ABRvS, 27-06-2018, nr. 201703047/1/V2
ECLI:NL:RVS:2018:2084
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
27-06-2018
- Zaaknummer
201703047/1/V2
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2018:2084, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27‑06‑2018; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
JV 2018/153
Uitspraak 27‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 21 juli 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
201703047/1/V2.
Datum uitspraak: 27 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 15 maart 2017 in zaak nr. 16/18554 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 15 maart 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaken ECLI:NL:RVS:2018:2085 en ECLI:NL:RVS:2018:2086 ter zitting behandeld op 6 februari 2018, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.A. Visser en mr. P.P. Zweedijk, en de vreemdeling, bijgestaan door mr. K. Martens, advocaat te Assen, zijn verschenen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Deze uitspraak gaat over de vraag welk gewicht toekomt aan een advies van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (hierna: de FMMU) en een rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (hierna: het iMMO) bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van een vreemdeling. Daarmee heeft deze uitspraak ook betekenis voor andere zaken waarin een advies voorligt van de FMMU of een vreemdeling een rapport van het iMMO (hierna: een iMMO-rapport) heeft overgelegd.
Aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft overwogen dat het iMMO-rapport bevestigt dat de vreemdeling tijdens de gehoren niet in staat was volledige, coherente en consistente verklaringen af te leggen en dat dat betekent dat de staatssecretaris in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas de vreemdeling ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij vage, summiere, bevreemdingwekkende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat de staatssecretaris tegenover de conclusie van het iMMO, dat de psychische problematiek van de vreemdeling ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk interfereerde met het doen van een compleet, coherent en consistent asielrelaas, geen rapport van een deskundige heeft gesteld die deze conclusie in twijfel trekt. Dat het iMMO de vreemdeling pas een jaar later heeft onderzocht dan het FMMU, doet niet af aan de conclusie van het iMMO, omdat in het iMMO-rapport immers uitdrukkelijk de medische toestand van de vreemdeling ten tijde van het afnemen van de gehoren is beschreven, aldus de rechtbank.
Grief 3
3. In de derde grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij zich bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas terecht heeft gebaseerd op de verklaringen die de vreemdeling heeft afgelegd tijdens het nader en aanvullend gehoor. Hij voert hiertoe aan dat in het FMMU-advies is geconcludeerd dat de vreemdeling kan worden gehoord en dat uit de verslagen van de gehoren blijkt dat voldoende rekening is gehouden met de leeftijd van de vreemdeling en zijn opmerking tijdens de gehoren dat hij gespannen was. Verder betoogt de staatssecretaris dat hij zijn standpunt over de geloofwaardigheid van het asielrelaas niet heeft gebaseerd op inconsistenties in de verklaringen van de vreemdeling, maar op een beoordeling van de kernelementen van het asielrelaas in onderlinge samenhang bezien. Gelet hierop en gezien het tijdsverloop tussen het onderzoek door de FMMU, de gehoren en het onderzoek door het iMMO bestond, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen aanleiding tot een andere beoordeling te komen van de geloofwaardigheid van het asielrelaas, dan wel nader medisch onderzoek te doen naar de psychische problemen van de vreemdeling, aldus de staatssecretaris.
3.1. Ter beantwoording van de opgeworpen vragen heeft de Afdeling zich ter zitting laten voorlichten over de werkwijze van de FMMU en het iMMO bij het tot stand brengen van adviezen, en de manier waarop de staatssecretaris dergelijke adviezen betrekt bij het horen en het beslissen.
