Einde inhoudsopgave
Rechtsbescherming van ondernemers in aanbestedingsprocedures (R&P nr. VG7) 2013/7.2.2
7.2.2 Het belangvereiste van artikel<verwijzing id="id-051563cb-ab53-4c92-8fbd-3f0774df16f4" linkstatus="valide">3:303</verwijzing> BW
mr. A.J. van Heeswijck, datum 28-11-2013
- Datum
28-11-2013
- Auteur
mr. A.J. van Heeswijck
- JCDI
JCDI:ADS584796:1
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Gunning
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Aanbestedingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Deurvorst (Onrechtmatige daad II), regeling Boek 6 BW, aant 151.
Van Nispen 1978, p. 171; Deurvorst (Onrechtmatige daad II), regeling Boek 6 BW, aant. 151.
Van Nispen 2003, p. 26; Deurvorst (Onrechtmatige daad II), regeling Boek 6 BW, aant. 151.
Zie voor een heldere omschrijving van het onderscheid tussen processueel en materieel belang Van Nispen 1978, p. 171-173.
Van Nispen 2003, p. 26. Zie ook Van Nispen 1978, p. 171-173.
Van Nispen 1978, p. 172.
Zie over het relativiteitsvereiste hoofdstuk 4, § 2.3.5.
Van Nispen 2003, p. 26; Deurvorst (Onrechtmatige daad II), regeling Boek 6 BW, aant. 151.
Parl. Gesch. Boek 3, p. 915.
Er is geen consensus over de aard van het belang dat nodig is om een procedure te rechtvaardigen.1 De discussie is of het in artikel 3:303 BW bedoelde belang niet alleen een processueel, maar tevens een materieel belang omvat. Een processueel belang ziet op de juridische positie van de eiser bij toewijzing van zijn vordering.2 Wanneer toewijzing geen, althans onvoldoende, verschil maakt voor de positie van de eiser, ontbreekt voldoende belang. Een materieel belang ziet op de mate van betrokkenheid van de eiser bij de rechtsbetrekking die aan de vordering ten grondslag ligt.3 Als de belangen van de eiser in onvoldoende mate bij die rechtsbetrekking zijn betrokken, ontbreekt voldoende materieel belang.4
In navolging van Van Nispen meen ik dat onder het in artikel 3:303 BW bedoelde belang uitsluitend een processueel belang moet worden verstaan.5 Het noodzakelijke materiële belang van de eiser bij de rechtsbetrekking komt al tot uitdrukking in het relativiteitsvereiste.6 Wanneer de geschonden regel niet strekt tot bescherming van de belangen van de eiser, stuit een op onrechtmatige daad gebaseerde rechtsvordering af op artikel 6:163 BW en niet op artikel 3:303 BW.7 Bij toetsing aan het belangvereiste staat de rechter dus slechts voor de beantwoording van de volgende vraag: gesteld dat de materiële voorwaarden zijn vervuld, heeft de eiser dan belang bij toewijzing van zijn vordering?8 Voldoende belang mag blijkens de parlementaire geschiedenis worden verondersteld. Slechts bij uitzondering zal de eiser voldoende belang moeten bewijzen.9