HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1293; HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2721; HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924, NJ 2013/416, m.nt. Borgers; HR 8 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6743; HR 16 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1375 en HR 22 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8811.
HR, 05-02-2019, nr. 18/01540
ECLI:NL:HR:2019:172
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-02-2019
- Zaaknummer
18/01540
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:172, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑02‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1482
ECLI:NL:PHR:2018:1482, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:172
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0167
Uitspraak 05‑02‑2019
Inhoudsindicatie
N-o verklaring in h.b. ex art. 416.2 Sv. Geen afschrift appeldagvaarding verzonden naar raadsman, art. 48 Sv. HR: Op gronden vermeld in CAG is middel terecht voorgesteld. CAG: Stukken bevatten niets waaruit kan volgen dat voor behandeling van zaak van verdachte in h.b. een afschrift van dagvaarding in h.b. aan een voor hem optredende raadsman is verzonden. Een stelbrief van de advocaat en een verzendcontrolerapport waaruit succesvol ontvangst daarvan door griffie Hof is op te maken, zijn aan cassatieschriftuur gehecht. Daaruit vloeit het ernstige vermoeden voort dat t.a.v. appeldagvaarding voorschrift vervat in art. 48 Sv niet is nageleefd. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
5 februari 2019
Strafkamer
nr. S 18/01540
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 maart 2018, nummer 22/005255-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel bevat de klacht dat art. 48 Sv in hoger beroep niet is nageleefd aangezien is verzuimd een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte toe te zenden.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 tot en met 8 is het middel terecht voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2019.
Conclusie 11‑12‑2018
Inhoudsindicatie
N-o verklaring in h.b. Geen afschrift van de appeldagvaarding aan raadsman van verdachte toegezonden, art. 48 Sv. Op gronden zoals vermeld in de CAG is het middel terecht voorgesteld. CAG: de stukken bevatten niets waaruit kan volgen dat voor de behandeling van de zaak van verdachte een afschrift van de dagvaarding in h.b. aan een voor hem optredend raadsman is verzonden. Een stelbrief van de advocaat en een verzendcontrolerapport waaruit succesvol ontvangst daarvan door de griffie van het Hof is op te maken, zijn wel aanwezig. Daaruit vloeit het ernstige vermoeden voort dat t.a.v. de dagvaarding in h.b. het voorschrift vervat in art. 48 Sv niet is nageleefd. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Nr. 18/01540 Zitting: 11 december 2018 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 23 maart 2018 de verdachte bij verstek met toepassing van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.J. Baumgardt en mr. P. van Dongen, advocaten te Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel behelst de klacht dat art. 48 Sv in hoger beroep niet is nageleefd aangezien is verzuimd een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte toe te zenden.
De aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevatten niets waaruit kan volgen dat voor de behandeling van de zaak van de verdachte een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan een voor de verdachte optredend raadsman is gezonden.
Aan de cassatieschriftuur is gehecht een kopie van een brief van 11 december 2017 van mr. M.A. van de Weerd, gericht aan de strafgriffie van het Gerechtshof Den Haag, waarin hij bericht op te treden als raadsman voor de verdachte in de zaak met het parketnummer 09/797398-16.
Aan de cassatieschriftuur is voorts gehecht een verzendcontrolerapport waaruit valt af te leiden dat voornoemde brief, die in het rapport is afgedrukt, op 11 december 2017 om 15:21 uur succesvol is verzonden aan het (fax)nummer 088-6990210, zijnde het destijds geldende faxnummer van de strafgriffie van het Gerechtshof Den Haag.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar noch de verdachte noch een voor de verdachte optredend raadsman verschenen.
Uit het voorgaande vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van de dagvaarding in hoger beroep het voorschrift vervat in art. 48 Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan.1.
9. Het middel slaagt.
10. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑12‑2018