RvdW 2018/1222:1. Ontvankelijkheid cassatieberoep. Ambtshalve merkt Hoge Raad op dat het beroep niet binnen veertien dagen na betekening mededeling uitspraak is ingesteld. Uit de toegezonden stukken kan echter niet blijken dat een schriftelijke vertaling van de mededeling als bedoeld in art. 366 lid 1 en 3 Sv in de Tsjechische of een andere voor verdachte begrijpelijke taal is verstrekt, terwijl evenmin uit de stukken kan volgen dat verdachte op een eerder moment wegens een andere omstandigheid van het arrest van het hof op de hoogte is geraakt. Derhalve kan verdachte in zijn beroep worden ontvangen. 2. Nu bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken zich niet een aanvulling bevindt als bedoeld in art. 365a lid 2 Sv en het hof bij brief aan de Hoge Raad heeft bericht dat zo een aanvulling niet is opgemaakt, voldoet het bestreden arrest niet aan de eisen die lid 3 en 8 van art. 359 Sv hieraan stellen en kan het daarom niet in stand blijven. Volgen vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 17/04932.