Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/7.5.5
7.5.5 Balans tophoudster
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS583967:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
‘De feitelijk beschikbare geconsolideerde commerciële jaarrekening van de groep dient hiervoor als uitgangspunt. Voor de vraag welke vennootschappen daartoe in de consolidatie dienen te worden betrokken, wordt ook aangesloten bij de consolidatie die commercieel daadwerkelijk wordt gemaakt. Men behoeft dus geen aparte consolidatie voor het concern op te stellen ten behoeve van de toepassing van deze regeling’. NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 10.
NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 19-20.
NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 19.
Brandsma wijst er op dat de wet expliciet spreekt van wettelijke regelingen, Brandsma, R.P.C.W.M.; Fiscale onderkapitalisatie van vennootschappen, Fiscale monografieën nr. 111, Kluwer, Deventer, 2004, blz. 76-77. In Nederland wordt de gedetailleerde regelgeving namelijk niet in de wet opgenomen maar vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ). De RJ is een particulier orgaan. Hij neemt daarom – naar ik meen terecht – aan, dat een buitenlandse geconsolideerde jaarrekening die overeenkomstig de regels van een met de RJ vergelijkbaar instituut is samengesteld eveneens kwalificeert. Op hoofdlijnen zijn de vereisten aan de geconsolideerde jaarrekening in het BW opgenomen, vergelijk art. 2:405 BW e.v. en in het bijzonder art. 2:405, lid 2 en 2:410, lid 1 BW.
NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 19.
NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 10 en 19.
In gelijke zin Brandsma, R.P.C.W.M.; Fiscale onderkapitalisatie van vennootschappen, Fiscale monografieën nr. 111, Kluwer, Deventer, 2004, blz. 66.
In RJ 214.103a is dit als volgt verwoord: ‘Bij zorgvuldige toepassing van de criteria aan de hand waarvan wordt vastgesteld of sprake is van een groepsmaatschappij, kan het niet voorkomen dat een maatschappij groepsmaatschappij van meer dan een groep is. Van die maatschappij kunnen de financiële gegevens dan niet in meer dan een geconsolideerde jaarrekening worden opgenomen’.
Nota navv, EK, 2003-2004, 29 210, blz. 19.
Voor toepassing van de groepstoets wordt de vermogensverhouding van de belastingplichtige afgezet tegen de vermogenspositie van het concern als geheel (inclusief de belastingplichtige). Hiertoe wordt uitgegaan van de op het hoogste niveau geconsolideerde feitelijk beschikbare commerciële jaarrekening.1 De wetgever sluit aan bij de commerciële cijfers omdat de fiscale cijfers voor het concern als geheel niet altijd beschikbaar zijn.2 Deze jaarrekening mag ook worden gebruikt indien er vrijwillig groepsmaatschappijen zijn geconsolideerd.3 In de NvW geeft de wetgever aan dat voor de groepstoets gebruik kan worden gemaakt van jaarrekeningen die zijn opgemaakt in overeenstemming met daarvoor geldende bepalingen uit het BW of uit ‘soortgelijke buitenlandse wettelijke (onderstreping JvS) regelingen’ (art. 10d, lid 5, tweede volzin). Dit laatste is van belang indien de tophoudster in het buitenland is gevestigd. Als voorbeeld van dergelijke buitenlandse regelingen noemt de wetgever de US GAAP (Generally Accepted Accounting Principles).4 De wetgever wijst nog op de situatie dat de jaarrekening van de belastingplichtige is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening uit het BW, terwijl voor de groep zowel een jaarrekening is opgemaakt in overeenstemming met het BW als een jaarrekening volgens de US GAAP. Alsdan moet volgens hem worden uitgegaan van de groepsjaarrekening die is opgemaakt in overeenstemming met het BW. Dit teneinde een zo goed mogelijke vergelijkingsmaatstaf te waarborgen.5
Art. 10d, lid 6, tweede volzin wekt enige bevreemding. Aldaar is namelijk bepaald dat indien de belastingplichtige deel uitmaakt van meer dan één groep, de groep met het grootste balanstotaal als uitgangspunt wordt genomen voor de groepstoets. In de NvW merkt de wetgever dienaangaande op, dat het mogelijk is dat een belastingplichtige – beoordeeld naar commerciële maatstaven – deel uitmaakt van meer dan één groep waarvoor een geconsolideerde jaarrekening is opgemaakt.6 Bij deze opmerking van de wetgever teken ik aan, dat zich in theorie deze situatie niet voor kan doen.7 Het is immers niet denkbaar dat twee holdingvennootschappen beide de doorslaggevende zeggenschap hebben in de belastingplichtige.8 Uit de parlementaire geschiedenis blijkt overigens dat de wetgever dit uitgangspunt deelt. Hij heeft lid 6 tweede volzin evenwel opgenomen teneinde bij in de praktijk voorkomende onduidelijkheid helder te stellen welke jaarrekening moet worden gebruikt voor de groepstoets.9