Werkwijze FMMU
4. Het onderzoek van de FMMU is volgens de staatssecretaris bedoeld om medische problemen die gevolgen kunnen hebben voor het gehoor en de interpretatie daarvan vroegtijdig op te sporen. Vóór het horen laat de staatssecretaris de FMMU een 'medisch advies horen en beslissen' opstellen. De FMMU laat een vreemdeling daartoe in eerste instantie door een verpleegkundige onderzoeken. Deze verpleegkundige brengt aan de hand van het 'onderzoeksformulier bij medische adviesprocedure' de medische situatie van de vreemdeling in kaart. Het onderzoeksformulier maakt deel uit van het Protocol Medisch advies Horen en Beslissen (hierna: het Protocol). In het onderzoeksformulier wordt onder meer gevraagd naar het medicijngebruik van de vreemdeling en of hij bekend is met de medische klachten die in het onderzoeksformulier zijn opgenomen. De verpleegkundige beschikt in de regel niet over medische stukken van een vreemdeling, bijvoorbeeld stukken met betrekking tot een eventuele medische behandeling die hij ondergaat, tenzij een vreemdeling dergelijke stukken zelf naar het onderzoek meeneemt. In dat geval worden die stukken betrokken bij het advies. Als de verpleegkundige tijdens het onderzoek constateert dat er klachten zijn die mogelijk van invloed zijn op het horen en de interpretatie van het gehoor, verwijst hij de vreemdeling door naar een voor de FMMU werkzame arts. Aan de hand van al de verkregen informatie, stelt de verpleegkundige het 'medisch advies horen en beslissen' op. In alle gevallen wordt het advies van de verpleegkundige, inclusief het daaraan ten grondslag liggende onderzoeksformulier, door een voor de FMMU werkzame arts gecontroleerd en ondertekend. Deze arts draagt de eindverantwoordelijkheid voor het advies. Het advies wordt vervolgens, zonder het daaraan ten grondslag liggende onderzoeksformulier, toegevoegd aan het procesdossier.
4.1. Al het voor de FMMU werkzame personeel moet voldoen aan de opleidings- en ervaringseisen die zijn neergelegd in het Protocol. De voor de FMMU werkzame verpleegkundigen moeten als verpleegkundige zijn ingeschreven in het BIG-register en de bij de FMMU werkzame artsen moeten daarnaast ook als arts zijn ingeschreven bij de Registratie Commissie Specialisten. Het personeel is verplicht zes onderwijsmodules te volgen. In het onderwijsprogramma wordt rekening gehouden met de belangrijkste en meest voorkomende medische aandoeningen die ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling niet in staat is coherent te verklaren. Op grond van ervaring en reeds verworven competenties kan voor een deel van de onderwijsmodules dispensatie worden verkregen. Verder is het personeel verplicht minimaal drie keer per jaar deel te nemen aan actualiteitenbijeenkomsten.
Gehoren
4.2. De staatssecretaris heeft ter zitting verder toegelicht hoe hij medische adviezen van de FMMU betrekt bij het onderzoek naar en de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Omdat de gehoren binnen niet al te lange tijd na het uitbrengen van een FMMU-advies worden gehouden, geeft dit advies een betrouwbaar beeld van de voor het horen relevante medische gesteldheid van een vreemdeling ten tijde van deze gehoren. Tijdens het horen is de hoormedewerker niettemin alert op signalen waaruit blijkt dat de vreemdeling moeite heeft met verklaren. In een voorkomend geval worden die signalen vastgelegd in het verslag van het gehoor. Als het beeld van een vreemdeling tijdens een gehoor wezenlijk blijkt te verschillen met het in het onderzoek van de FMMU geconstateerde beeld van de vreemdeling, kan dit voor de hoormedewerker aanleiding zijn de FMMU nogmaals te raadplegen, aldus de staatssecretaris.
Werkwijze iMMO
5. Het iMMO heeft ter zitting een toelichting gegeven over het medisch onderzoek dat het op verzoek verricht ten behoeve van asielzoekers met fysieke en/of psychische problematiek. Het iMMO beantwoordt met dit onderzoek onder meer de vraag in hoeverre de medische problematiek van een vreemdeling heeft geleid tot klachten die ten tijde van de gehoren van invloed kunnen zijn geweest op het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren over het asielrelaas. De werkwijze van het iMMO bij het bepalen van de mate van interferentie is ontleend aan de werkwijze van het Meldpunt asielzoekers met psychische problemen (hierna: het MAPP). Deze werkwijze is weergegeven in de publicatie 'Ik kan niet alles vertellen' van E. Bloemen en R. Mellink, MGV 2008/63. Verder beantwoordt het iMMO met dit onderzoek de vraag in hoeverre aannemelijk is dat de lichamelijke en/of psychische problematiek waarmee een vreemdeling te maken heeft, is voortgekomen uit het gestelde relaas dat ten grondslag ligt aan de asielaanvraag. De werkwijze van het iMMO bij dit deel van het onderzoek is gebaseerd op het Istanbul Protocol, Manual on the Effective Investigation and Documentation of Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment van de Verenigde Naties (hierna: het Istanbul Protocol).
