Zie onder meer: HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212 m.nt. H.J. Snijders; HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:526.
HR, 10-07-2015, nr. 15/01611
ECLI:NL:HR:2015:1848
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-07-2015
- Zaaknummer
15/01611
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1848, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑07‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:592, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2015:278, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2015:592, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑05‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1848, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑07‑2015
Partij(en)
10 juli 2015
Eerste Kamer
nr. 15/01611
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Bingöl,
t e g e n
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING TE ’S-GRAVENHAGE,gevestigd te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Raad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/09/464395 FA RK 14-2923 van de rechtbank Den Haag van 30 juli 2014;
b. de beschikking in de zaak 200.158.672/01 van het gerechtshof Den Haag van 7 januari 2015.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 10 juli 2015.
Conclusie 08‑05‑2015
15/01611
Mr. F.F. Langemeijer
8 mei 2015
Conclusie inzake:
[de moeder]
tegen
Raad voor de Kinderbescherming
1. Bij beschikking van 30 juli 2014 heeft de rechtbank Den Haag op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming de ouders, waaronder verzoekster tot cassatie (hierna: de moeder), ontheven van het ouderlijk gezag over twee minderjarige kinderen en een voogdes benoemd. Op het hoger beroep van de moeder heeft het gerechtshof Den Haag bij beschikking van 7 januari 2015 de beschikking van de rechtbank, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigd.
2. Bij verzoekschrift, op 7 april 2015 ingekomen ter griffie van de Hoge Raad, heeft mr. K. Bingöl namens de moeder beroep in cassatie ingesteld. Omdat het verzoekschrift niet voldoet aan het vereiste in art. 426a lid 1 Rv dat het is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, is de moeder in de gelegenheid gesteld dit gebrek binnen 14 dagen te herstellen1.. Binnen deze termijn is het gebrek niet hersteld. Daarom kan de moeder niet in haar cassatieberoep worden ontvangen.
3. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
a. – g.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑05‑2015