EHRM (Grote Kamer) 15 december 2011, nrs. 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283, m.nt. Schalken en Alkema.
HR, 06-02-2018, nr. 16/05324
ECLI:NL:HR:2018:162
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-02-2018
- Zaaknummer
16/05324
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:162, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑02‑2018; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2016:8627, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1362
ECLI:NL:PHR:2017:1362, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑10‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:162
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0076
NbSr 2018/149
Uitspraak 06‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen opzettelijke vrijheidsberoving (meermalen gepleegd) en medeplegen poging tot diefstal met geweld (meermalen gepleegd). Ondervragingsrecht en gebruik voor bewijs van verklaringen van medeverdachte. Bewezenverklaring in beslissende mate gebaseerd op verklaringen van medeverdachte die niet door verdediging kon worden gehoord omdat deze zich in e.a. op zijn verschoningsrecht heeft beroepen en in h.b. heeft geweigerd een verklaring af te leggen? Hof heeft m.b.t. oordeel dat bewezenverklaring van feiten niet in beslissende mate op verklaringen van medeverdachte is gebaseerd, kennelijk niet uitsluitend acht geslagen op overeenkomsten tussen verklaringen van medeverdachte en hetgeen omtrent die feiten is verklaard door aangevers maar tevens t.a.v. betrokkenheid van verdachte bij die feiten in aanmerking genomen dat het door aangevers opgegeven signalement van één van de daders overeenkomt met het uiterlijk van verdachte, verdachte en medeverdachte kort na melding woningoverval samen in een auto reden en door politie zijn gecontroleerd, verbalisanten samen met medeverdachte de door hem aangegeven route hebben nagereden en deelnemer van woninginbraak heeft verklaard dat verdachte er ook bij was. Tevens heeft Hof geoordeeld dat de door verdachte gegeven verklaringen over zijn ontmoeting met medeverdachte en zijn aanwezigheid bij zijn (ex-)schoonmoeder - mede gelet op de (summiere) inhoud van de verklaringen en het moment waarop deze zijn afgelegd - niet aannemelijk zijn geworden. Gelet hierop is ‘s Hofs oordeel dat bewezenverklaring van feiten niet in beslissende mate op verklaringen van medeverdachte is gebaseerd, niet onbegrijpelijk en behoeft het geen nadere motivering. CAG: anders.
Partij(en)
6 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/05324
CB/SK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 27 oktober 2016, nummer 21/000657-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het in de zaak met parketnummer 05/780098-15 en in de zaak met parketnummer 05/881648-14 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Bewezenverklaring, bewijsvoering en beslissing op een gevoerd verweer
2.1.
Ten laste van de verdachte is, voor zover in cassatie van belang, bewezenverklaard:
- onder parketnummer 05/780098-15 dat:
"hij op 24 oktober 2014 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 1] , in de woning van haar zus aan de [b-straat] , onder bedreiging van een pistool, hebben laten plaatsnemen op een bank en hebben belet genoemde woning te verlaten en (vervolgens) hebben vastgepakt."
- onder parketnummer 05/881648-14 dat:
"1 subsidiair:
hij op 24 oktober 2014, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 2] vastgepakt en vastgehouden en in een auto geduwd en in die auto meegenomen naar haar woning aan de [b-straat] en haar vervolgens meegenomen naar de bovenetage en aldaar haar op bed vastgebonden aan handen en voeten.
2:
hij op 24 oktober 2014, te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, met bivakmutsen op hun hoofd(en), die [slachtoffer 2] hebben meegenomen naar een woning aan de [b-straat] en die [slachtoffer 2] hebben gedwongen de deur van haar woning te openen en hebben gevraagd naar geld en die [slachtoffer 2] hebben gedwongen om haar zus [slachtoffer 1] te bellen en te laten zeggen dat ze dringend naar de [b-straat] moest komen en (vervolgens) toen die [slachtoffer 1] was gearriveerd, haar hebben laten plaatsnemen op de bank en die [slachtoffer 2] hebben meegenomen naar boven en die [slachtoffer 2] aan handen en voeten hebben vastgebonden en een (vuur)wapen hebben gericht op die [slachtoffer 1] en op dwingende toon hebben gezegd "Kijk ons niet aan, zeg waar het geld (van [slachtoffer 2] ) ligt, jullie weten waar we het over hebben" en "Waar is het geld (van [slachtoffer 2] )", althans woorden van soortgelijke aard of strekking, en die [slachtoffer 1] hebben gezegd dat ze naar haar woning aan de [f-straat] zouden gaan en die [slachtoffer 1] bij de haren hebben gepakt en gezegd "Jij gaat met ons mee, jij gaat zeggen waar het geld (van [slachtoffer 2] ) ligt, anders maken we je hele gezicht kapot", althans woorden van soortgelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3:
hij op 1 november 2014, te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders, met bivakmutsen over hun hoofden en met handschoenen aan, die [slachtoffer 4] , die een woning aan de [c-straat] binnenging, een (vuur)wapen tegen het hoofd hebben gezet en duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 4] een kapmes hebben vastgehouden en (vervolgens) die [slachtoffer 4] hebben meegenomen naar de bovenverdieping van die woning en die [slachtoffer 4] met het wapen tegen het achterhoofd hebben geslagen en die [slachtoffer 4] hebben geboeid en die [slachtoffer 4] hebben toegevoegd "Waar is het geld, er moet geld zijn" of woorden van soortgelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4:
hij op 1 november 2014, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer 4] , in een woning aan de [c-straat] , een (vuur)wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] hebben gezet, en die [slachtoffer 4] met dat wapen, tegen het hoofd hebben geslagen en die [slachtoffer 4] hebben geboeid aan de handen en (vervolgens) die [slachtoffer 4] , vanuit die woning aan de [c-straat] , in een auto hebben geduwd en aan beide kanten van die [slachtoffer 4] achterin de auto zijn gaan zitten."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Ten aanzien van het onder 05-780098-15 en onder 05-881648-14 feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen verklaarde:
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage pagina 590-596 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 24 oktober 2014, voor zover inhoudende, het relaas van [slachtoffer 2] bijgenaamd [...] , - zakelijk weergegeven -:
Aangeefster verklaarde het volgende over het incident, dat plaats vond te Nijmegen op vrijdag 24 oktober 2014.
Ik doe aangifte van vrijheidsberoving en poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Ik kan u hier het volgende over verklaren. Ik was vandaag gewoon thuis aan de [b-straat 1] . Ik woon daar alleen. Ik had vanmorgen om 09:30 uur een afspraak bij de gemeentelijke sociale dienst. Ik ben hiervoor naar de bushalte gelopen. Deze is vanaf mijn woning gezien aan de overzijde van de straat. Ik moest een eindje lopen. Ik stond bij de bushalte op het bordje te kijken hoe laat de bus kwam. Op dat moment zag ik een grote zwarte auto aan komen rijden. Ik zag dat deze stopte op de plaats van de bus. Ik zag dat de auto uit de richting van mijn woning aan was komen rijden. Het was toen ongeveer 08:35 uur. Ik zag dat rechtsvoor een jongen uit de auto stapte. Ik zag dat deze jongen naar mij toe kwam lopen. De jongen sprak mij aan met de woorden: "Hai schat, kom je even met mij mee?" Ik antwoordde aan de jongen dat ik niet met hem mee ging en vroeg waarom ik met hem mee moest. Ik hoorde dat de jongen zei: "Je moet nu echt met mij mee". Ik zag hierop dat de jongen mij vast pakte. Ik voelde dat de jongen mij aan mijn rechterschouder vastpakte en tegelijk mijn hoofd naar beneden duwde. Ik voelde dat ik door de jongen in de richting van de auto werd geduwd. Ik zag dat ik naar de linkerzijde van de auto werd geduwd. Ik zag dat het portier werd geopend. Ik werd op de achterbank geduwd. Toen ik eenmaal zat, zag ik dat ik achter de bestuurder zat. Ik zag dat de jongen welke mij vast had gepakt naast mij was komen zitten op de achterbank. De jongen zat rechts van mij op de achterbank. Ik voelde dat er een voorwerp tegen mijn hoofd aan werd geduwd. Ik kon niet zien wat dit was. Ik voelde mij erg bedreigd. Ik voelde dat er ondertussen een hand voor mijn mond werd gehouden. Ik zag dat de auto over de [b-straat] wegreed. Ondertussen sprak de jongen achterin de auto tegen mij. Hij zei dat hij wist dat ik de zus van [slachtoffer 1] was. Hij zei dat er geld bij [slachtoffer 3] moest liggen. Ik wist dat ze met " [slachtoffer 3] " de ex van mijn zus [slachtoffer 1] bedoelden. Dit is [slachtoffer 3] . Ik zei dat ik zo een afspraak had met de sociale dienst voor een herkeuring. De jongen antwoordde dat ik die maar moest afbellen. Ik stelde nog aan de jongen voor om daar naar toe te rijden om de afspraak af te zeggen. De jongen antwoordde met de vraag of ik dacht dat hij achterlijk was. De jongen zei dat ik de afspraak zo af kon bellen. Ik heb onderweg niet aan de personen verteld waar ik woonde. Ik zag dat de auto voor mijn woning stopte. De jongen zei dat ik aan zijn kant uit de auto moest stappen. De jongen zei dat ik mijn hoofd naar beneden moest houden. Ik hoorde dat de chauffeur zei dat hij de auto een eindje verder weg zou zetten. Ik moest van de jongen de deur open maken. Ik heb hiervoor mijn huissleutel gepakt en heb de voordeur open gemaakt. Ik moest van de jongen naar de woonkamer lopen. Ik moest hier op de bank gaan zitten. De jongen zei nogmaals tegen mij dat ik mijn hoofd omlaag moest houden. Ik zag dat de chauffeur van de auto ondertussen de woonkamer in was gelopen. Ik zei dat ik de afspraak met [betrokkene 1] had. Deze was bereikbaar via het nummer 14024. Ik begroette [betrokkene 1] en zei tegen hem dat ik af moest zeggen omdat ik ziek was. [betrokkene 1] antwoordde dat hij al hoorde dat ik mij niet goed voelde en dat we later maar een andere afspraak moesten maken. Hij zei dat ik volgende week vrijdag dan maar moest komen. Ik had aan de jongen verteld dat mijn zus [slachtoffer 1] tot 16:30 uur moest werken. De jongen zei hierop dat zij dan tot 17:00 uur in mijn woning zouden blijven wachten tot [slachtoffer 1] terug was van haar werk. De jongen zei tegen mij dat zij mij gepakt hadden om bij mijn zus te kunnen komen. [slachtoffer 1] wist volgens hen alles. Als [slachtoffer 1] zou weten dat zij mij hadden, zou ze wel willen praten. Ongeveer een kwartier nadat ik met [betrokkene 1] had gesproken zei de jongen tegen mij dat ik [slachtoffer 1] moest bellen. De jongen zei dat ik haar met een smoes naar mijn woning moest zien te krijgen. Ik moest tegen [slachtoffer 1] zeggen dat het dringend was. De jongen zei dat zij niet gingen wachten tot 16:30 uur. Dit duurde te lang. [slachtoffer 1] nam op. Ik vroeg aan [slachtoffer 1] of ze dringend bij mij wilde komen. [slachtoffer 1] vroeg wat er aan de hand was. Ik antwoordde dat ik niet lekker was. [slachtoffer 1] antwoordde dat ze er aan kwam. Vervolgens hebben wij in de woonkamer gewacht. Ik denk dat er na het telefoontje ongeveer 10 minuten overheen zijn gegaan tot ik de bromfiets van [slachtoffer 1] voor mijn woning hoorde. Ik moest van de jongen de deur voor haar open maken. Op het moment dat ik naar de gang liep om de deur te openen zijn de twee personen deels in de gang, deels in de woonkamer, blijven staan. Ik dacht er aan om gelijk hard de voordeur uit te rennen. Ik zag op dat moment dat de jongen, welke telkens het woord had gedaan, een pistool tevoorschijn had gehaald. Ik had gezien dat hij het pistool uit zijn jaszak had gehaald. Ik zag dat hij dit pistool in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat hij zijn hand langs zijn lichaam omlaag hield, waarbij de loop van het pistool in de richting van de vloer was gericht. Toen ik zag dat de jongen een pistool had, werd ik ontzettend bang. Ik had de gedachten om de deur uit te rennen. Er ging door mijn hoofd dat ik [slachtoffer 1] dan nooit op tijd mee zou kunnen krijgen. Ik maakte de deur open. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar binnen stapte. Ik zag dat de personen op dat moment tevoorschijn kwamen. De jongen sprak gelijk [slachtoffer 1] aan. Hij zei: "Zo [slachtoffer 1] , ga jij maar even zitten". Wij gingen hierop naar de woonkamer waar [slachtoffer 1] en ik op de bank gingen zitten. Ik zag dat de jongen ondertussen zijn pistool had opgeborgen. Ik hoorde dat de jongen tegen [slachtoffer 1] sprak. Hij zei dat ze wisten van de inval van de politie en dat [slachtoffer 1] moest weten waar het geld was. [slachtoffer 1] antwoordde naar de jongen dat zij dat niet wist. [slachtoffer 1] zei dat alles weg was. De politie had alles. De jongen antwoordde dat zij dat wel moest weten. Ik moest naar boven. Eenmaal boven moest ik van de jongen op mijn bed gaan liggen. Ik moest op mijn rug gaan liggen. Ik was ontzettend bang. Ik zag dat de jongen het touw van de krabpaal in zijn handen had. Ik zag dat de jongen mij met dit touw vastbond. Hij bond eerst mijn handen vast. Ik had mijn handen voor mij. De jongen wond het touw strak om mijn polsen en maakte het met enkele knopen vast. Vervolgens ging hij met het touw in de richting van mijn voeten. Hij liet hierbij het touw vanaf mijn polsen in tact en bracht deze in de richting van mijn voeten. Ik zag dat de jongen op dezelfde wijze als bij mijn polsen ook mijn voeten aan elkaar bond. Toen de jongen mij op deze wijze vast had gebonden, zei hij tegen mij dat ik rustig moest blijven liggen. Hij dreigde hierop met de woorden dat als hij mij ook maar iets zag bewegen, of iets met het touw zag doen, ik weg zou zijn. Ik zag dat de jongen mijn kamer uitliep. Ik hoorde dat hij de trap weer afliep. Ik hoorde dat de jongen beneden in de woonkamer met [slachtoffer 1] in gesprek ging. Ik hoorde dat ze weg zouden gaan. Ik hoorde vervolgens dat ze naar de gang liepen. Ik hoorde op dat moment een harde gil. Ik denk dat [slachtoffer 1] gilde. Ik begreep pas later dat [slachtoffer 1] weg was gerend. Ik lag vastgebonden op het bed. Ik weet niet hoe lang ik op deze wijze op het bed heb gelegen. Ik denk dat het ongeveer 10 minuten tot een kwartier heeft geduurd. De jongen, welke telkens het woord heeft gevoerd, heb ik goed kunnen zien. Ik zou hem zeker herkennen als ik hem weer zou zien. De andere jongen welke achter het stuur had gezeten, heeft continu een bivakmuts gedragen. Ik heb zijn gezicht niet kunnen zien. Wel zag ik dat hij heldere blauwe ogen had.
