraagt derhalve € 327 (25 percent van € 1309).
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.5 is overwogen kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het incidentele beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond,
verklaart het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof voor zover betrekking hebbend op de vermindering van de naheffingsaanslag, en
vermindert de naheffingsaanslag tot € 327.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2014.
Beroepschrift 21‑01‑2013
Den Haag, [21 JAN 2013]
Kenmerk: DGB 2012-7627
Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 12/05519) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 18 oktober 2012, nr. 10/00259, inzake [X] te [Z] betreffende de naheffingsaanslag in de kansspelbelasting over het tijdvak van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002.
AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Naar aanleiding van uw brief van 11 december 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.
Als middelen van cassatie draag ik voor:
I
Schending van het Nederlandse recht, met name van artikel 1, aanhef en onderdelen a en c, in samenhang met artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de kansspelbelasting (tekst 2002; hierna: Wet KSB), en/of artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht, doordat het Hof heeft geoordeeld dat
- a)
poker in toernooivorm een casinospel is voor de toepassing van de Wet KSB en
- b)
de heffingsgrondslag met de in Oostenrijk en Frankrijk gewonnen prijzen dient te worden verminderd, zulks in verband met het navolgende ten onrechte, althans op gronden die de beslissing niet kunnen dragen.
Feiten
In het jaar van geschil, 2002, woonde belanghebbende in Nederland.
Belanghebbende heeft in 2002 in Frankrijk, Oostenrijk en de Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) deelgenomen aan pokertoernooien in de varianten ‘Texas Hold'em Limit’ en ‘Texas Hold'em No Limit’ (hierna: de pokertoernooien). Bij de pokertoernooien in Frankrijk en Oostenrijk heeft belanghebbende een bedrag van in totaal € 43.360 aan prijzen gewonnen. Bij het pokertoernooi in de VS heeft belanghebbende een prijs van € 1.309 gewonnen. Aan belanghebbende is ter zake van de prijzen een naheffingsaanslag in de kansspelbelasting opgelegd ten bedrage van € 11.104. Hierbij is de belasting geheven naar de gewonnen prijs, voor zover die gewonnen prijs meer bedraagt dan € 454.
Toelichting op onderdeel a van het middel
Pokertoernooi is geen casinospel in de zin van de Wet KSB
Het Hof heeft geoordeeld dat de onderhavige pokertoernooien casinospelen zijn in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB. Naar de mening van het Hof volgt uit de Beschikking Casinospelen 1996 (hierna: de Beschikking) en het door Holland Casino opgestelde Spelreglement (hierna: het Spelreglement) dat poker een casinospel is. Nu in de Beschikking poker als een casinospel wordt aangemerkt en Holland Casino zelf voorziet in het reglementeren van poker in toernooivorm, vermag het Hof niet in te zien waarom poker in toernooivorm geen casinospel zou zijn. Dat oordeel is niet juist. Het Hof gaat er aan voorbij dat de in de Beschikking en het Spelreglement gehanteerde begrippen hun oorsprong vinden in de Wet op de Kansspelen (hierna: Wok) en dat de Wok een eigen begrippenkader kent dat deels afwijkt van dat van de Wet KSB (zie het arrest HR 3 april 2009, nr. 43 466, BNB 2010/207*). De omstandigheid dat voor de toepassing van de Wok poker als een casinospel wordt aangemerkt, betekent niet dat poker in al zijn spelvormen een casinospel is in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB.
Dat 's Hofs oordeel dat de onderhavige pokertoernooien kwalificeren als casinospelen getuigt van een onjuiste rechtsopvatting kan mijns inziens impliciet worden afgeleid uit het arrest HR 25 september 1991, nr. 26 972, BNB 1991/334.
