Einde inhoudsopgave
Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen betreffende de burgerluchtvaart
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
10-09-2010, Trb. 2013, 134 (uitgifte: 15-08-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2018, Trb. 2018, 202 (uitgifte: 23-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Elke staat die partij is kan, in overeenstemming met zijn nationale rechtsbeginselen, de nodige maatregelen nemen om een op zijn grondgebied gevestigde of overeenkomstig zijn recht opgezette rechtspersoon aansprakelijk te kunnen stellen indien een persoon belast met het beheer van of toezicht op die rechtspersoon in die hoedanigheid een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1 heeft gepleegd. Deze aansprakelijkheid kan strafrechtelijk, civielrechtelijk of bestuursrechtelijk zijn.
2.
Deze aansprakelijkheid geldt onverminderd de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke personen die de strafbare feiten hebben gepleegd.
3.
Indien een staat die partij is de noodzakelijke maatregelen neemt om een rechtspersoon aansprakelijk te stellen in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel, tracht hij er op toe te zien dat de toepasselijke strafrechtelijke, civielrechtelijke of bestuursrechtelijke sancties doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Deze sancties kunnen geldelijke sancties omvatten.