Ik kan u de volgende omschrijving van beide personen geven:
Persoon 1 (voerde telkens het woord en had het vuurwapen):
- Man
- Licht getinte huidskleur
- 20 tot 30 jaar oud
- Ongeveer 1.80 a 1.85 cm lang
- Kort donker haar
- Bruine ogen
- Normaal tot getraind postuur
- Nette verzorgde verschijning
- Gaaf gezicht
- Geen baard, snor of andere gezichtsbeharing
- Geen tatoeages of sieraden gezien
- Sprak goed Nederlands
- Donker blauwe spijkerbroek
- Donker bruine jas tot op de heupen, waarschijnlijk leer
- Zwart petje (Deze had hij maar even op. In de woning heb ik geen pet meer gezien)
- Had een vuurwapen
- Zwart van kleur, leek op wapen politie alleen iets langer.
Persoon 2:
- Man
- Droeg een bivakmuts (zwart gebreide stof mond en ogen vrij)
- Kleiner dan persoon 1, ongeveer 1.67 tot 1.70 cm lang
- Wat flinker postuur
- Lichte ogen
- Geheel in het donker gekleed.
Omschrijving auto:
- Zwarte auto
- Groot model
- Geen station
- 4-deursmodel
- Leek op een Mercedes of BMW (in elk geval dure auto)
- Ik zag onder de bestuurdersstoel een wit koffertje of kistje, deze was onder de stoel geschoven.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage pagina 608-611 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 24 oktober 2014, voor zover inhoudende, het relaas van [slachtoffer 1] bijgenaamd [...] , - zakelijk weergegeven -:
Ik heb vandaag, vrijdag 24 oktober 2014, omstreeks 09:48 uur de politie gebeld. Ik heb de politie gebeld omdat mijn zus overvallen is en ik daar getuige en tevens slachtoffer van ben geweest. Ik wil daar graag aangifte van doen. Ik kan u het volgende verklaren.
Vandaag was ik omstreeks 09:28 uur aan het werk op de [d-straat] te Nijmegen. Ik werd op mijn mobiele telefoon gebeld door mijn zus [slachtoffer 2] . Ik hoorde haar aan de telefoon zeggen dat ik nu meteen moest komen omdat zij zich niet goed voelde. Ik ben hierop naar haar woning gereden op mijn brommer. Mijn zus woont aan de [b-straat 1] te Nijmegen. Ik zag dat mijn zus de voordeur open deed. Ik zag aan haar gezicht dat er wat was en vroeg aan haar dan ook of er wat was. Zij liep terug de woning in, naar de woonkamer toe. Ik liep achter haar aan en zag vervolgens dat er ineens twee mannen met zwarte maskers over hun hoofd achter mij stonden. De beide mannen keken mij aan en een van deze mannen, ik denk een Marokkaanse man, zei tegen mij: "Kijk ons niet aan, zeg ons waar het geld ligt, jullie weten waar wij het over hebben". Terwijl hij dit zei, richtte hij een zilveren pistool, wat hij in zijn rechterhand hield, op mijn hoofd. De andere man was een blanke man, ik denk een Nederlander. Hierna kreeg ik van de Marokkaanse man te horen dat ik op de bank moest gaan zitten. Ik werd toen bij mijn armen vastgepakt door de Marokkaanse man. Mijn zus zat inmiddels al op de bank. Zij was aan het huilen. Toen ik op de bank zat, zei de Marokkaanse man tegen mij dat zij bijna mijn zus hadden vermoord. Hij zei: "Wij gaan nu naar jouw huis, aan de [f-straat] ". Tegen mijn zus zei de Marokkaanse man dat ze naar boven moest, dat zij op moest rotten. Ik zag dat de Marokkaanse man het pistool aan de blanke man gaf. Hierna pakte de Marokkaanse man een wit touw uit zijn zak en liep hij met mijn zus naar boven toe. De Marokkaanse man kwam weer terug de woonkamer ingelopen. Mijn zus was denk ik nog steeds boven, ik denk dat hij haar vastgebonden heeft toen. Ik zag dat hij het pistool weer terugpakte van de blanke man. Hierna pakte de Marokkaanse man mijn sigaret van mij af en pakte hij mij met zijn gehandschoende handen bij mijn haren vast. Dit deed mij erg veel pijn, tijdens het afleggen van deze verklaring doet mijn hoofd nog steeds pijn. Ik hoorde de Marokkaanse man vervolgens tegen mij zeggen: "Jij gaat met ons mee, jij gaat zeggen waar het geld ligt, anders maken we je hele gezicht kapot." Ik liep voor de twee mannen uit, de hal in. Ik zag dat de voordeur op een kier stond en heb het vervolgens op een rennen gezet. Ik zag dat de Marokkaanse man achter mij aan rende en dat hij zijn masker niet meer op had. Ik zag dat de Marokkaanse man naar mij toe aan het komen was, dus ik zette het weer op een rennen. De Marokkaanse man kreeg mij echter te pakken door mijn armen vast te pakken en ik trok mijzelf los. Toen de Marokkaanse man mij vastpakte had hij zijn handschoenen niet meer aan. Ik ben vervolgens de weg opgerend en ben op de weg gaan liggen. Hierop zag ik dat er een vrouw op een balkon stond en zij riep naar mij wat er was. Ik riep heel hard "Bel de politie!". Terwijl ik naar de vrouw riep dat zij de politie moest bellen probeerde de Marokkaanse man mij weer vast te pakken. Ik heb toen van mij afgetrapt. Ik weet zeker dat de vrouw op het balkon de Marokkaanse man gezien heeft. Ik zag dat zij haar woning in liep, ik denk dat zij de politie ging bellen. Terwijl de vrouw wegliep zag ik dat de Marokkaanse man naar de vrouw keek. Hierna legde hij zijn hand bij zijn buik op zijn broeksband. Ik was bang dat hij mij neer zou schieten. Ik had namelijk in de woonkamer gezien dat hij het pistool achter zijn broeksband weggestopt had toen hij deze terugpakte van de blanke man. Echter gebeurde dit niet, hij liep weg. Ik zag toen ook dat de blanke man blijkbaar achter mij aangekomen was. Ik zag dat de blanke man zijn masker ook niet meer op had. Ik zag dat beide mannen rustig wegliepen de Roerstraat in. Ik ben vervolgens opgestaan en weggerend.
Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Marokkaanse man:
- Licht getinte huidskleur, mogelijk Marokkaanse afkomst
- 25 tot 27 jaar oud
- 1.80/1.85 m lang
- Gespierd postuur
- Donkere ogen
- Kort zwart haar, gemillimeterd
- Geen tatoeages/bril/gezichtsbeharing
- Buitenlands accent, maar wel goed Nederlands sprekend
- Zwarte korte jas zonder opdruk of iets dergelijks
- Zwarte stoffen broek
- Zwarte handschoenen
- Zwarte schoenen
- Zelfde masker als de blanke man, een zwart masker waarbij alleen de ogen en de neus zichtbaar waren
Blanke man:
- Blanke huidskleur, mogelijk Europese afkomst
- 25 tot 27 jaar oud
- 1.65/1.70 m lang
- Flink/gezet postuur
- Lichte ogen
- Kaal
- Geen tatoeages/bril/gezichtsbeharing
- Geen accent, heeft amper gesproken
- Zwarte jas zonder opdruk of iets dergelijks
- Zwarte broek
- Zwarte handschoenen
- Zelfde masker als de Marokkaanse man, een zwart masker waarbij alleen de ogen en de neus zichtbaar waren
Het pistool:
- Ongeveer 30 cm lang
- Zelfde uiterlijk als pistool wat politie heeft
- Zilverkleurig met zwart
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor verdachte (als bijlage pagina 1869-1875 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 januari 2015, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven -:
O = opmerking (verbalisant)
V = vraag (verbalisant)
A = antwoord ( [betrokkene 2] )
O: Verdachte vertelt zijn verhaal over 24-10-2014 en 01-11-2014 in zijn geheel. Wij hebben hem daarna voorgesteld alles nogmaals door te lopen zodat het ook goed op papier komt.
A: Het was 23 oktober en ik werd gevraagd of ik wat geld wilde verdienen. Ik hoefde alleen maar auto te rijden.
V: Hoe werd je gevraagd?
A: Dat was persoonlijk. Er was nog iemand bij.
V: Was dat degene met wie je de 24e samen was?
A: Ja. Ik wil geen naam noemen van de persoon die dit aan mij vroeg.
V: En toen?
A: Toen hebben we een tijd afgesproken voor de 24e. Dat was ergens rond een uurtje of acht. Ik kreeg een smsje en toen ben ik gegaan.
V: Wat heb je vervolgens gedaan?
A: Ik ben met de auto van mijn vader weggegaan.
V: Waar naartoe?
A: Naar het Waterkwartier, we hadden bij iemand thuis afgesproken.
V: Hoe ben je gereden?
A: Over de nieuwe brug. Ik weet niet zeker hoe ik verder gereden ben omdat ze met de weg bezig zijn daar.
V: Wie waren er op dat adres?
A: De personen die erbij betrokken waren. Twee anderen en ik.
V: En wat kreeg je daar te horen?
A: Dat ik alleen hoefde te rijden. Verder vertelden ze niet veel. Dat zou ik nog te zien krijgen. Ze zeiden wel bij welk huis we moesten zijn.
V: En vervolgens?
A: We zijn wat gaan rijden vooral in het Waterkwartier. Mijn auto bleef op dat adres en we zijn met een andere auto verder gegaan.
V: Waar zat jij?
A: Links voorin, ik was de bestuurder.
V: Waar ging de andere jongen zitten?
A: Die zat achterin.
V: En toen zijn jullie rond gaan rijden?