In die zaak was de vraag aan de orde of de spelen ‘Golden Ten’ en ‘Natural 21’, behendigheidsspelen zijn of kansspelen in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB. Uw Raad oordeelde dat voor het antwoord op die vraag beslissend is welke resultaten de grote meerderheid van de spelers in de praktijk bij deze spelen behaalt. Uit het arrest blijkt niet dat uw Raad het voor de toepassing van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB van belang acht dat de spelen als casinospelen worden aangemerkt in de op de Wok gebaseerde Beschikking en het Spelreglement. Een dergelijke verwijzing zou ook niet mogelijk zijn geweest nu beide spelen niet genoemd worden in de Beschikking en het Spelreglement.
Ik verwijs voorts naar de uitspraak van Hof 's-Gravenhage van 18 september 1995, nr. 93/0118, V-N 1997/2929, blz. 5 waarin is beslist dat de belanghebbende gelegenheid gaf tot deelneming aan binnenlandse casinospelen, nu het spel ‘Star Game’ als binnenlands casinospel is aan te merken in de zin van de Wet KSB. Daaraan doet naar het oordeel van Hof 's-Gravenhage niet af dat de belanghebbende niet beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 27o (thans artikel 27g), eerste lid, van de Wok. Uit deze uitspraak volgt dat een kansspel dat geen casinospel is voor de toepassing van de Wok (vanwege het ontbreken van een vergunning tot organiseren van een speelcasino), wel een casinospel kan zijn voor de toepassing van de Wet KSB. Verder betoogt het Hof Leeuwarden dat het Hof 's-Gravenhage in zijn uitspraak van 18 september 1995, heeft geoordeeld dat onder casinospelen moet worden verstaan: de kansspelen die in een casino als bedoeld in artikel 27o, tweede lid (thans: artikel 27g, tweede lid), van de Wet op de kansspelen worden gespeeld. Een dergelijke omschrijving van het begrip casinospel is echter niet opgenomen in de betrokken uitspraak van het Hof 's-Gravenhage. Het door dit Hof geformuleerd begrip casinospel is inhoudelijk onjuist nu in een dergelijk casino ook kansspelen worden gespeeld die fiscaal niet als een casinospel worden aangemerkt. Hierbij valt te denken aan kansspelautomaten die als een aparte categorie kansspelen worden aangemerkt in de Wet KSB.
De Wet KSB maakt geen onderscheid naar legale of illegale pokertoernooien. Ook over de prijzen van illegale pokertoernooien, die geen casinospelen zijn in de zin van de Beschikking of het Spelreglement, wordt kansspelbelasting geheven (mits de pokertoernooien voor het publiek zijn opengesteld of bedrijfsmatig worden geëxploiteerd). Doordat het Hof in casu voor de uitleg van het begrip casinospel uitsluitend aansluiting zoekt bij de Beschikking en het Spelreglement, miskent het Hof dat ook prijzen van illegale pokertoernooien belast zijn op basis van de Wet KSB.