5.1. Een iMMO-onderzoek kan in beginsel pas worden aangevraagd nadat de staatssecretaris een voornemen heeft uitgebracht. Alleen in zaken die voldoen aan de door het iMMO gehanteerde selectiecriteria stelt het iMMO een onderzoek in en brengt het een rapport uit. De artsen of psychologen die voor het iMMO werkzaam zijn, staan in het BIG-register geregistreerd en zijn intern opgeleid om forensisch onderzoek te doen en een deskundigenrapport te schrijven volgens de richtlijnen van het Istanbul Protocol. Verder worden zij bijgeschoold op studiedagen en intervisiebijeenkomsten, ontvangen zij relevante literatuur en wordt hun werk regelmatig geëvalueerd. Alle artsen en/of psychologen onderschrijven het reglement voor rapporteurs. Vóór het opstellen van een rapport laat het iMMO een vreemdeling in persoon onderzoeken door een arts en/of een psycholoog. Tijdens het onderzoek ziet de arts en/of psycholoog de vreemdeling gemiddeld vier uren. Verder worden de resultaten van het onderzoek in het kader van de professionele tegenspraak altijd meegelezen en besproken met een andere arts of psycholoog.
5.2. De conclusie over de mate waarin medische problematiek ten tijde van de gehoren interfereerde met het vermogen om te verklaren, is volgens het iMMO niet gebaseerd op de aanname dat de door de vreemdeling gestelde gebeurtenissen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Deze conclusie wordt uitsluitend gebaseerd op medische informatie uit de periode van de gehoren. Dit volgt ook uit de leeswijzer die bij iMMO-rapporten wordt gevoegd. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het medisch advies en onderzoeksformulier van de FMMU, het patiëntendossier van de huisarts uit die tijd, de verslagen van de gehoren en de daarop door de vreemdeling uitgebrachte correcties en aanvullingen. De stelligheid van de conclusie van het iMMO over het vermogen van een vreemdeling om te verklaren is mede afhankelijk van de hoeveelheid en aard van de medische informatie uit die periode die beschikbaar is. Bij het beantwoorden van de vraag of de medische problematiek ten tijde van de gehoren interfereerde met het vermogen om te verklaren, hanteert het iMMO, conform voormelde werkwijze van het MAPP, vier verschillende gradaties van waarschijnlijkheid, te weten: niet, mogelijk, zeer waarschijnlijk en zeker.
5.3. Bij het beantwoorden van de vraag of de lichamelijke en/of psychische problematiek waarmee een vreemdeling te maken heeft, kan zijn voortgekomen uit de gebeurtenissen die de vreemdeling stelt te hebben meegemaakt, verricht een arts en/of psycholoog van het iMMO een lichamelijk en/of een psychiatrisch onderzoek. Dit resulteert in een oordeel over de causale relatie tussen die gebeurtenissen, de anamnese en de onderzoeksbevindingen. Het lichamelijk onderzoek blijft achterwege als er geen littekens zijn of geen lichamelijke problematiek speelt. De causale relatie tussen de medische bevindingen en het asielrelaas wordt beoordeeld volgens de vijf gradaties die zijn neergelegd in paragraaf 187 van het Istanbul Protocol. Bij die vijf gradaties is sprake van een steeds sterker causaal verband. De zwakste kwalificatie - te weten 'niet consistent' - houdt in dat de lichamelijke en/of psychische problematiek niet kan zijn veroorzaakt op de door de vreemdeling gestelde wijze. De sterkste kwalificatie - te weten 'kenmerkend' - houdt in dat de lichamelijke en/of psychische problematiek uitsluitend kan zijn veroorzaakt op de door de vreemdeling gestelde wijze.