A: Hij had mijn telefoon in gebruik en hij kreeg een telefoontje dat we naar de bushalte moesten.
V: En toen?
A: Toen ben ik naar de bushalte gereden. Daar stopte ik en daar werd de vrouw in de auto getrokken door die ander. Die stapte uit en trok de vrouw in de auto. Ik zag toen voor het eerst het wapen. Dat was een vuurwapen met een chromen loop.
V: Ken je het verschil tussen een revolver en pistool?
A: Ja het was een pistool. Het had best een lange loop, het leek op het pistool wat James Bond vroeger had.
V: Hoe hield die ander het vast?
A: Naar beneden. Hij had hem in zijn rechterhand.
V: Hoe trok hij die vrouw in de auto?
A: Ik hoorde dat hij een agressieve toon sprak. Ik zag niet goed hoe hij dat deed. Het begon rustig maar het werd verbaal iets harder.
V: Heb je gezien hoe hij de vrouw in de auto plaatste?
A: Vanaf de rechterkant, de kant van het trottoir. De bijrijderskant.
V: Wat heb je gehoord?
A: Ik hoorde ze praten, maar ik kon niet goed horen wat er gezegd werd. Alleen dat het familie was van [slachtoffer 3] en dat het om het geld ging.
A: Ik begreep dat de vrouw familie was van [slachtoffer 3] , dat ze de zus van [slachtoffer 1] was. En dat zij zou weten waar het geld lag. Ze zei dat ze dat niet wist en was doodsbang.
V: Waar kon je dat aan merken?
A: Aan het huilen, trillen, praten.
V: Wat gebeurt er dan?
A: Toen werd besloten door de jongen achterin dat we naar haar huis zouden gaan. Toen heb ik hen daar afgezet.
V: Wie stapten er toen uit?
A: De man achterin en [slachtoffer 2] . De man achterin zei ik de auto moest parkeren en dan ook naar binnen moest komen.
V: Wat had je toen aan?
A: Een nepleren zwarte jas met een capuchon, een blauwe broek en mijn goeie schoenen, grijze Adidas schoenen.
V: Wat droeg je op je hoofd?
A: Niks, pas later zette ik mijn motormuts op. Die is zwart. Het gedeelte bij de ogen en neus is open.
V: Wat gebeurt er binnen?
A: Die andere jongen is met [slachtoffer 2] in gesprek.
V: Er werd gevraagd of je wilde gaan zoeken. Waar heb je gezocht?
A: Ik heb ongeveer het hele huis gehad, de kelder, de slaapkamer van haar, op de douche en op zolder. Ik wist niet waar ik moest zoeken. Ik ging op zoek naar geld. Ik heb in dozen gekeken en in zakken. Ik wist niet waar het in kon zitten.
V: En dan?
A: Ik gaf door dat ik niks kon vinden. Toen dacht ik dat het klaar was maar de andere jongen besloot haar zus te bellen. Hij was de leider.
V: Wie heeft gebeld?
A: [slachtoffer 2] zelf. [slachtoffer 2] heeft haar zus gebeld. Ze zei dat ze ziek was en vroeg of [slachtoffer 1] wilde komen.
V: Al die tijd heeft de andere jongen het vuurwapen?
A: Ja.
V: En wat gebeurt er dan?
A: We zaten daar binnen.
V: Droeg de andere jongen wat op zijn hoofd?
A: Pas toen [slachtoffer 1] kwam met de brommer toen zette hij een muts op. Volgens mij ook een zwarte muts, die bedekte in ieder geval zijn gezicht.
V: En toen kwam [slachtoffer 1] er aan?
A: Wij bleven in de woonkamer en [slachtoffer 2] ging de deur open doen. Toen kwamen ze beide binnen lopen en werd [slachtoffer 1] vastgepakt door de andere jongen en op de bank gesmeten.
V: En dan?
A: [slachtoffer 1] wordt bedreigd. Die andere jongen vertelt waarom hij [slachtoffer 1] moet hebben, in verband met het geld van [slachtoffer 3] . Hij had het vuurwapen in zijn hand.
A: Volgens die andere jongen moest [slachtoffer 1] weten waar het geld was.
V: En dan?
A: [slachtoffer 1] bleef volhouden dat ze niks wist. Daar werd die andere jongen niet blij van en hij besloot [slachtoffer 2] vast te binden en naar [slachtoffer 1] 's huis te gaan.
V: En dan?
A: Die andere jongen trekt de sigaret bij haar weg en trok aan haar haar. Vervolgens werd er besloten door de getinte jongen om naar het huis van [slachtoffer 1] te lopen.
V: En dan gaan jullie naar buiten?
A: Ik vind dat nog steeds heel apart. Wij stonden in het halletje en [slachtoffer 1] was nog in de woonkamer en toch kon [slachtoffer 1] langs ons wegrennen. Die andere jongen rende achter [slachtoffer 1] aan, om de auto's heen. [slachtoffer 1] viel, hij stond bij [slachtoffer 1] . Hij stond boven haar te schreeuwen. Ik stond nog bij de deur en dacht: Laat ik maar weggaan. Ik ben toen naar mijn auto gelopen.
V: Die andere jongen rende mee?
A: Ja.
V: Wanneer heb je je muts opgedaan?
A: Toen ik de deur uitstapte.
V: Hoe lang duurde het voordat je bij je auto was?
A: Vijf a tien minuten.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: Mijn jas uitgetrokken, in de auto gestapt en naar de Waalhaven gereden. Die andere jongen reed mee en had daar afgesproken. Ik vond het geen goed idee.
V: Die andere man waarmee jullie hebben afgesproken was dat de man die jouw geld aan heeft geboden?
A: Ik zeg niet wie dat was.
A: We moesten even wachten bij de Waalhaven, een paar minuten, en toen kwam de man er aan. Toen zijn we weggereden. Eerst naar het huis van die andere jongen (het hof begrijpt, gelet op de hierna volgende bewijsmiddelen: verdachte) en toen naar mijn huis.
V: Waar is die andere auto gebleven?
A: Die had ik bij de [b-straat] geparkeerd.
V: De auto waarmee jullie dit gedaan hebben, wat voor kleur had die?
A: Heel donker, kan donkerblauw of donkergroen geweest zijn.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor verdachte (als bijlage pagina 1831-1836 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 januari 2015, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven -:
O = opmerking (verbalisant)
V = vraag (verbalisant)
A = antwoord ( [betrokkene 2] )
O: Je bent op vrijdag 24 oktober 2014 gecontroleerd in de ochtend door de politie.
V: Wat kan je daarover verklaren?
A: lk zat in de auto van mijn vader. De BMW van mijn vader. Ik was daar met [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte).
5. Het schriftelijke bescheid, een mutatie rapport (als bijlage pagina 620-621 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 27 oktober 2014 door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op vrijdag 24 oktober 2014 hadden wij rapp. noodhulp in stad Nijmegen. Wij waren doende met een melding van een overval op een woning. Bij de Waalhaven zagen wij een grijze BMW wegrijden voorzien van het kenteken [AA-00-AA] met daarin twee personen. Deze auto hebben wij gecontroleerd op de Nassausingel. In het voertuig zaten [betrokkene 2] , [geboortedatum] 1985, en de mij, [verbalisant 2] , ambtshalve bekende [verdachte] , [geboortedatum]1994. Tijdens de controle droeg [betrokkene 2] een zwart t-shirt met een blauwe spijkerbroek. [verdachte] droeg een grijze pet en casual kleding, kleuren onbekend. Voertuig staat vermoedelijk op naam van de vader van [betrokkene 2] .
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen (als bijlage pagina 616-617 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 6 november 2014, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] - zakelijk weergegeven -:
Op vrijdag 24 oktober 2014 waren wij, verbalisanten, van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met algehele noodhulpsurveillance in eenheid Oost, district Gelderland-Zuid, stad Nijmegen.
Omstreeks 09.50 uur hoorden wij via de portofoon dat er door de centrale politiemeldkamer te Nijmegen een melding werd uitgegeven van een overval op een woning aan de [b-straat] te Nijmegen. Wij zijn vervolgens meegereden richting de genoemde locatie. Ter plaatste aangekomen hoorden wij via de portofoon van een politie-eenheid, welke bij de betreffende woning waren, dat de overvallers reeds waren vertrokken vanaf de locatie van het incident. Hierop volgend hebben wij in de omgeving uitgekeken naar de daders.
Wij hoorden een politie-collega welke ter plaatse was in de woning alwaar de overval plaatsgevonden had, via de portofoon doorgeven dat het zou gaan om twee verdachten. Een van de verdachten zou een kalend hoofd hebben. Het zou gaan om een licht getinte man en een blanke man.
In een eerder door ons opgemaakt proces-verbaal van bevindingen in het politiesysteem BVH met procesnummer 2014105218, vermeldden wij, verbalisanten, dat wij naar schatting ongeveer twintig minuten later, omstreeks 10.10 uur, over de Havenweg te Nijmegen reden, in de richting van de Weurtseweg, alwaar wij zagen dat er voor ons vanaf de linkerzijde een voertuig van de parkeerplaats Waalhaven, linksaf de Havenweg op reed. Dit betrof een zilvergrijze BMW Cabrio met een softtop dak, vermoedelijk in de kleur zwart. De BMW was voorzien van het kenteken [AA-00-AA] . Wij zagen dat er twee personen in de genoemde BMW zaten. Wij zagen dat de bestuurder een kalend hoofd had. Gezien het feit dat er door politiecollega's via de portofoon doorgegeven hadden dat het twee verdachten betroffen en een ervan een kalend hoofd had, en de eerder omschreven plaats waar zij vandaan kwamen rijden, besloten wij de personen in dit voertuig te controleren.
Betrokkene: [betrokkene 2] (man), geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] .
Betrokkene: [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats].
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen route 1 [betrokkene 2] 24 oktober (als bijlage pagina 860-864 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 26 februari 2015, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] - zakelijk weergegeven -:
Op dinsdag 24 februari 2015 zijn wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , met verdachte [betrokkene 2] in een onopvallend politievoertuig gaan rijden in Nijmegen. Wij verbalisanten vroegen aan verdachte [betrokkene 2] ons de route te wijzen die hij op 24 oktober 2014 met het slachtoffer heeft gereden. Verdachte [betrokkene 2] vond het goed om te beginnen bij de bushalte waar het slachtoffer in de auto was getrokken.
Ik verbalisant [verbalisant 3] vraag aan verdachte [betrokkene 2] waar ze heen zijn gerend nadat ze de woning aan de [b-straat 1] hadden verlaten.
Verdachte [betrokkene 2] verklaart ons de volgende route te hebben afgelegd:
• [b-straat] overgestoken en de Roerstraat in gerend
• Roerstraat links af
• Voorstadslaan links af
• Biezendwarsstraat recht door
• Maasstraat in.
In eerste instantie wil verdachte [betrokkene 2] ons niet zeggen waar hij precies heen gerend is. Hij zegt dat hij zijn auto ergens in het Waterkwartier geparkeerd had. Later die dag rijden wij met verdachte [betrokkene 2] ook de route van de ontvoering op 1 november 2014. Als we uitkomen bij de hoek Maasstraat-Verax zegt hij dat hij evenals op 1 november 2014 ook op 24 oktober 2014 zijn auto geparkeerd heeft in de parkeervakken op de hoek van de Maasstraat-Verax. Vervolgens vertelt hij ons ook het laatste stukje van de route die hij gerend heeft zoals hierboven beschreven.
Wanneer hij bij zijn auto aangekomen is, stapt hij met de andere jongen in en rijdt hij weg richting de [b-straat] . Vervolgens wijst hij ons de weg via de Kanaalstraat en de Weurtseweg naar de Waalhaven. Hier wijst verdachte [betrokkene 2] ons de plaats aan waar een ontmoeting heeft plaatsgevonden met een man. Dit is bij Hilckmann rechts naar beneden de parkeerplaats van de Waalhaven op. Bij een van de trappen aan de rechterzijde heeft hij stilgestaan.