Nu de Wet KSB geen definitie kent van het begrip ‘casinospel’ in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB, dient voor de uitleg van het begrip aansluiting te worden gezocht bij de parlementaire geschiedenis bij het wetsvoorstel met daarin het nieuwe heffingsregime voor casinospelen per 1 april 1981 (zie ook de punten III.2.2.2 en III.2.2.3 van de conclusie van dupliek van de Inspecteur voor het Hof). Het tot 1 april 1981 geldende heffingssysteem van de kansspelbelasting bleek niet goed toepasbaar bij de deelname aan casinospelen die sinds 1976 in Nederland legaal worden aangeboden. Inhouding van kansspelbelasting bij prijzen boven het wettelijk vrijgestelde bedrag aan de speeltafels stuitte op praktische bezwaren. Door de wetgever is er daarom voor gekozen om bij binnenlandse casinospelen niet te heffen over de individuele prijzen, maar over de bruto spelopbrengst en om de belastingplicht te verleggen van de prijswinnaar naar de organisator. Dit heffingssysteem is niet ingevoerd voor buitenlandse casinospelen omdat een in het buitenland gevestigde organisator niet in de Nederlandse heffing van kansspelbelasting kan worden betrokken. Bij de invoering van het separate heffingsregime voor casinospelen is het volgende opgemerkt:
‘Deze oplossing, die materieel berust op het buitenkansbeginsel, komt neer op een bijzondere regeling voor de kansspelbelasting ter zake van casinospelen, een regeling overeenkomende met die welke ook elders in Europa geldt en waarvan de uitkomst nagenoeg gelijk is aan een heffing over prijzen van f 1000 en hoger, indien het behalen van een prijs niet per spel, maar per speelperiode wordt beoordeeld. Op een en ander wordt in het hierna volgende dieper ingegaan. Een afzonderlijk heffingsregime voor casinospelen ligt ook voor de hand vanwege het reeds aangeduide verschil in karakter tussen casinospelen en de andere toegelaten vormen van kansspel. De snelle opeenvolging van achtereenvolgende spelen, het heen en weer gaan van inzetten en uitkeringen tussen spelers en de bank en de meer actieve rol van de spelers bij het spel — onder meer tot uiting komend in de wijze waarop zij hun inzetten doen — illustreren namelijk dat een vergelijking met meer traditionele kansspelen, zoals loterijen, moeilijk te trekken is. Dit blijkt ook uit het spraakgebruik: spreekt men bij loterijen van trekkingen waarbij van te voren bepaalde prijzen te winnen zijn, bij casinospelen spreekt men van een avond roulette of van een speelperiode, gedurende welke per saldo winst of verlies wordt geleden.’
MvT, Wet van 26 maart 1981, Stb. 1981, 143, Kamerstukken II 1978/79, 15 358, nr. 3, pag. 7–8.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet KSB in verband met kansspelen via internet, wordt voor het afzonderlijke heffingsregime voor binnenlandse internet kansspelen gewezen op het ook tussen internet kansspelen en de traditionele kansspelen bestaande verschil in karakter:
‘Evenals bij casinospelen is er bij kansspelen via internet een verschil in karakter met de traditionele kansspelen. Ook bij de internetkansspelen is sprake van een snelle opvolging van achtereenvolgende spellen, het heen en weer gaan van inzetten en uitkeringen tussen de deelnemer en de organisator en een meer actieve rol van de speler dan bij traditionele spelen (zoals het zelf bepalen van de inzet door de speler). Heffing op individueel niveau is om deze redenen lastiger dan een regime zoals dat bij casinospelen wordt toegepast. Derhalve wordt de organisator van een binnenlands internet kansspel als belastingplichtige aangewezen.’
TK, vergaderjaar 2005–2006, 30 583, nr. 3, pag. 4
Anders dan waar het Hof van uitgaat, is voor de beoordeling van de vraag of de onderhavige pokertoernooien als casinospelen in de zin van de Wet KSB kunnen worden aangemerkt, relevant hoe het spel wordt gespeeld. Er moet sprake zijn van een snelle opeenvolging van achtereenvolgende spellen en het heen en weer gaan van inzetten en uitkeringen tussen de deelnemer en de bank of organisator.
Nu daarvan bij pokerspelen in toernooivorm geen sprake is, voldoen de onderhavige, pokerspelen niet aan de definitie van casinospel.
Ik merk in dit kader op dat de spelen ‘Money Wheel’ en ‘Keno’ vanwege hun speleigenschappen voor de toepassing van de Wet KSB geen casinospelen zijn maar overige kansspelen, terwijl deze spelen in de Beschikking en het Spelreglement wel als casinospelen worden aangemerkt. Ook hieruit blijkt dat het Hof voor de uitleg van het begrip casinospel ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij de in de Beschikking en het Spelreglement opgenomen definitie van een casinospel en niet heeft gekeken naar de wijze waarop het onderhavige pokerspel is gespeeld. Deze aansluiting ontbreekt ook ten aanzien van kansspelen die in een buitenlands casino worden gespeeld. Deze spelen kunnen het karakter hebben van een casinospel, zoals ‘Trente et Quarante’ (veel in Franse casino's gespeeld kaartspel), maar die niet genoemd worden in de Beschikking en het Spelreglement. Er zijn dus in de Beschikking en het Spelreglement kansspelen die als casinospelen worden benoemd, maar dat fiscaal gezien niet zijn en er zijn kansspelen die wel casinospelen zijn, maar niet in de Beschikking en het Spelreglement worden benoemd.
