Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VII.3.4.4
VII.3.4.4 Uitleg (IV): de juridische vormgeving van een financieringstransactie is van belang
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS359899:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
In veel gevallen zal bij dit soort “samengestelde” transacties de aan de overdracht ten grondslag liggende titel een koopovereenkomst zijn. Denk bijvoorbeeld aan de figuur van de ‘repo’ waarbij effecten worden verkocht en op hetzelfde moment door de koper soortgelijke effecten op termijn worden terugverkocht tegen dezelfde koopprijs met een bepaalde opslag (de reporente). Gelet op de gelijkenis met de ‘sale and lease back’ staat naar mijn mening sinds het Sogelease-arrest buiten kijf dat de ‘repo’ niet door art. 3:84 lid 3 BW wordt getroffen. Thans wordt dit buiten twijfel gesteld door art. 7:55 BW.
Vgl. r.o. 3.4.3, derde alinea van het Sogelease-arrest.
Zie ook: W. Snijders 1997, p. 89, die opmerkt dat “in het algemeen financieringsfiguren die een eigen, van pand en hypotheek verschillend karakter hebben, geen moeilijkheden zullen ontmoeten, zolang zij niet tot een overdracht met een niet in het goederenrecht passende splitsingspretentie leiden”.
Zie nrs. 685-688.
Men kan zich afvragen of een verschil in juridische vormgeving ertoe zou mogen doen. Vgl. in dit verband: Van den Heuvel 2005, p. 9 e.v. en Struycken 1996, p. 337 e.v. De overdracht van een zaak in het kader van een ‘sale and financial lease back’ is daarvan een mooi voorbeeld. Zou de overdracht plaatsvinden ter securering van een door de lessor aan de lessee verstrekte geldlening, dan zou de overdracht ongeldig zijn vanwege strijd met art. 3:84 lid 3. Nu de overdracht heeft plaatsgevonden ten titel van verkoop gecombineerd met een ‘lease back’, is van strijd met het fiduciaverbod geen sprake. Toch is dit het onvermijdelijke en directe gevolg van het spanningsveld dat ontstaat, indien men enerzijds het creëren van zekerheidseigendom door middel van overdracht niet toelaat, maar anderzijds de figuur van de zekerheidseigendom erkent in de vorm van het eigendomsvoorbehoud en financial lease. Dit is een argument voor schrapping van art. 3:84 lid 3 BW, waarover hierna: VII.5.
Vgl. nr. 688.
Denk in geval van vorderingen bijvoorbeeld aan het kredietrisico, renterisico’s en het risico van vervroegde of vertraagde betaling. Het is mogelijk dat deze vergoeding is verdisconteerd in de voor de vorderingen te betalen prijs. Zie ook: VII.6.1.3.
690. Een meer algemene uit het Sogelease-arrest te trekken conclusie. In het voorgaande is gebleken dat het waarschijnlijk is dat het Sogelease-arrest een veel beperktere betekenis heeft dan veelal aan het arrest wordt toegedicht. Daarmee is niet gezegd dat het arrest uitsluitend van belang zou zijn voor de figuur van de ‘sale and lease back’. Uit het arrest laat zich naar mijn mening een meer algemene conclusie trekken.
De aan het arrest ten grondslag liggende gedachte lijkt deze te zijn, dat een financieringsovereenkomst die ertoe strekt de volledige (niet fiduciaire) eigendom op de verkrijger te doen overgaan, zodat de verkrijger in een positie wordt gebracht dat hij als volwaardig eigenaar een door het positieve recht erkende rechtshandeling met betrekking tot het goed kan aangaan, niet in strijd is met art. 3:84 lid 3 BW. Indien een financieringstransactie, zoals een ‘sale and financial lease back’, een samengesteld karakter heeft en uit verschillende componenten – en rechtshandelingen – is opgebouwd, is van strijd met art. 3:84 lid 3 dan ook geen sprake, indien de overdracht, geabstraheerd van de overige componenten van de transactie, onder dusdanige voorwaarden plaatsvindt dat de financier de volledige eigendom verkrijgt en niet slechts fiduciaire eigendom die strekt ter bescherming van zijn schuldeisersbelang. Is dat het geval dan is er sprake van een “werkelijke overdracht” die de strekking heeft het goed zonder beperkingen op de verkrijger te doen overgaan.1
De geldigheid van de overdracht wordt niet aangetast doordat de “werkelijke eigendom” van de financier mogelijk alsnog het karakter van fiduciaire eigendom krijgt (of karaktertrekken daarvan gaat vertonen) doordat de vervreemder en de verkrijger (en mogelijk ook derden) daarnaast nog een of meer andere door het positieve recht erkende rechtshandelingen met elkaar aangaan (zoals huurkoop, financial lease, ‘limited recourse’ leningen, garantstellingen, swaps e.d.). Indien de transactie zo is vormgegeven dat de verkrijger in geval van wanprestatie van zijn wederpartij, al dan niet na ontbinding van een of meer van de overeenkomsten waaruit de transactie is samengesteld, weer vrijelijk en volledig over het aan hem overgedragen goed kan beschikken, is er sprake van “werkelijke eigendom”.2 Kennelijk gaat het in dat geval in de ogen van de Hoge Raad om rechtsfiguren met een geheel eigen aard, die niet op een lijn gesteld kunnen worden met een overdracht ten titel van verhaal.3
Hoewel ik hiervoor kritiek heb geuit op de uitkomst van het Sogelease-arrest,4 laat het arrest geen andere conclusie toe dan dat de wijze waarop een financieringstransactie wordt vormgegeven, van doorslaggevende betekenis kan zijn voor de vraag of een overdracht al dan niet in strijd komt met art. 3:84 lid 3 BW.5 Daarbij is wel van belang dat de transactie zo wordt gestructureerd dat zij niet het risico loopt te worden geherkwalificeerd als een geldlening, aangezien dan in veel gevallen de overdracht logischerwijs slechts strekt ter bescherming van het schuldeisersbelang.6 Voorts is van belang dat de voorwaarden waaronder ieder onderdeel van de transactie wordt aangegaan min of meer marktconform (“at arm’s length”) zijn. Indien dat niet het geval is, zou daaruit kunnen blijken dat er in feite sprake is van een vermomd pand- of hypotheekrecht en dat partijen de bedoeling hebben art. 3:84 lid 3 te ontduiken met als gevolg dat de overdracht alsnog ongeldig is vanwege strijd met het fiduciaverbod.
Het zal niet altijd eenvoudig zijn om vast te stellen of de componenten waaruit een samengestelde financieringstransactie is opgebouwd wel allemaal marktconform zijn. Daarvan zal in ieder geval sprake zijn, indien bepaalde onderdelen van de transactie (zoals een borgtocht, garantie of een swap) in plaats van met de overdrager ook met een derde hadden kunnen worden aangegaan op min of meer dezelfde voorwaarden. Voorts kan van belang zijn of de verkrijger aan de overdrager een vergoeding betaalt voor het terugnemen van bepaalde aan de eigendom verbonden risico’s.7 Is dat het geval dan is daarin een belangrijke aanwijzing gelegen dat een “werkelijke overdracht” is beoogd.
Zie voor een ander voorbeeld dan ‘sale and lease back’ van een financieringstransactie met een “samengesteld karakter” waarbij de vraag rijst of sprake is van strijd met art. 3:84 lid 3 BW, hierna § 7.3 inzake de uitgifte van ‘structured covered bonds’.