Na de ontmoeting op de Waalhaven wijst verdachte [betrokkene 2] ons de weg via de Weurtseweg en de Voorstadslaan naar de Kronenburgersingel. Hij vertelt bij de bushalte op de Nassausingel gecontroleerd te zijn door de politie. Na de Nassausingel wijst hij ons de weg via het
Keizer Karelplein naar de afslag Sint Annastraat en daarna direct links de Groesbeekseweg op. Verdachte [betrokkene 2] zegt ons hier rechtdoor te zijn gereden en wij zien dat deze weg overgaat in de Nijmeegse baan. In Groesbeek aangekomen zegt hij na het bord "Groesbeek" rechtsaf te zijn gegaan. Vervolgens staat voor de weg aan de linkerkant een bord met een gesloten verklaring maar deze heeft hij toen genegeerd. We komen dan uit op de [a-straat] . Verdachte [betrokkene 2] zegt ons te zijn gestopt voor de woning met de nummers [1] , [2] , [3] , [4] en [5] . Hij zegt ons dat hij hier de andere jongen heeft afgezet en zijn auto geparkeerd heeft voor de woning. Verdachte [betrokkene 2] zegt ons dat hij mee naar binnen is gegaan met de andere jongen. In de woning was de vriendin van de andere jongen en de hond van de moeder van de andere jongen aanwezig. De hond betreft een kleine boxer.
Ons verbalisanten is ambtshalve bekend dat dit de woning is van verdachte [verdachte] .
8. Het schriftelijke bescheid, een ID staat (op basis van identificatie met biometrie) (als bijlage
pagina 1546-1547 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 28 januari 2015, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Personalia | SKDB (vastgelegd) | Eigen verklaring/Document |
Naam | [verdachte] | [verdachte] |
Voornamen | […] | […] |
Geboortedatum | [geboortedatum] 1994 | [geboortedatum] 1994 |
Geboorteplaats & land | [geboorteplaats] | [geboorteplaats] |
GBA-adres | ||
Adres | [a-straat 1] | [a-straat 1] |
Postcode & Plaats | […] | […] |
Gemeente & Land | […] | […] |
Feitelijke woon- of verblijfplaats | ||
Adres | [a-straat 1] | |
Postcode & Plaats | […] | |
Gemeente & Land | […] |
9. Het schriftelijke bescheid, een document van de politie Gelderland-Zuid (als bijlage pagina 1747-1748 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 11 november 2014, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Identiteit: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats]
Geslacht: Man
Laatst bekende adres: [a-straat 1] , [plaats] .
Controledatum GBA: 28-08-2014
Signalement: 1,89 meter lang, Indonesiër/Molukker, haarkleur zwart, kort haar en opgeschoren, ogen bruin/zwart.
Ten aanzien van het 05-881648-14 onder de feiten 3 en 4 bewezen verklaarde:
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage pagina 998-1002 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 1 november 2014, voor zover inhoudende, het relaas van [slachtoffer 4] - zakelijk weergegeven -:
Het incident vond plaats op de locatie
[c-straat 1] te Nijmegen, tussen zaterdag 1 november 2014 te 02:45 uur en zaterdag 1 november 2014 te 03:12 uur.
Ik was vanavond thuis samen met een vriendin. Deze vriendin is [betrokkene 3] .
Op een bepaald moment was de drank op en wilde ik drank gaan halen uit de woning van [betrokkene 3] . Ik ben samen met die Marokkaanse jongen, [betrokkene 4] , naar de woning van [betrokkene 3] gereden. [betrokkene 4] had niet gedronken. Wij zijn met de auto van [betrokkene 3] gegaan. Wij stoppen voor de woning van [betrokkene 3] en ik stap uit. [betrokkene 4] rijdt een klein stukje door om de auto te parkeren en blijft in de auto. Ik ga naar de woning van [betrokkene 3] . En ga via de voordeur naar binnen. Ik heb de sleutel van [betrokkene 3] meegekregen. Ik moest nodig plassen en ben eerst naar de wc gegaan. Die is direct bij de voordeur in de gang. Vanaf de wc hoorde ik gerommel. Vanaf de wc liep ik naar de woonkamer en zag daar iemand staan die in de kastjes aan het rommelen was. Deze persoon was twee koppen kleiner dan ik. De persoon had een machete of zo'n kapmes, ik weet niet hoe je dat noemt. Ik ben de woonkamer verder in gelopen en pakte deze persoon. Hij had mij wel gezien, maar ik duwde hem tegen de achterdeur. Op dat moment begon die persoon ook te schreeuwen. Hij droeg een bivakmuts en zwarte handschoenen. De bivakmuts was eigenlijk meer zo'n motormuts voor onder de helm. Op het moment dat die man schreeuwt kwamen er twee mannen van boven af naar beneden. De eerste was groter dan ik ben. Slank, normaal postuur. Deze man droeg ook een soort motormuts. Hij had een pistool. Welke hand weet ik voor dat moment niet meer. Hij heeft verschillende keren het wapen overgepakt van de rechter- naar de linkerhand. De kleding weet ik niet meer. Hij droeg ook handschoenen. De tweede man die van boven kwam was iets groter dan die kleine man, die in de woonkamer stond. Hij droeg een bivakmuts, een gewone met twee ooggaten. Geen gat voor de mond. Hij droeg ook handschoenen. Alleen de grote man die van boven kwam was de enige die de hele tijd aan het woord was. Toen die grote man, die van boven kwam, in de woonkamer kwam, zette hij gelijk een pistool tegen mijn hoofd. Op dat moment kon ik niets meer doen. Vervolgens moest ik naar boven. Ik liep voorop naar boven via de trap in de gang. Die drie mannen die beneden waren, kwamen achter mij aan. Toen ik boven kwam, zag ik dat er nog een man was. Ik heb de man niet echt kunnen zien. Het was donker, het licht was uit. Ik moest meteen plat op de grond van de overloop gaan liggen met mijn gezicht naar beneden. Dit werd ook gezegd door die lange, waarvan ik eerder zei dat hij de hele tijd het woord voerde. Vanaf nu noem ik die man de lange. Ik voelde dat ik een tik van het pistool op mijn achterhoofd kreeg. Het ging niet echt hard, maar het was goed te voelen. Ik heb daar een bult van op mijn hoofd. Die andere prikte mij met de machete. Die lange zei dat ze geld moesten hebben. Die lange zei dat er geld moest zijn. Veel meer zei hij niet. Ik heb geantwoord dat ik het niet wist. Ik heb gezegd dat het niet mijn huis was. Toen ik op de grond moest gaan liggen ben ik geboeid. Ze hebben eerst een doek om mijn arm gedaan en toen de boeien. Ik weet niet meer door wie ik geboeid ben, niet door die lange want die stond nog steeds met een pistool op mijn kop. Die lange heeft me van achter vast gepakt en we zijn naar beneden gegaan. Wij zijn de woning uitgegaan naar de auto toe. Die auto stond voor de woning. Het was een Ford Focus, zilverkleurig. De chauffeur zat erin. Ik moest achterin stappen. Ik zat in het midden. Die lange kwam rechts naast mij zitten en links zat een andere. De chauffeur was een man. Wij reden weg vanaf de Lijbaanstraat de Weurtseweg op. Bij hoge flats werd ik uit de auto gezet. Ze wisten de weg heel goed, dus ik denk dat ze hier uit Nijmegen komen. Die lange en die kleine met machete stapte eerst uit en stonden even met elkaar te praten. Ik zat toen nog in de auto met die andere nog naast mij. Dan mag ik de auto uit. Met de boeien om. Ik moest over een hekje heen en plat gaan liggen. Ik moest dan wachten tot zij terug kwamen. De auto reed weg. In de auto is verder niet veel meer gesproken. Ik had wel de hele tijd een pistool op mijn kop staan. Toen ik op de grond lag, wilde ik niet afwachten wat er ging gebeuren. Ik heb de boeien kapot weten te trekken. Ik ben vervolgens gaan lopen. Ik heb bij verschillende huizen aangebeld, maar er werd niet open gedaan. Ik ben door blijven lopen en heb bij meer woningen aangebeld toen uiteindelijk werd open gedaan. Die mensen hebben de politie gebeld. In de woning waren vier man en in de auto een chauffeur. Dus er is een man achter gebleven in de woning omdat er maar drie zijn meegereden. Ik heb gezegd dat ik [slachtoffer 4] heette.
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (als bijlage pagina 1034-1036 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 2 december 2014, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 3] - zakelijk weergegeven -:
Wat ik wel weet is dat [slachtoffer 4] naar [betrokkene 6] is gegaan en het echte verhaal wilde weten. [slachtoffer 4] vertelde dat [betrokkene 6] bekende dat hij bij mij in huis is geweest en dat het in opdracht was van [betrokkene 5] . [betrokkene 6] wist dat ik een feest had en dat ik dus niet thuis was. [betrokkene 6] , zijn broertje, komt ook bij mij thuis, dus vandaar dat hij dit wist. [betrokkene 6] had [slachtoffer 4] niet verwacht. Toen [slachtoffer 4] in mijn huis was heeft hij een van de daders een duw gegeven, de nacht van de ontvoering. [betrokkene 6] heeft [slachtoffer 4] verteld dat hij degene was die een duw had gekregen van [slachtoffer 4] en dat hierbij het petje van zijn hoofd was gevallen en dat [betrokkene 6] toen alleen de bivakmuts nog op had. Hij vertelde ook dat hij daarom [slachtoffer 4] niet terug heeft geslagen. [betrokkene 6] heeft ook verteld aan [slachtoffer 4] en ook later aan mij persoonlijk over twee andere personen die erbij waren. Hij heeft de namen verteld van ene [betrokkene 2] , zo heet hij op Facebook, en ene [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Beide zitten ze bij de No Surrender club. [betrokkene 6] had verteld dat er ook nog een derde bij zat, maar dat [betrokkene 6] deze ook niet persoonlijk kende. [betrokkene 6] heeft mij gezegd dat hij niet bij mij naar binnen wilde, maar dat [betrokkene 5] hem heeft opgebeld dat hij naar binnen moest omdat er geld bij mij in de woning zou liggen.
12. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage pagina 1825-1830 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 januari 2015, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 2]
- zakelijk weergegeven -:
Ik zit op Facebook. Mijn naam is daar [betrokkene 2] .
13. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor verdachte (als bijlage pagina 1869-1875 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 januari 2015, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven -:
O = opmerking (verbalisant)
V = vraag (verbalisant)
A = antwoord ( [betrokkene 2] )
V: We stappen door naar 1 november 2015.
A: Ik zat lekker thuis met [betrokkene 7] op de bank op 31 oktober 2014, dat was een vrijdagavond.
V: Thuis?
A: Ja in Lent.
V: En toen?
A: We wilden net naar bed gaan en toen kreeg ik een berichtje van de man waar we de 24e thuis afspraken, de organisator.
V: En toen?
A: Ik heb me omgekleed, heb een spijkerbroek aan gedaan, de leren jas die had ik toen nog. Toen ben ik de auto in gestapt, de BMW, en naar die persoon gereden.
V: Was dat weer bij zijn woning?
A: Ja, bij die man.
V: En toen?
A: Ik dacht dat het ging om de 24e. Ik ben naar binnen gegaan.
V: Waarom dacht je dat het over de 24e zou gaan?
A: Dat was een gevoel, ik wist niet waarom ik anders zo laat nog zou moeten komen. Ik denk dat het rond half twaalf was.
V: Wie zijn daar in de woning?
A: De man die daar woont, de man die er de 24e bij was (het hof begrijpt: verdachte) en twee andere jongens die ik niet ken.
V: Wat werd er gezegd?
A: Dat iemand had gezien dat het geld van [slachtoffer 3] (het hof begrijpt: [slachtoffer 3] ) bij haar zou liggen. De man die mij een berichtje had gestuurd die zei dat. Ik hoorde later dat het om [betrokkene 3] ging. Er werd besloten dat er drie man naar binnen zouden gaan en ik zou de auto rijden. Dat werd onderling besloten. De man die het wist ging weer niet mee.
V: Heb je zelf besloten dat je zou rijden?
A: Ja dat heb ik zelf gezegd. Daar zag ik het minste kwaad in.
V: Jullie rijden naar de woning en dan?
A: De andere drie gaan naar de woning en ik blijf in de auto. Ik zie dat ze aan het wroeten waren bij de voordeur met een koevoet. Die ging heel snel open.
V: Wie deed dat bij de voordeur?
A: Dat kon ik niet zien.
A: Zij zijn binnen en ik zit te wachten en dan komt er ineens een zwart autootje aanrijden. Die auto stopt voor de deur waar de andere drie naar binnen zijn gegaan. Er stapt een redelijk grote jongen uit en die loopt naar diezelfde woning. Hij pakt de sleutel en opent de voordeur.
V: Wat zag je toen ze naar buiten kwamen?