In r.o. 5.15 van de hofuitspraak overweegt het Hof dat wanneer de pokertoernooien in Nederland waren gespeeld, deze beschouwd dienen te worden als een casinospel. Zoals door mij reeds opgemerkt, is voor de kwalificatie als casinospel in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB het spelkarakter van belang. Anders dan het Hof stelt, maakt de omstandigheid dat een pokertoernooi in Nederland wordt gespeeld niet dat een pokertoernooi kwalificeert als casinospel in de zin van de Wet KSB. Als ik het Hof goed begrijp, stelt het Hof dat wanneer de pokertoernooien door Holland Casino (in Nederland) worden georganiseerd, de pokertoernooien kwalificeren als casinospel in de zin van de Wet KSB. Die stelling is niet juist, nu ook in dat geval de onderhavige pokertoernooien geen casinospelen zouden zijn, maar overige kansspelen vanwege de wijze waarop de pokerspelen zijn gespeeld.
Rechtbank 's‑Gravenhage heeft in een uitspraak van 13 juli 2012, nrs. 11/6530, 11/6531, 11/6533, 11/6543 en 11/6721, LJN: BX7876, ten aanzien van een pokertoernooi (in Frankrijk) beslist dat geen sprake is van een casinospel in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB. Uitgaande van de mijns inziens juiste maatstaf motiveert Rechtbank 's‑Gravenhage haar oordeel met de overwegingen dat de gebruikte aanduiding ‘live toernooi’ erop duidt dat de deelnemers niet tegen de organisator van het toernooi maar ter plaatse tegen elkaar hebben gespeeld, dat vaststaat dat eenmalig een bedrag is ingezet en er dus geen sprake is geweest van een snelle opeenvolging van achtereenvolgende spelen en het heen en weer gaan van inzetten en uitkeringen tussen spelers en de bank.
In de onderhavige procedure is tussen partijen niet in geschil dat de door belanghebbende gespeelde pokerspelen in toernooivorm niet voldoen aan de karakteristieke omschrijving van een casinospel zoals opgenomen in de wetsgeschiedenis bij de invoering van het casinoregime (zie over het spelverloop bij pokertoernooien punt 3.4. van het verweerschrift in eerste aanleg). Bij de pokertoernooien wordt de prijzenpot verdeeld onder de deelnemers aan de finaletafel en worden de prijzen uitgekeerd na afloop van de finaleronde van het toernooi. Belanghebbende heeft tijdens de zitting voor het Hof verklaard dat de laatste 10% van de spelers die overblijven prijzengeld ontvangen en dat dit geldt voor alle toernooien (zie pag. 2 van het procés-verbaal van de zitting voor het Hof van 4 september 2012). Er is derhalve geen sprake van gewonnen geld dat tijdens het spelen direct weer wordt ingezet en evenmin van het niet kunnen bijhouden van de prijswinnaars en de hoogte van de gewonnen prijzen door het continue spel. Anders dan voor casinospelen is geregeld vanwege een niet uitvoerbare heffing, hoeft voor pokertoernooien geen andere maatstaf van heffing te gelden dan de gewonnen prijs. Nu de onderhavige pokerspelen worden gespeeld in toernooivorm is de heffing van kansspelbelasting over de prijzen goed uitvoerbaar.
