Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/850
Zedenzaak. 1. Bewezenverklaring niet i.s.m. art. 342 lid 2 Sv. 2. Immateriële schade: afwijzing of niet-ontvankelijk verklaring benadeelde partij?
HR 10-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1116
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 september 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, T. Kooijmans, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
23/01905
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:1116, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑09‑2024
ECLI:NL:PHR:2024:570, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑05‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑09‑2023
- Wetingang
Art. 51f, 342 lid 2, art. 361 Sv; art. 6:106 BW
Essentie
Ontucht met aan verdachtes zorg toevertrouwd vijfjarig meisje. 1. De bewezenverklaring is niet i.s.m. art. 342 lid 2 Sv. 2. Het hof wijst een deel van de gevorderde immateriële schade af. De benadeelde partij had ten aanzien van dat deel niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
Samenvatting
Ontucht met aan verdachtes zorg toevertrouwd vijfjarig meisje.
- 1.
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof in strijd met art. 342 lid 2 Sv de bewezenverklaring uitsluitend heeft doen steunen op de verklaringen van één getuige. De Hoge Raad stelt met betrekking tot het bewijsminimum voorop hetgeen is overwogen in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.