A: Dat er een man meer bij was en dat hij de handen op de rug had. Hij zei in de auto dat het zeer deed dus ik denk dat hij handboeien om had (het hof begrijpt: [slachtoffer 4] ).
V: En toen?
A: Toen zijn we gaan rijden. De jongen achterin met het pistool die zei dat we naar het [e-straat] gingen. Ik begreep dat we naar de ouders van [betrokkene 3] zouden gaan omdat daar mogelijk het geld was. Die [slachtoffer 4] wist waar de ouders van [betrokkene 3] woonde.
V: En dan?
A: Die jongen, [slachtoffer 4] , die wordt uit de auto gehaald. Die zat nog in de auto. Die hebben ze over een hekje heen, achter een energiehuisje gezet. En toen zijn we weggereden.
V: En toen?
A: Toen zijn we naar de auto's gegaan die nog in het Waterkwartier stonden en is iedereen zijn eigen weg gegaan.
V: Toen die gasten de woning van [betrokkene 3] binnen zijn gegaan. Droegen ze toen gezichtsbedekking?
A: Ja.
V: Wat voor?
A: Bivakmutsen."
2.3.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 12 januari 2016 houdt, voor zover in cassatie van belang, het volgende in:
"De verdachte verklaart:
Met betrekking tot feit 1 en 2 (de feiten van 24 oktober 2014) wil ik verklaren dat ik onschuldig ben. Ik heb daar niets mee te maken. Ik was die ochtend thuis. Rond half 10 kreeg ik een whatsappbericht van iemand. Ik wil de naam van deze persoon niet noemen want dan ben ik mijn leven niet zeker. Er waren problemen bij de Waalhaven. Een kwartier later ben ik met iemand meegereden. De naam van deze persoon wil ik niet noemen. Ik ben afgezet bij de Weurtseweg. Ik ben de dijk opgegaan en daar stond de auto van [betrokkene 2] . Ik vroeg hem wat er was. Hij was gestrest en hij wilde niet vertellen wat er aan de hand was. Hij zei dat hij wat spullen weg moesten. We zijn weggereden en bij het Keizer Karelplein zijn wij aangehouden. Daar zijn onze namen gevraagd en na tien minuten zeiden de verbalisanten ons dat wij niet voldeden aan het signalement. We zijn naar mijn huis gegaan. [betrokkene 2] is uitgestapt en heeft een rugzak in mijn huis gelegd. [betrokkene 2] heeft nog een drankje bij mij gedronken. Pas de volgende dag heeft hij gezegd wat er aan de hand was. Het kan dat er een whatsappbericht is gevonden in mijn telefoon. Ik wil niet zeggen of dat bericht van degene is die ik heb ontmoet. Ik heb dit niet eerder bij de politie willen verklaren omdat ik de politie niet vertrouw. Ik wilde alleen tegenover de rechtbank verklaren tijdens de inhoudelijke zitting. Het verhaal van [betrokkene 2] klopt niet en ik wil daar mijn verklaring tegenover zetten. U zegt mij dat ik op een filmpje ben herkend als degene die in de woning was. Daar wil ik niets over zeggen. (...) Ik ben naar de Waalhaven gebracht. Ik kan niet zeggen door wie omdat ik voor mijn leven vrees.
De oudste rechter merkt op:
U heeft bewust gekozen nu pas te verklaren. Deze verklaring kunnen wij nu niet meer controleren.
De verdachte verklaart:
Dat klopt. (...) Ik wil verder niets meer verklaren over wat er in de [b-straat] gebeurd is.
Met betrekking tot feit 3 en 4 (de feiten van 1 november 2014) wil ik verklaren dat ik al die mannen niet heb gezien. Ik heb alleen gehoord over die nacht. Ik was die nacht bij mijn ex-schoonmoeder. Ik ben gebeld dat er problemen waren bij iemand voor de deur. Marcel heeft mij gebeld omdat er een of andere gek voor zijn deur stond. Ik heb dit niet eerder verklaard omdat ik haar er niet bij wilde betrekken. Mijn ex-schoonmoeder woont in de [b-straat] . Ik wil haar naam niet zeggen en ik wil ook geen info geven om dit te verifiëren."
2.3.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2016 houdt, voor zover in cassatie van belang, het volgende in:
"De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -:
Ik heb er niks mee te maken. (...) Tijdens de vorige zitting heb ik een verklaring naar waarheid afgelegd. Daar blijf ik bij. Ik ga geen antwoord geven op vragen. Ik blijf bij die afgelegde verklaring.
(...)
De voorzitter doet (...) de in de gehoorzaal verschenen getuige voor het hof verschijnen.
(...)
De getuige [betrokkene 2] verklaart
- zakelijk weergegeven - als volgt:
(...)
Het klopt dat ik eerder in deze zaak als getuige ben gehoord door de raadsheer-commissaris. Ik heb toen geen verklaring afgelegd. Ik ga nu ook op geen enkele vraag antwoord geven. (...) Ik kies ervoor om niet te verklaren. Zelfs eenvoudige vragen ga ik niet beantwoorden. Ik ga daar niks over uitleggen. (...) Ik ga ook niet verklaren of wat ik eerder heb verklaard juist is. (...) Ik ga ook niet verklaren als ik gegijzeld word.
(...)
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -:
Ik heb bij de rechtbank een verklaring afgelegd. Ik wilde de rechter spreken die mijn zaak zou behandelen, want ik heb geen vertrouwen in de politie. Daarom heb ik niet eerder verklaard. Ik blijf bij mijn verklaring van de vorige keer. Ik heb toen naar waarheid verklaard. Ook al acht de rechtbank die verklaring onduidelijk, ik blijf daarbij. Verder beroep ik me op mijn zwijgrecht.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging - zakelijk weergegeven -:
De getuige [betrokkene 2] is de persoon waar het om draait. Er zijn twee vragen. Kan zijn verklaring voor het bewijs worden gebezigd (geen bevragingsmogelijkheid) en, indien die eerste toets wordt doorstaan, zijn die verklaringen voldoende betrouwbaar. Telkens is van belang waardoor deze verklaring wordt gesteund.
Mijn cliënt ontkent betrokken te zijn geweest bij het hem ten laste gelegde en in het vonnis wordt duidelijk hoe de rechtbank tegen de bewijsmiddelen aankijkt. Er worden overwegingen gewijd aan de verklaringen van getuige [betrokkene 2] . Daar komt bij dat de rechtbank vaststelt dat cliënt past in het signalement van de persoon die in de woning is geweest. Dat signalement is echter heel algemeen. 3/4e van alle mannen voldoet aan dat signalement. Dat is het enige dat steun geeft aan de verklaring van [betrokkene 2] . Verder wordt zijn verklaring niet ondersteund. Indien de verklaring van [betrokkene 2] wegvalt, blijft er onvoldoende over voor een bewezenverklaring.
De getuige [betrokkene 2] heeft belastend verklaard. De verdediging heeft aangegeven de getuige te willen horen en ondervragen. De verdediging wilde de getuige confronteren met dingen die eigenlijk niet kunnen kloppen, om vast te stellen of de getuige naar waarheid heeft verklaard. De verdediging heeft die mogelijkheid niet gehad. [betrokkene 2] heeft niet voldaan aan zijn wettelijke verplichting en heeft niets verklaard. De vraag is wat daar voor consequenties aan moeten worden verbonden.
Naar mijn mening steunt de veroordeling van mijn cliënt alleen op de verklaring van [betrokkene 2] . Er is geen compensatie geweest voor de verdediging. Voor die verklaring is niet voldoende steunbewijs. De verklaringen van [betrokkene 2] dienen daarom van het bewijs te worden uitgesloten. Het gaat hier om een prototype getuige die niet door de verdediging kon worden ondervraagd. De verdediging staat daardoor op achterstand en er is niet langer sprake van een eerlijk proces. De getuige moet aan de tand kunnen worden gevoeld. Primair verzoek ik om de verklaring van [betrokkene 2] van het bewijs uit te sluiten en mijn cliënt vrij te spreken."
2.3.3.
Het Hof heeft naar aanleiding van de ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
"De getuige [betrokkene 2] is gehoord door de raadsheer-commissaris en voorts ter terechtzitting van het hof. De getuige heeft in beide gevallen geweigerd om een verklaring af te leggen. Nadat de raadsman had verzocht de getuige te gijzelen is daarover - kort gezegd - geoordeeld dat het gijzelen van de getuige in casu niet dringend noodzakelijk was voor het onderzoek, omdat de getuige nog langdurig gedetineerd zit, de getuige desgevraagd aangaf ook na gijzeling niet te zullen gaan getuigen, en gijzeling van de getuige dus niet effectief werd geoordeeld.
Het hof overweegt voorts dat de gevallen waarin een in het opsporingsonderzoek afgelegde getuigenverklaring van het bewijs dient te worden uitgesloten, omdat de verdediging niet in enig stadium van het geding in de gelegenheid is geweest haar ondervragingsrecht uit te oefenen, zaken betreffen waarin een bewezenverklaring alleen of in beslissende mate ('solely or to a decisive degree') berust op de verklaring van die getuige. Zo'n geval is in het onderhavige geding naar het oordeel van het hof niet aan de orde. De door de verdediging gelaakte verklaringen vormen namelijk niet het enige en beslissende bewijs ten aanzien van de feiten die het hof (...) bewezen zal verklaren, zoals zal blijken uit de te bezigen bewijsmiddelen (...). Het hof doelt hierbij in het bijzonder onder meer op:
- de aangifte van [slachtoffer 2] ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de aangifte van [slachtoffer 4] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2014 van verbalisanten Van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
- het mutatierapport van 27 oktober 2014;
- het proces-verbaal bevindingen route 1 [betrokkene 2] 24 oktober en;
- het getuigenverhoor van [betrokkene 3] .
Het hof is derhalve van oordeel dat er geen sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces door de weigering van [betrokkene 2] om vragen van de raadsman te beantwoorden en dat de verklaringen van getuige [betrokkene 2] voor het bewijs mogen worden gebezigd.
(...)
De lezing van verdachte - inhoudende dat hij niks met de zaak te maken heeft, dat hij op 24 oktober 2014 rond 09.30 uur een bericht kreeg en toen vanaf Groesbeek naar Nijmegen is gebracht, daar naar de Waalhaven zou zijn gelopen en daar [betrokkene 2] heeft ontmoet - is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Daarbij acht het hof van belang dat de verklaring zeer summier is, niet nader is toegelicht door verdachte, onvoldoende wordt ondersteund door het dossier en pas in een laat stadium is gegeven.
De verklaring van verdachte - inhoudende dat hij in de nacht van 1 november 2014 bij zijn (ex-)schoonmoeder sliep en dat hij die nacht gebeld zou zijn door [betrokkene 8] omdat er een gek voor zijn deur stond - acht het hof evenmin aannemelijk. Verdachte heeft geen gegevens willen geven om deze verklaring te kunnen verifiëren en heeft ook deze verklaring pas afgelegd in een laat stadium."
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel klaagt in de kern over het oordeel van het Hof dat de verklaringen van de getuige [betrokkene 2] niet behoeven te worden uitgesloten van het gebruik voor het bewijs, op de grond dat de bewezenverklaring ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780098-15 tenlastegelegde feit en de in de zaak met parketnummer 05/881648-14 onder 1 subsidiair, 2, 3, en 4 tenlastegelegde feiten niet uitsluitend of in beslissende mate op die verklaringen berust.
3.2.