Niet raadplegen FMMU naar aanleiding van een iMMO-rapport
6. De staatssecretaris heeft ter zitting voorts toegelicht de FMMU in beginsel niet opnieuw te raadplegen als in een na de gehoren tot stand gekomen iMMO-rapport staat dat een vreemdeling ten tijde van die gehoren niet in staat was compleet, coherent en consistent te verklaren. Het tijdsverloop tussen de gehoren en het onderzoek dat ten grondslag ligt aan een iMMO-rapport is daarvoor veelal te groot, aldus de staatssecretaris.
Het vermogen om coherent te verklaren: aanpassing toetsingskader
7. Het toetsingskader, neergelegd in de uitspraak van 28 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1783 houdt in dat de staatssecretaris ervan mag uitgaan dat een overeenkomstig het Protocol opgesteld FMMU-advies, voldoet aan de vanuit een oogpunt van vakkundigheid te stellen eisen en zorgvuldig tot stand is gekomen. Indien de staatssecretaris bij het horen het FMMU-advies in acht neemt, en als uit de verslagen van de gehoren niet blijkt dat de vreemdeling onmiskenbaar niet in staat is geweest zijn asielrelaas naar voren te brengen en vragen daarover te beantwoorden, mag de staatssecretaris zich baseren op de verklaringen die de vreemdeling tijdens de gehoren heeft afgelegd. Een iMMO-advies dat is opgesteld ná de gehouden gehoren doet hieraan, wegens het tijdsverloop tussen de gehoren en dat iMMO-advies, niet af.
8. In het licht van de ter zitting gegeven toelichting op de werkwijzen van de FMMU en het iMMO ziet de Afdeling aanleiding om dit toetsingskader als volgt aan te passen.
8.1. Uitgangspunt blijft dat zowel de staatssecretaris als de bestuursrechter ervan mag uitgaan dat een overeenkomstig het Protocol opgesteld FMMU-advies voldoet aan de vanuit een oogpunt van vakkundigheid te stellen eisen en zorgvuldig tot stand is gekomen. Het Protocol bevat immers opleidings- en ervaringseisen voor het medisch personeel van de FMMU, schrijft voor dat elk advies door een arts moet worden gecontroleerd en dat gebruik wordt gemaakt van een onderzoeksformulier, waarmee een consistente werkwijze is gewaarborgd. Als de verpleegkundige van de FMMU tijdens het onderzoek van de vreemdeling vaststelt dat de vreemdeling bekend is met ernstige psychiatrische klachten en signalen krijgt dat de vreemdeling mogelijk niet in staat is coherent te verklaren, moet de verpleegkundige de vreemdeling verwijzen naar een voor de FMMU werkzame arts, psycholoog of psychiater. Van deze signalen moet melding worden gemaakt in het FMMU-advies evenals welke arts, psycholoog of psychiater de vreemdeling heeft gezien. Als geen psycholoog of psychiater beschikbaar is, moet daarvan eveneens melding worden gemaakt in het advies.
De staatssecretaris moet zich onveranderd ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht ervan vergewissen dat een door de FMMU uitgebracht advies naar totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
8.2. Als de vreemdeling ná het uitbrengen van het FMMU-advies, maar vóór het afnemen van de gehoren medische informatie inbrengt die de FMMU niet bekend was ten tijde van het opstellen van dat advies, vereist de zorgvuldigheid dat de staatssecretaris onderzoekt wat deze informatie betekent voor het horen van de vreemdeling en zo nodig de FMMU daarover raadpleegt.
8.3. De gehoorambtenaar moet tijdens de gehoren rekening houden met voor het horen relevante beperkingen zoals weergegeven in het FMMU-advies. Ook moet de gehoorambtenaar tijdens het horen alert blijven op signalen dat de vreemdeling niet in staat is zijn asielrelaas naar voren te brengen of vragen daarover te beantwoorden. Bij twijfel hierover dient hij de vreemdeling opnieuw te verwijzen naar de FMMU.
8.4. Indien aan de hiervoor onder 8.1., 8.2. en 8.3. weergegeven vereisten is voldaan, geldt als uitgangspunt dat de staatssecretaris en de bestuursrechter van de door de vreemdeling tijdens de gehoren afgelegde verklaringen mogen uitgaan.