Daarbij kan ook zonder probleem worden vastgesteld of de gewonnen prijs onder het bedrag van de vrijstelling van artikel 4, eerste lid, van de Wet KSB is gebleven.
Aangezien aan de buitenlandse aanbieder van het pokertoernooi niet de plicht kan worden opgelegd tot inhouding en afdracht van de verschuldigde Nederlandse kansspelbelasting, wordt de kansspelbelasting over de gewonnen prijs geheven van de in Nederland woonachtige prijswinnaar.
Nu naar mijn mening de onderhavige pokertoernooien geen casinospelen zijn maar (buitenlandse) overige kansspelen, wordt de kansspelbelasting net als bij binnenlandse overige kansspelen geheven naar de prijzen (zie artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet KSB). Anders dan bij een binnenlands overig kansspel waar de aanbieder van het toernooi de kansspelbelasting inhoudt, dient bij een buitenlands overig kansspel de prijswinnaar de kansspelbelasting op aangifte te voldoen. In de hiervoor genoemde uitspraak van Rechtbank 's‑Gravenhage van 13 juli 2012, LJN: BX7876, is ten aanzien van dat verschil in aangifteplicht overwogen dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat:
- ‘18.
Zou het pokertoernooi een binnenlands kansspel zijn geweest, dan had, op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Wet, de aanbieder van het toernooi de kansspelbelasting moeten inhouden op de prijs. Omdat het toernooi volgens de Wet een buitenlands kansspel is, had eiser de belasting op aangifte moeten voldoen.
Voor zover eiser daarin een disproportionele ongelijke behandeling van ongelijke gevallen ziet, overweegt de rechtbank dat met het oog op een doelmatige en adequate belastingheffing de belasting zo mogelijk wordt geïnd bij degene van wie de prijzen afkomstig zijn, oftewel bij degene die tot deelneming aan kansspelen de gelegenheid geeft en daartoe wordt aangewezen als inhoudingsplichtige. Aan een buitenlandse aanbieder van een kansspel kan geen inhoudingsplicht worden opgelegd omdat de daarvoor vereiste rechtsmacht ontbreekt. De rechtbank is met inachtneming hiervan van oordeel dat voor het verschil in aangifteplicht tussen winnaars van buitenlandse prijzen en winnaars van binnenlandse prijzen, een objectieve rechtvaardiging bestaat. Een andersluidend oordeel zou immers tot gevolg hebben dat prijzen gewonnen met buitenlandse kansspelen geheel buiten de heffing van kansspelbelasting zouden blijven. Deze beroepsgrond van eiser faalt daarom.’
Nu aan de buitenlandse aanbieders van kansspelen niet de plicht kan worden opgelegd tot inhouding en afdracht van de door de gerechtigde tot de prijs verschuldigde Nederlandse kansspelbelasting, is het Europeesrechtelijk bezien toegestaan dat de kansspelbelasting wordt geheven bij belanghebbende als gerechtigde tot de prijs. In dat kader verwijs ik naar het arrest HvJ EU van 18 oktober 2012, C-498/10, V-N 2012, 57.13, waarin is beslist dat de behoefte om doelmatige invordering van belastingen te verzekeren de belemmerende ongelijke behandeling rechtvaardigt.
Toelichting op onderdeel b van het middel
Rechter dient niet in rechtstekort te voorzien
Voor het geval sprake zou zijn van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, meen ik dat het niet aan de rechter is om in dit rechtstekort te voorzien. In het arrest van 12 mei 1999, nr. 33 320, BNB 1999/271c, is beslist:
‘—3.12.
Uit het onder 3.7 tot en met 3.11 overwogene volgt, ook als de in 3.3 bedoelde beoordelingsvrijheid in acht wordt genomen, dat de wetgever in redelijkheid niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat te dezen sprake is van ongelijke gevallen of dat voor de ongelijke behandeling van die gevallen een redelijke en objectieve rechtvaardiging bestaat. Het eerste middel faalt derhalve.
—3.13.