Blijkens hetgeen hiervoor onder 2.3.3 is weergegeven, heeft het Hof met betrekking tot zijn oordeel dat de bewezenverklaring van de in het middel bedoelde feiten niet in beslissende mate op de in bewijsmiddelen 3, 4, 12 en 13 vervatte verklaringen van [betrokkene 2] is gebaseerd, kennelijk niet uitsluitend acht geslagen op de overeenkomsten tussen enerzijds de verklaringen van [betrokkene 2] ter zake de in de tenlastelegging omschreven feiten op 24 oktober 2014 en 1 november 2014 en anderzijds hetgeen omtrent die feiten is verklaard door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] , maar tevens ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij die feiten in aanmerking genomen dat:
- één van de mannen die aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op 24 oktober 2014 hebben vastgehouden in de woning aan de [b-straat 1] te Nijmegen, blijkens het door hen opgegeven signalement een licht getinte huidskleur had, bruine/donkere ogen en kort donker/zwart haar had, tussen 20 en 30 jaar dan wel tussen 25 en 27 jaar oud was en ongeveer 1.80-1.85 meter lang was (bewijsmiddelen 1 en 2),
- de verdachte van Indonesisch/Molukse afkomst is, bruin/zwarte ogen en kort zwart haar heeft, is geboren op [geboortedatum] 1994 en 1.89 meter lang is (bewijsmiddel 9),
- [betrokkene 2] en de verdachte op 24 oktober 2014 ongeveer twintig minuten na de melding van een overval op een woning aan de [b-straat] te Nijmegen door de politie zijn gecontroleerd toen zij, komend vanaf de Waalhaven, samen in een auto reden die op naam stond van de vader van [betrokkene 2] (bewijsmiddelen 4, 5 en 6),
- verbalisanten samen met [betrokkene 2] de door hem aangegeven, op 24 oktober 2014 gevolgde route hebben nagereden, vanaf de [b-straat] via de Waalhaven en eindigend bij het woonadres van de verdachte (bewijsmiddelen 7 en 8),
- een deelnemer aan de op 1 november 2014 gepleegde inbraak in de woning van [betrokkene 3] aan [slachtoffer 4] en aan die [betrokkene 3] heeft verteld dat 'ene [verdachte] ' – door het Hof begrepen als de verdachte - er ook bij was (bewijsmiddel 11).
Tevens heeft het Hof blijkens zijn nadere bewijsoverweging geoordeeld dat de door de verdachte gegeven verklaringen over zijn ontmoeting met [betrokkene 2] op 24 oktober 2014 en zijn aanwezigheid bij zijn (ex-)schoonmoeder in de nacht van 1 november 2014 – mede gelet op de (summiere) inhoud van de verklaringen en het moment waarop deze zijn afgelegd – niet aannemelijk zijn geworden. Gelet hierop is het oordeel van het Hof dat de bewezenverklaring van de in het middel bedoelde feiten niet in beslissende mate op de verklaringen van [betrokkene 2] is gebaseerd, niet onbegrijpelijk en behoeft het geen nadere motivering.
3.3.
Het middel faalt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2018.
Conclusie 10‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen opzettelijke vrijheidsberoving (meermalen gepleegd) en medeplegen poging tot diefstal met geweld (meermalen gepleegd). Ondervragingsrecht en gebruik voor bewijs van verklaringen van medeverdachte. Bewezenverklaring in beslissende mate gebaseerd op verklaringen van medeverdachte die niet door verdediging kon worden gehoord omdat deze zich in e.a. op zijn verschoningsrecht heeft beroepen en in h.b. heeft geweigerd een verklaring af te leggen? Hof heeft m.b.t. oordeel dat bewezenverklaring van feiten niet in beslissende mate op verklaringen van medeverdachte is gebaseerd, kennelijk niet uitsluitend acht geslagen op overeenkomsten tussen verklaringen van medeverdachte en hetgeen omtrent die feiten is verklaard door aangevers maar tevens t.a.v. betrokkenheid van verdachte bij die feiten in aanmerking genomen dat het door aangevers opgegeven signalement van één van de daders overeenkomt met het uiterlijk van verdachte, verdachte en medeverdachte kort na melding woningoverval samen in een auto reden en door politie zijn gecontroleerd, verbalisanten samen met medeverdachte de door hem aangegeven route hebben nagereden en deelnemer van woninginbraak heeft verklaard dat verdachte er ook bij was. Tevens heeft Hof geoordeeld dat de door verdachte gegeven verklaringen over zijn ontmoeting met medeverdachte en zijn aanwezigheid bij zijn (ex-)schoonmoeder - mede gelet op de (summiere) inhoud van de verklaringen en het moment waarop deze zijn afgelegd - niet aannemelijk zijn geworden. Gelet hierop is ‘s Hofs oordeel dat bewezenverklaring van feiten niet in beslissende mate op verklaringen van medeverdachte is gebaseerd, niet onbegrijpelijk en behoeft het geen nadere motivering. CAG: anders.
Nr. 16/05324 Zitting: 10 oktober 2017 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
1. De verdachte is bij arrest van 27 oktober 2016 door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem:
- vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 05-881648-14 onder 1 primair ten laste gelegde.
De verdachte is door het hof veroordeeld:
- in de zaak met parketnummer 05-780098-15 wegens “medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden”;
- in de zaak met parketnummer 05-881648-14 wegens:
- 1. en 4. telkens “medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden”;
- 2. “medeplegen van poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken”;
- 3. “medeplegen van poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren”;
- 5. “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie”;
tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft het hof beslissingen genomen over vorderingen van benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de verdachte, één en ander zoals nader in het arrest omschreven.
2. Namens de verdachte heeft mr. V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het hof art. 6 EVRM heeft geschonden, doordat het de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 05-780098-15 en in de zaak met parketnummer 05-881648-14 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde in beslissende mate heeft gebaseerd op de verklaring van een persoon die de verdediging niet heeft kunnen ondervragen, te weten: de getuige [betrokkene 2] , zonder dat hiervoor compensatie is geboden.
3.1. Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 05-780098-15 en in de zaak met parketnummer 05-881648-14 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezen verklaard dat:
“in de zaak met parketnummer 05-780098-15 (gevoegd):
hij op 24 oktober 2014 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 1] , in de woning van haar zus aan de [b-straat] , onder bedreiging van een pistool, hebben laten plaatsnemen op een bank en hebben belet genoemde woning te verlaten en (vervolgens) hebben vastgepakt.
in de zaak met parketnummer 05-881648-14:
1 subsidiair:
hij op 24 oktober 2014, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 2] vastgepakt en vastgehouden en in een auto geduwd en in die auto meegenomen naar haar woning aan de [b-straat] en haar vervolgens meegenomen naar de bovenetage en aldaar haar op bed vastgebonden aan handen en voeten.
2:
hij op 24 oktober 2014, te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, met bivakmutsen op hun hoofd(en), die [slachtoffer 2] hebben meegenomen naar een woning aan de [b-straat] en die [slachtoffer 2] hebben gedwongen de deur van haar woning te openen en hebben gevraagd naar geld en die [slachtoffer 2] hebben gedwongen om haar zus [slachtoffer 1] te bellen en te laten zeggen dat ze dringend naar de [b-straat] moest komen en (vervolgens) toen die [slachtoffer 1] was gearriveerd, haar hebben laten plaatsnemen op de bank en die [slachtoffer 2] hebben meegenomen naar boven en die [slachtoffer 2] aan handen en voeten hebben vastgebonden en een (vuur)wapen hebben gericht op die [slachtoffer 1] en op dwingende toon hebben gezegd "Kijk ons niet aan, zeg waar het geld (van [slachtoffer 3] ) ligt, jullie weten waar we het over hebben" en "Waar is het geld (van [slachtoffer 3] )", althans woorden van soortgelijke aard of strekking, en die [slachtoffer 1] hebben gezegd dat ze naar haar woning aan de [f-straat] zouden gaan en die [slachtoffer 1] bij de haren hebben gepakt en gezegd "Jij gaat met ons mee jij gaat zeggen waar het geld (van [slachtoffer 3] ) ligt, anders maken we je hele gezicht kapot", althans woorden van soortgelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3:
hij op 1 november 2014, te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders, met bivakmutsen over hun hoofden en met handschoenen aan, die [slachtoffer 4] , die een woning aan de [c-straat] binnenging, een (vuur)wapen tegen het hoofd hebben gezet en duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 4] een kapmes hebben vastgehouden en (vervolgens) die [slachtoffer 4] hebben meegenomen naar de bovenverdieping van die woning en die [slachtoffer 4] met het wapen tegen het achterhoofd hebben geslagen en die [slachtoffer 4] hebben geboeid en die [slachtoffer 4] hebben toegevoegd "Waar is het geld, er moet geld zijn" of woorden van soortgelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4:
hij op 1 november 2014, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer 4] , in een woning aan de [c-straat] , een (vuur)wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] hebben gezet, en die [slachtoffer 4] met dat wapen, tegen het hoofd hebben geslagen en die [slachtoffer 4] hebben geboeid aan de handen en (vervolgens) die [slachtoffer 4] , vanuit die woning aan de [c-straat] , in een auto hebben geduwd en aan beide kanten van die [slachtoffer 4] achterin de auto zijn gaan zitten.”
3.2. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
“Ten aanzien van het onder 05-780098-15 en onder 05-881648-14 feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen verklaarde:
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage pagina 590-596 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 24 oktober 2014, voor zover inhoudende, het relaas van [slachtoffer 2] bijgenaamd [...] , -zakelijk weergegeven - :
Aangeefster verklaarde het volgende over het incident, dat plaats vond te Nijmegen op vrijdag 24 oktober 2014.
Ik doe aangifte van vrijheidsberoving en poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Ik kan u hier het volgende over verklaren. Ik was vandaag gewoon thuis aan de [b-straat 1] . Ik woon daar alleen. Ik had vanmorgen om 09:30 uur een afspraak bij de gemeentelijke sociale dienst. Ik ben hiervoor naar de bushalte gelopen. Deze is vanaf mijn woning gezien aan de overzijde van de straat. Ik moest een eindje lopen. Ik stond bij de bushalte op het bordje te kijken hoe laat de bus kwam. Op dat moment zag ik een grote zwarte auto aan komen rijden. Ik zag dat deze stopte op de plaats van de bus. Ik zag dat de auto uit de richting van mijn woning aan was komen rijden. Het was toen ongeveer 08:35 uur. Ik zag dat rechtsvoor een jongen uit de auto stapte. Ik zag dat deze jongen naar mij toe kwam lopen. De jongen sprak mij aan met de woorden: “Hai schat, kom je even met mij mee?” Ik antwoordde aan de jongen dat ik niet met hem mee ging en vroeg waarom ik met hem mee moest. Ik hoorde dat de jongen zei: “Je moet nu echt met mij mee”. Ik zag hierop dat de jongen mij vast pakte. Ik voelde dat de jongen mij aan mijn rechterschouder vastpakte en tegelijk mijn hoofd naar beneden duwde. Ik voelde dat ik door de jongen in de richting van de auto werd geduwd. Ik zag dat ik naar de linkerzijde van de auto werd geduwd. Ik zag dat het portier werd geopend. Ik werd op de achterbank geduwd. Toen ik eenmaal zat, zag ik dat ik achter de bestuurder zat. Ik zag dat de jongen welke mij vast had gepakt naast mij was komen zitten op de achterbank. De jongen zat rechts van mij op de achterbank. Ik voelde dat er een voorwerp tegen mijn hoofd aan werd geduwd. Ik kon niet zien wat dit was. Ik voelde mij erg bedreigd. Ik voelde dat er ondertussen een hand voor mijn mond werd gehouden. Ik zag dat de auto over de [b-straat] wegreed. Ondertussen sprak de jongen achterin de auto tegen mij. Hij zei dat hij wist dat ik de zus van [slachtoffer 1] was. Hij zei dat er geld bij [slachtoffer 3] moest liggen. Ik wist dat ze met “ [slachtoffer 3] ” de ex van mijn zus [slachtoffer 1] bedoelden. Dit is [slachtoffer 3] . Ik zei dat ik zo een afspraak had met de sociale dienst voor een herkeuring. De jongen antwoordde dat ik die maar moest afbellen. Ik stelde nog aan de jongen voor om daar naar toe te rijden om de afspraak af te zeggen. De jongen antwoordde met de vraag of ik dacht dat hij achterlijk was. De jongen zei dat ik de afspraak zo af kon bellen. Ik heb onderweg niet aan de personen verteld waar ik woonde. Ik zag dat de auto voor mijn woning stopte. De jongen zei dat ik aan zijn kant uit de auto moest stappen. De jongen zei dat ik mijn hoofd naar beneden moest houden. Ik hoorde dat de chauffeur zei dat hij de auto een eindje verder weg zou zetten. Ik moest van de jongen de deur open maken. Ik heb hiervoor mijn huissleutel gepakt en heb de voordeur open gemaakt. Ik moest van de jongen naar de woonkamer lopen. Ik moest hier op de bank gaan zitten. De jongen zei nogmaals tegen mij dat ik mijn hoofd omlaag moest houden. Ik zag dat de chauffeur van de auto ondertussen de woonkamer in was gelopen. Ik zei dat ik de afspraak met [betrokkene 1] had. Deze was bereikbaar via het nummer 14024. Ik begroette [betrokkene 1] en zei tegen hem dat ik af moest zeggen omdat ik ziek was. [betrokkene 1] antwoordde dat hij al hoorde dat ik mij niet goed voelde en dat we later maar een andere afspraak moesten maken; Hij zei dat ik volgende week vrijdag dan maar moest komen. Ik had aan de jongen verteld dat mijn zus [slachtoffer 1] tot 16:30 uur moest werken. De jongen zei hierop dat zij dan tot 17:00 uur in mijn woning zouden blijven wachten tot [slachtoffer 1] terug was van haar werk. De jongen zei tegen mij dat zij mij gepakt hadden om bij mijn zus te kunnen komen. [slachtoffer 1] wist volgens hen alles.