8.5. Wanneer een vreemdeling in de bestuurlijke fase, dan wel binnen de grenzen van de goede procesorde in de beroepsfase, een iMMO-rapport heeft ingebracht dat zorgvuldig tot stand is gekomen en dat naar inhoud inzichtelijk en concludent is, moet de staatssecretaris de conclusie uit dit rapport betrekken bij zijn beoordeling. De Afdeling zal de staatssecretaris niet langer volgen in zijn standpunt dat aan de in een iMMO-rapport opgenomen conclusie over het vermogen van een vreemdeling om compleet, coherent en consistent te verklaren, geen waarde toekomt reeds wegens het tijdsverloop tussen de gehouden gehoren en het moment waarop het iMMO het onderzoek heeft verricht. De aanleiding voor deze wijziging is dat het iMMO heeft toegelicht dat conclusies over het bestaan van beperkingen ten tijde van de gehoren uitsluitend worden gebaseerd op medische informatie uit de periode van die gehoren, wat ook volgt uit de leeswijzer bij rapporten van het iMMO. De staatssecretaris heeft ter zitting desgevraagd ook erkend dat het in beginsel mogelijk is om achteraf vast te stellen of een vreemdeling in het verleden kampte met medische problematiek.
Indien in het iMMO-rapport op concludente en inzichtelijke wijze is gesteld dat de psychische problematiek van de vreemdeling ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk of zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren, kan de staatssecretaris hieraan niet voorbijgaan zonder zelf een medisch deskundige te raadplegen. Daartoe is wel vereist dat uit het iMMO-rapport blijkt op welke wijze de mate van waarschijnlijkheid dat de vreemdeling niet in staat was consistent te verklaren, is vastgesteld. Het iMMO-rapport moet daartoe vermelden welke medische gegevens uit de periode van de gehoren zijn betrokken en of het onderzoeksformulier van de FMMU daar deel van uitmaakte. Verder moet uit het iMMO-rapport blijken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Voorts is vereist dat uit het rapport blijkt dat de conclusie omtrent het vermogen consistent te verklaren, niet mede is gebaseerd op de aanname dat de gebeurtenissen waardoor de vreemdeling stelt psychische problemen te hebben gekregen, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Als de staatssecretaris geen medisch deskundige inschakelt, en de in het iMMO-rapport neergelegde conclusie aldus niet bestrijdt, maar het relaas toch ongeloofwaardig acht, zal hij nader moeten motiveren waarom dit volgens hem het geval is.
Medisch steunbewijs: bevestiging toetsingskader
9. Het toetsingskader dat van toepassing is als een vreemdeling ter staving van zijn asielrelaas een iMMO-rapport overlegt, waarin aan de hand van het Istanbul Protocol wordt vastgesteld in hoeverre aannemelijk is dat de medische problematiek waarmee een vreemdeling te maken heeft, kan zijn voortgekomen uit het gestelde relaas dat ten grondslag ligt aan de asielaanvraag, blijft onveranderd. Ter verduidelijking van dit toetsingskader, neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 25 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:600, overweegt de Afdeling als volgt.
9.1. Als een medisch rapport, zoals een iMMO-rapport, een sterke aanwijzing vormt dat de door een vreemdeling gestelde onmenselijke behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf het letsel heeft veroorzaakt, is het, indien de staatssecretaris die gestelde onmenselijke behandeling desondanks niet aannemelijk acht, aan de staatssecretaris om de twijfel weg te nemen over de oorzaak van het letsel. Hiertoe kan de staatssecretaris gehouden zijn nader medisch onderzoek te laten verrichten. Bij het beantwoorden van de vraag of een iMMO-rapport tot dergelijk onderzoek verplicht, is van belang in hoeverre de vreemdeling tijdens de gehoren bevreemdingwekkend, vaag of tegenstrijdig heeft verklaard over het deel van het asielrelaas dat hij met het iMMO-rapport heeft willen staven. Verder is van belang in hoeverre dat deel van het asielrelaas past in het beeld dat in betrouwbare algemene informatie naar voren komt over het land van herkomst. Daarbij is van belang hoe sterk de kwalificatie is die volgens het iMMO van toepassing is. Voor het ontstaan van de verplichting tot nader medisch onderzoek is echter niet vereist dat het iMMO-rapport geen ruimte laat voor een andere dan de door de vreemdeling gestelde oorzaak. Dat onderdelen van het asielrelaas ongeloofwaardig zijn, hoeft evenmin in de weg te staan aan het ontstaan van de verplichting tot medisch onderzoek.