Het tweede middel betoogt dat het Hof de grenzen van de rechtsvormende taak van de rechter heeft overschreden door op grond van de geconstateerde ongelijkheid belanghebbende, nu haar werkelijk gemaakte arbeidskosten het forfait overschrijden, naast de aftrek van die kosten een extra-aftrek toe te kennen ten bedrage van de niet op fiscale gronden ingevoerde verhogingen van het forfait, door het Hof gesteld op f 1050. Dit middel stelt de Hoge Raad voor de vraag of en zo ja op welke wijze de rechter, gegeven de vaststelling dat de onderhavige wettelijke regeling tot een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling leidt, terzake effectieve rechtsbescherming kan bieden.(…)
—3.18.
Naar uit het hiervoor overwogene volgt, doet zich hier niet de situatie voor waarin duidelijk is hoe de rechter in het door de discriminerende regeling veroorzaakte rechtstekort zou moeten voorzien, maar zijn ter opheffing van de discriminatie verschillende oplossingen denkbaar en is de keuze daaruit mede afhankelijk van algemene overwegingen van overheidsbeleid. Dit brengt mee dat de rechter niet aanstonds zelf in het rechtstekort behoort te voorzien, maar zulks vooralsnog aan de wetgever dient over te laten. Het middel is derhalve gegrond.
Gewezen zij echter op de in 3.15 bedoelde mogelijkheid dat de afweging terzake in de toekomst anders moet uitvallen. De Hoge Raad gaat ervan uit dat de regering met de nodige spoed een wetsontwerp zal indienen dat recht doet aan de op de Nederlandse Staat rustende verdragsverplichtingen op dit punt.’
Het Hof oordeelt in r.o. 5.20 dat het aan de wetgever is om in het rechtstekort te voorzien. Het Hof vermindert echter de heffingsgrondslag met de in Oostenrijk en Frankrijk gewonnen prijzen en voorziet daarmee zelf in een rechtstekort. Nu ter opheffing van de door het Hof aanwezig geachte discriminatie verschillende oplossingen denkbaar zijn en de keuze daaruit mede afhankelijk is van algemene overwegingen van overheidsbeleid, behoort de rechter niet aanstonds zelf in het rechtstekort te voorzien, maar dient zulks vooralsnog aan de wetgever over te laten.
II
Schending van het Nederlandse recht, met name van artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB, doordat het Hof heeft geoordeeld dat bij de heffing over de prijs van € 1.309, gewonnen bij het pokertoernooi in de Verenigde Staten van Amerika, een vrijstelling van € 250 in mindering komt, zulks in verband met het navolgende ten onrechte, althans op gronden die de beslissing niet kunnen dragen.
Toelichting op het middel
Vrijstelling onjuist toegepast
De uitspraak van het Hof kan ten slotte niet in stand blijven, omdat het Hof bij de heffing van kansspelbelasting over de in de VS gewonnen prijs van € 1.309 ten onrechte rekening houdt met een vrijstelling van € 250. Artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB bepaalt dat van de belasting is vrijgesteld de prijs welke niet meer bedraagt dan € 454. Belanghebbende heeft in 2002 in Frankrijk een prijs gewonnen van € 250 (zie punt 3.2. van het verweerschrift in eerste aanleg), welke prijs ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet KSB van de belasting is vrijgesteld. Anders dan het Hof heeft beslist, komt het bedrag van de vrijgestelde prijs van € 250 niet in mindering op een gewonnen prijs die vanwege de hoogte van het prijsbedrag niet is vrijgesteld. De beslissing van het Hof om bij de belastingheffing over de prijs van € 1.309 een bedrag van € 250 aan de voet vrij te stellen, is niet juist.
Op grond van het vorenstaande ben ik van oordeel dat de uitspraak van het Hof niet in stand zal kunnen blijven.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
namens deze,
DE DIRECTEUR-GENERAAL BELASTINGDIENST,
loco