Als [slachtoffer 1] zou weten dat zij mij hadden, zou ze wel willen praten. Ongeveer een kwartier nadat ik met [betrokkene 1] had gesproken zei de jongen tegen mij dat ik [slachtoffer 1] moest bellen. De jongen zei dat ik haar met een smoes naar mijn woning moest zien te krijgen. Ik moest tegen [slachtoffer 1] zeggen dat het dringend was. De jongen zei dat zij niet gingen wachten tot 16:30 uur. Dit duurde te lang. [slachtoffer 1] nam op. Ik vroeg aan [slachtoffer 1] of ze dringend bij mij wilde komen. [slachtoffer 1] vroeg wat er aan de hand was. Ik antwoordde dat ik niet lekker was. [slachtoffer 1] antwoordde dat ze er aan kwam. Vervolgens hebben wij in de woonkamer gewacht. Ik denk dat er na het telefoontje ongeveer 10 minuten overheen zijn gegaan tot ik de bromfiets van [slachtoffer 1] voor mijn woning hoorde. Ik moest van de jongen de deur voor haar open maken. Op het moment dat ik naar de gang liep om de deur te openen zijn de twee personen deels in de gang, deels in de woonkamer, blijven staan. Ik dacht er aan om gelijk hard de voordeur uit te rennen. Ik zag op dat moment dat de jongen, welke telkens het woord had gedaan, een pistool tevoorschijn had gehaald. Ik had gezien dat hij het pistool uit zijn jaszak had gehaald. Ik zag dat hij dit pistool in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat hij zijn hand langs zijn lichaam omlaag hield, waarbij de loop van het pistool in de richting van de vloer was gericht. Toen ik zag dat de jongen een pistool had, werd ik ontzettend bang. Ik had de gedachten om de deur uit te rennen. Er ging door mijn hoofd dat ik [slachtoffer 1] dan nooit op tijd mee zou kunnen krijgen. Ik maakte de deur open. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar binnen stapte. Ik zag dat de personen op dat moment tevoorschijn kwamen. De jongen sprak gelijk [slachtoffer 1] aan. Hij zei: “Zo [slachtoffer 1] , ga jij maar even zitten”. Wij gingen hierop naar de woonkamer waar [slachtoffer 1] en ik op de bank gingen zitten. Ik zag dat de jongen ondertussen zijn pistool had opgeborgen. Ik hoorde dat de jongen tegen [slachtoffer 1] sprak. Hij zei dat ze wisten van de inval van de politie en dat [slachtoffer 1] moest weten waar het geld was. [slachtoffer 1] antwoordde naar de jongen dat zij dat niet wist. [slachtoffer 1] zei dat alles weg was. De politie had alles. De jongen antwoordde dat zij dat wel moest weten. Ik moest naar boven. Eenmaal boven moest ik van de jongen op mijn bed gaan liggen. Ik moest op mijn rug gaan liggen. Ik was ontzettend bang. Ik zag dat de jongen het touw van de krappaal in zijn handen had. Ik zag dat de jongen mij met dit touw vastbond. Hij bond eerst mijn handen vast. Ik had mijn handen voor mij. De jongen wond het touw strak om mijn polsen en maakte het met enkele knopen vast. Vervolgens ging hij met het touw in de richting van mijn voeten. Hij liet hierbij het touw vanaf mijn polsen in tact en bracht deze in de richting van mijn voeten. Ik zag dat de jongen op dezelfde wijze als bij mijn polsen ook mijn voeten aan elkaar bond. Toen de jongen mij op deze wijze vast had gebonden, zei hij tegen mij dat ik rustig moest blijven liggen. Hij dreigde hierop met de woorden dat als hij mij ook maar iets zag bewegen, of iets met het touw zag doen, ik weg zou zijn. Ik zag dat de jongen mijn kamer uitliep. Ik hoorde dat hij de trap weer afliep. Ik hoorde dat de jongen beneden in de woonkamer met [slachtoffer 1] in gesprek ging. Ik hoorde dat ze weg zouden gaan. Ik hoorde vervolgens dat ze naar de gang liepen. Ik hoorde op dat moment een harde gil. Ik denk dat [slachtoffer 1] gilde. Ik begreep pas later dat [slachtoffer 1] weg was gerend. Ik lag vastgebonden op het bed. Ik weet niet hoe lang ik op deze wijze op het bed heb gelegen. Ik denk dat het ongeveer 10 minuten tot een kwartier heeft geduurd. De jongen, welke telkens het woord heeft gevoerd, heb ik goed kunnen zien. Ik zou hem zeker herkennen als ik hem weer zou zien. De andere jongen welke achter het stuur had gezeten, heeft continu een bivakmuts gedragen. Ik heb zijn gezicht niet kunnen zien. Wel zag ik dat hij heldere blauwe ogen had.
Ik kan u de volgende omschrijving van beide personen geven:
Persoon 1 (voerde telkens het woord en had het vuurwapen):
- Man
- Licht getinte huidskleur
- 20 tot 30 jaar oud
- Ongeveer 1.80 a 1.85 cm lang
- Kort donker haar
- Bruine ogen
- Normaal tot getraind postuur
- Nette verzorgde verschijning
- Gaaf gezicht
- Geen baard, snor of andere gezichtsbeharing
- Geen tatoeages of sieraden gezien
- Sprak goed Nederlands
- Donker blauwe spijkerbroek
- Donker bruine jas tot op de heupen, waarschijnlijk leer
- Zwart petje (Deze had hij maar even op. In de woning heb ik geen pet meer gezien)
- Had een vuurwapen
- Zwart van kleur, leek op wapen politie alleen iets langer.
Persoon 2:
- Man
- Droeg een bivakmuts (zwart gebreide stof mond en ogen vrij)
- Kleiner dan persoon 1, ongeveer 1.67 tot 1.70 cm lang
- Wat flinker postuur
- Lichte ogen
- Geheel in het donker gekleed.
Omschrijving auto:
- Zwarte auto
- Groot model
- Geen station 4-deursmodel
- Leek op een Mercedes of BMW (in elk geval dure auto)
- Ik zag onder de bestuurdersstoel een wit koffertje of kistje, deze was onder de stoel geschoven.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage pagina 608-611 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 24 oktober 2014, voor zover inhoudende, het relaas van [slachtoffer 1] bijgenaamd [...] , -zakelijk weergegeven-:
Ik heb vandaag, vrijdag 24 oktober 2014, omstreeks 09:48 uur de politie gebeld. Ik heb de politie gebeld omdat mijn zus overvallen is en ik daar getuige en tevens slachtoffer van ben geweest. Ik wil daar graag aangifte van doen. Ik kan u het volgende verklaren.
Vandaag was ik omstreeks 09:28 uur aan het werk op de [d-straat] te Nijmegen. Ik werd op mijn mobiele telefoon gebeld door mijn zus [slachtoffer 2] . Ik hoorde haar aan de telefoon zeggen dat ik nu meteen moest komen omdat zij zich niet goed voelde. Ik ben hierop naar haar woning gereden op mijn brommer. Mijn zus woont aan de [b-straat 1] te Nijmegen. Ik zag dat mijn zus de voordeur open deed. Ik zag aan haar gezicht dat er wat was en vroeg aan haar dan ook of er wat was. Zij liep terug de woning in, naar de woonkamer toe. Ik liep achter haar aan en zag vervolgens dat er ineens twee mannen met zwarte maskers over hun hoofd achter mij stonden. De beide mannen keken mij aan en een van deze mannen, ik denk een Marokkaanse man, zei tegen mij: “Kijk ons niet aan, zeg ons waar het geld ligt, jullie weten waar wij het over hebben”. Terwijl hij dit zei, richtte hij een zilveren pistool, wat hij in zijn rechterhand hield, op mijn hoofd. De andere man was een blanke man, ik denk een Nederlander. Hierna kreeg ik van de Marokkaanse man te horen dat ik op de bank moest gaan zitten. Ik werd toen bij mijn armen vastgepakt door de Marokkaanse man. Mijn zus zat inmiddels al op de bank. Zij was aan het huilen. Toen ik op de bank zat, zei de Marokkaanse man tegen mij dat zij bijna mijn zus hadden vermoord. Hij zei: “Wij gaan nu naar jouw huis, aan de [f-straat] ”. Tegen mijn zus zei de Marokkaanse man dat ze naar boven moest, dat zij op moest rotten. Ik zag dat de Marokkaanse man het pistool aan de blanke man gaf. Hierna pakte de Marokkaanse man een wit touw uit zijn zak en liep hij met mijn zus naar boven toe. De Marokkaanse man kwam weer terug de woonkamer ingelopen. Mijn zus was denk ik nog steeds boven, ik denk dat hij haar vastgebonden heeft toen. Ik zag dat hij het pistool weer terugpakte van de blanke man. Hierna pakte de Marokkaanse man mijn sigaret van mij af en pakte hij mij met zijn gehandschoende handen bij mijn haren vast. Dit deed mij erg veel pijn, tijdens het afleggen van deze verklaring doet mijn hoofd nog steeds pijn. Ik hoorde de Marokkaanse man vervolgens tegen mij zeggen: “Jij gaat met ons mee, jij gaat zeggen waar het geld ligt, anders maken we je hele gezicht kapot.” Ik liep voor de twee mannen uit, de hal in. Ik zag dat de voordeur op een kier stond en heb het vervolgens op een rennen gezet. Ik zag dat de Marokkaanse man achter mij aan rende en dat hij zijn masker niet meer op had. Ik zag dat de Marokkaanse man naar mij toe aan het komen was, dus ik zette het weer op een rennen. De Marokkaanse man kreeg mij echter te pakken door mijn armen vast te pakken en ik trok mijzelf los. Toen de Marokkaanse man mij vastpakte had hij zijn handschoenen niet meer aan. Ik ben vervolgens de weg opgerend en ben op de weg gaan liggen. Hierop zag ik dat er een vrouw op een balkon stond en zij riep naar mij wat er was. Ik riep heel hard “Bel de politie!”. Terwijl ik naar de vrouw riep dat zij de politie moest bellen probeerde de Marokkaanse man mij weer vast te pakken. Ik heb toen van mij afgetrapt. Ik weet zeker dat de vrouw op het balkon de Marokkaanse man gezien heeft. Ik zag dat zij haar woning in liep, ik denk dat zij de politie ging bellen. Terwijl de vrouw wegliep zag ik dat de Marokkaanse man naar de vrouw keek. Hierna legde hij zijn hand bij zijn buik op zijn broeksband. Ik was bang dat hij mij neer zou schieten. Ik had namelijk in de woonkamer gezien dat hij het pistool achter zijn broeksband weggestopt had toen hij deze terugpakte van de blanke man. Echter gebeurde dit niet, hij liep weg. Ik zag toen ook dat de blanke man blijkbaar achter mij aangekomen was. Ik zag dat de blanke man zijn masker ook niet meer op had. Ik zag dat beide mannen rustig wegliepen de Roerstraat in. Ik ben vervolgens opgestaan en weggerend.
Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Marokkaanse man:
- Licht getinte huidskleur, mogelijk Marokkaanse afkomst
- 25 tot 27 jaar oud
- 1.80/1.85 in lang
- Gespierd postuur
- Donkere ogen
- Kort zwart haar, gemillimeterd
- Geen tatoeages/bril/gezichtsbeharing
- Buitenlands accent, maar wel goed Nederlandssprekend
- Zwarte korte jas zonder opdruk of iets dergelijks
- Zwarte stoffen broek
- Zwarte handschoenen
- Zwarte schoenen
- Zelfde masker als de blanke man, een zwart masker waarbij alleen de ogen en de neus zichtbaar waren
Blanke man:
- Blanke huidskleur, mogelijk Europese afkomst
- 25 tot 27 jaar oud
- 1.65/1.70 in lang
- Flink/gezet postuur
- Lichte ogen
- Kaal
- Geen tatoeages/bril/gezichtsbeharing
- Geen accent, heeft amper gesproken
- Zwarte jas zonder opdruk of iets dergelijks
- Zwarte broek
- Zwarte handschoenen
- Zelfde masker als de Marokkaanse man, een zwart masker waarbij alleen de ogen en de neus zichtbaar waren
Het pistool:
- Ongeveer 30 cm lang
- Zelfde uiterlijk als pistool wat politie heeft
- Zilverkleurig met zwart
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor verdachte (als bijlage pagina 1869-1875 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 januari 2015, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 2] -zakelijk weergegeven-:
O = opmerking (verbalisant)
V = vraag (verbalisant)
A = antwoord ( [betrokkene 2] )
O: Verdachte vertelt zijn verhaal over 24-10-2014 en 01-11-2014 in zijn geheel. Wij hebben hem daarna voorgesteld alles nogmaals door te lopen zodat het ook goed op papier komt.