Beoordeling grief 3
10. Volgens het FMMU-advies van 31 oktober 2015 heeft de vreemdeling weliswaar medische klachten, maar vloeien daaruit geen beperkingen voort die relevant zijn voor het horen en/of beslissen. Verder blijkt uit de gehoren dat de gehoormedewerkers voldoende rekening hebben gehouden met de leeftijd van de vreemdeling en de omstandigheid dat de vreemdeling zich bij die gehoren gespannen voelde. De staatssecretaris heeft zich ten tijde van het beoordelen van het asielrelaas dan ook terecht gebaseerd op wat de vreemdeling tijdens de gehoren heeft verklaard. Bij besluit van 21 juli 2016 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van de vreemdeling afgewezen.
10.1. Op 10 november 2016 heeft een klinisch psycholoog / psychotherapeut van het iMMO de vreemdeling onderzocht. Volgens het iMMO-rapport van 2 december 2016 wordt uit het dossier duidelijk dat er bij de vreemdeling ten tijde van de gehoren psychische problematiek was die zeer waarschijnlijk interfereerde met het doen van een compleet, coherent en consistent asielrelaas. In zijn reactie van 9 december 2016 bij de rechtbank op het iMMO-rapport heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat deze conclusie in het iMMO-rapport onvoldoende reden vormt voor een nader onderzoek door een deskundige, dan wel aanvullende besluitvorming. De staatssecretaris heeft zich in zijn schriftelijke reactie van 30 januari 2018 en ter zitting bij de Afdeling ook op het standpunt gesteld dat de conclusie van het iMMO te vergaand is. Niet in geschil is dat in het onderliggende dossier bij het FMMU-advies bij "psychiatrie uitgebreid" niets is ingevuld. Bij het FMMU-advies is dan ook geen rekening gehouden met psychische problematiek van de vreemdeling.
10.2. Het betoog van de staatssecretaris dat aan de conclusie in het iMMO-rapport geen waarde toekomt gelet op het tijdsverloop tussen het tijdstip waarop het iMMO de vreemdeling heeft onderzocht en het tijdstip waarop de gehoren hebben plaatsgevonden, faalt gelet op wat de Afdeling hiervoor onder 8.5. heeft overwogen. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het tijdstip waarop het iMMO de vreemdeling heeft onderzocht geen afbreuk doet aan die conclusie in het iMMO-rapport.
10.3. Omdat de staatssecretaris de conclusie in het iMMO-rapport niet met een deskundigenadvies heeft bestreden, moet gelet op wat de Afdeling hiervoor onder 8.5. heeft overwogen, vooralsnog van die conclusie worden uitgegaan. Dat betekent dat de staatssecretaris - zoals hiervoor onder 8.5. ook is overwogen - nader zal moeten motiveren waarom hij het asielrelaas van de vreemdeling, ondanks die conclusie, toch ongeloofwaardig acht. De staatssecretaris heeft dat - door zich in zijn reactie van 9 december 2016 op het standpunt te stellen dat die conclusie onvoldoende reden vormt voor aanvullende besluitvorming - niet gedaan. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de staatssecretaris niet zonder nadere motivering kon vasthouden aan het besluit van 21 juli 2016.
De derde grief faalt.
Conclusie
11. Omdat de derde grief faalt, moet de staatssecretaris opnieuw op de asielaanvraag beslissen en daarbij de geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordelen met in achtneming van wat de Afdeling hiervoor onder 8.5. heeft overwogen. Dat betekent dat de overige grieven geen bespreking meer behoeven. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
12. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.252,50 (zegge: twaalfhonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
w.g. Verheij w.g. Fernandez
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2018
307-832.