A: Het was 23 oktober en ik werd gevraagd of ik wat geld wilde verdienen. Ik hoefde alleen maar auto te rijden.
V: Hoe werd je gevraagd?
A: Dat was persoonlijk. Er was nog iemand bij.
V: Was dat degene met wie je de 24e samen was?
A: Ja. Ik wil geen naam noemen van de persoon die dit aan mij vroeg.
V : En toen?
A: Toen hebben we een tijd afgesproken voor de 24e. Dat was ergens rond een uurtje of acht. Ik kreeg een smsje en toen ben ik gegaan.
V: Wat heb je vervolgens gedaan?
A: Ik ben met de auto van mijn vader weggegaan.
V: Waar naartoe?
A: Naar het Waterkwartier, we hadden bij iemand thuis afgesproken.
V: Hoe ben je gereden?
A: Over de nieuwe brug. Ik weet niet zeker hoe ik verder gereden ben omdat ze met de weg bezig zijn daar.
V: Wie waren er op dat adres?
A: De personen die erbij betrokken waren. Twee anderen en ik.
V: En wat kreeg je daar te horen?
A: Dat ik alleen hoefde te rijden. Verder vertelden ze niet veel. Dat zou ik nog te zien krijgen. Ze zeiden wel bij welk huis we moesten zijn.
V: En vervolgens?
A: We zijn wat gaan rijden vooral in het Waterkwartier. Mijn auto bleef op dat adres en we zijn met een andere auto verder gegaan.
V: Waar zat jij?
A: Links voorin, ik was de bestuurder.
V: Waar ging de andere jongen zitten?
A: Die zat achterin.
V: En toen zijn jullie rond gaan rijden?
A: Hij had mijn telefoon in gebruik en hij kreeg een telefoontje dat we naar de bushalte moesten.
V: En toen?
A: Toen ben ik naar de bushalte gereden. Daar stopte ik en daar werd de vrouw in de auto getrokken door die ander. Die stapte uit en trok de vrouw in de auto. Ik zag toen voor het eerst het wapen. Dat was een vuurwapen met een chromen loop.
V: Ken je het verschil tussen een revolver en pistool?
A: Ja het was een pistool. Het had best een lange loop, het leek op het pistool wat James Bond vroeger had.
V: Hoe hield die ander het vast?
A: Naar beneden. Hij had hem in zijn rechterhand.
V: Hoe trok hij die vrouw in de auto?
A: Ik hoorde dat hij een agressieve toon sprak. Ik zag niet goed hoe hij dat deed. Het begon rustig maar het werd verbaal iets harder.
V: Heb je gezien hoe hij de vrouw in de auto plaatste?
A: Vanaf de rechterkant, de kant van het trottoir. De bijrijderskant.
V: Wat heb je gehoord?
A: Ik hoorde ze praten, maar ik kon niet goed horen wat er gezegd werd. Alleen dat het familie was van [slachtoffer 3] en dat het om het geld ging.
A: Ik begreep dat de vrouw familie was van [slachtoffer 3] , dat ze de zus van [slachtoffer 1] was. En dat zij zou weten waar het geld lag. Ze zei dat ze dat niet wist en was doodsbang.
V: Waar kon je dat aan merken?
A: Aan het huilen, trillen, praten.
V : Wat gebeurt er dan?
A: Toen werd besloten door de jongen achterin dat we naar haar huis zouden gaan. Toen heb ik hen daar afgezet.
V: Wie stapten er toen uit?
A: De man achterin en [slachtoffer 2] . De man achterin zei ik de auto moest parkeren en dan ook naar binnen moest komen.
V: Wat had je toen aan?
A. Een nepleren zwarte jas met een capuchon, een blauwe broek en mijn goeie schoenen, grijze Adidas schoenen.
V: Wat droeg je op je hoofd?
A: Niks, pas later zette ik mijn motormuts op. Die is zwart. Het gedeelte bij de ogen en neus is open.
V: Wat gebeurt er binnen?
A: Die andere jongen is met [slachtoffer 2] in gesprek.
V; Er werd gevraagd of je wilde gaan zoeken. Waar heb je gezocht?
A: Ik heb ongeveer het hele huis gehad, de kelder, de slaapkamer van haar, op de douche en op zolder. Ik wist niet waar ik moest zoeken. Ik ging op zoek naar geld. Ik heb in dozen gekeken en in zakken. Ik wist niet waar het in kon zitten.
V: En dan?
A: Ik gaf door dat ik niks kon vinden. Toen dacht ik dat het klaar was maar de andere jongen besloot haar zus te bellen. Hij was de leider.
V: Wie heeft gebeld?
A: [slachtoffer 2] zelf. [slachtoffer 2] heeft haar zus gebeld. Ze zei dat ze ziek was en vroeg of [slachtoffer 1] wilde komen.
V: Al die tijd heeft de andere jongen het vuurwapen?
A: Ja.
V: En wat gebeurt er dan?
A: We zaten daar binnen.
V: Droeg de andere jongen wat op zijn hoofd?
A: Pas toen [slachtoffer 1] kwam met de brommer toen zette hij een muts op. Volgens mij ook een zwarte muts, die bedekte in ieder geval zijn gezicht.
V: En toen kwam [slachtoffer 1] er aan?
A: Wij bleven in de woonkamer en [slachtoffer 2] ging de deur open doen. Toen kwamen ze beide binnen lopen en werd [slachtoffer 1] vastgepakt door de andere jongen en op de bank gesmeten.
V: En dan?
A: [slachtoffer 1] wordt bedreigd. Die andere jongen vertelt waarom hij [slachtoffer 1] moet hebben, in verband met het geld van [slachtoffer 3] . Hij had het vuurwapen in zijn hand.
A: Volgens die andere jongen moest [slachtoffer 1] weten waar het geld was.
V: En dan?
A: [slachtoffer 1] bleef volhouden dat ze niks wist. Daar werd die andere jongen niet blij van en hij besloot [slachtoffer 2] vast te binden en naar [slachtoffer 1] ’s huis te gaan.
V: En dan?
A: Die andere jongen trekt de sigaret bij haar weg en trok aan haar haar. Vervolgens werd er besloten door de getinte jongen om naar het huis van [slachtoffer 1] te lopen.
V: En dan gaan jullie naar buiten?
A: Ik vind dat nog steeds heel apart. Wij stonden in het halletje en [slachtoffer 1] was nog in de woonkamer en toch kon [slachtoffer 1] langs ons wegrennen. Die andere jongen rende achter [slachtoffer 1] aan, om de auto’s heen. [slachtoffer 1] viel, hij stond bij [slachtoffer 1] . Hij stond boven haar te schreeuwen. Ik stond nog bij de deur en dacht: Laat ik maar weggaan. Ik ben toen naar mijn auto gelopen.
V: Die andere jongen rende mee?
A: Ja.
V: Wanneer heb je je muts opgedaan?
A: Toen ik de deur uitstapte.
V: Hoe lang duurde het voordat je bij je auto was?
A: Vijf a tien minuten.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: Mijn jas uitgetrokken, in de auto gestapt en naar de Waalhaven gereden. Die andere jongen reed mee en had daar afgesproken. Ik vond het geen goed idee.
V: Die andere man waarmee jullie hebben afgesproken was dat de man die jouw geld aan heeft geboden?
A: Ik zeg niet wie dat was.
A: We moesten even wachten bij de Waalhaven, een paar minuten, en toen kwam de man er aan. Toen zijn we weggereden. Eerst naar het huis van die andere jongen (het hof begrijpt, gelet op de hierna volgende bewijsmiddelen: verdachte) en toen naar mijn huis.
V: Waar is die andere auto gebleven?
A: Die had ik bij de [b-straat] geparkeerd.
V: De auto waarmee jullie dit gedaan hebben, wat voor kleur had die?
A: Heel donker, kan donkerblauw of donkergroen geweest zijn.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor verdachte (als bijlage pagina 1831-1836 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 januari 2015, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 2] -zakelijk weergegeven-:
O = opmerking (verbalisant)
V = vraag (verbalisant)
A = antwoord ( [betrokkene 2] )
O: Je bent op vrijdag 24 oktober 2014 gecontroleerd in de ochtend door de politie.
V: Wat kan je daarover verklaren?
A: lk zat in de auto van mijn vader. De BMW van mijn vader. Ik was daar met [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte)
5. Het schriftelijke bescheid, een mutatie rapport (als bijlage pagina 620-621 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 27 oktober 2014 door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op vrijdag 24 oktober 2014 hadden wij rapp. noodhulp in stad Nijmegen. Wij waren doende met een melding van een overval op een woning. Bij de Waalhaven zagen wij een grijze BMW wegrijden voorzien van het kenteken [AA-00-AA] met daarin twee personen. Deze auto gecontroleerd op de Nassausingel. In het voertuig zaten [betrokkene 2] , [geboortedatum]1985, en de mij, [verbalisant 2] , ambtshalve bekende [verdachte] , [geboortedatum] 1994. Tijdens de controle droeg [betrokkene 2] een zwart t-shirt met een blauwe spijkerbroek. [verdachte] droeg een grijze pet en casual kleding, kleuren onbekend. Voertuig staat vermoedelijk op naam van de vader van [betrokkene 2] .
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen (als bijlage pagina 616-617 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 6 november 2014, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] -zakelijk weergegeven-:
Op vrijdag 24 oktober 2014 waren wij, verbalisanten, van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met algehele noodhulpsurveillance in eenheid Oost, district Gelderland-Zuid, stad Nijmegen.
Omstreeks 09.50 uur hoorden wij via de portofoon dat er door de centrale politiemeldkamer te Nijmegen een melding werd uitgegeven van een overval op een woning aan de [b-straat] te Nijmegen. Wij zijn vervolgens meegereden richting de genoemde locatie. Ter plaatste aangekomen hoorden wij via de portofoon van een politie-eenheid, welke bij de betreffende woning waren, dat de overvallers reeds waren vertrokken vanaf de locatie van het incident. Hierop volgend hebben wij in de omgeving uitgekeken naar de daders.
Wij hoorden een politie-collega welke ter plaatse was in de woning alwaar de overval plaatsgevonden had, via de portofoon doorgeven dat het zou gaan om twee verdachten. Een van de verdachten zou een kalend hoofd hebben. Het zou gaan om een licht getinte man en een blanke man.
In een eerder door ons opgemaakt proces-verbaal van bevindingen in het politiesysteem BVH met procesnummer 2014105218, vermeldden wij, verbalisanten, dat wij naar schatting ongeveer twintig minuten later, omstreeks 10.10 uur, over de Havenweg te Nijmegen reden, in de richting van de Weurtseweg, alwaar wij zagen dat er voor ons vanaf de linkerzijde een voertuig van de parkeerplaats Waalhaven, linksaf de Havenweg op reed. Dit betrof een zilvergrijze BMW Cabrio met een softtop dak, vermoedelijk in de kleur zwart. De BMW was voorzien van het kenteken [AA-00-AA] . Wij zagen dat er twee personen in de genoemde BMW zaten. Wij zagen dat de bestuurder een kalend hoofd had. Gezien het feit dat er door politiecollega’s via de portofoon doorgegeven hadden dat het twee verdachten betroffen en een ervan een kalend hoofd had, en de eerder omschreven plaats waar zij vandaan kwamen rijden, besloten wij de personen in dit voertuig te controleren.
Betrokkene: [betrokkene 2] (man), geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] .
Betrokkene: [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] .
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen route 1 [betrokkene 2] 24 oktober (als bijlage pagina 860-864 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 26 februari 2015, voorzover inhoudende, het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] -zakelijk weergegeven-:
Op dinsdag 24 februari 2015 zijn wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , met verdachte [betrokkene 2] in een onopvallend politievoertuig gaan rijden in Nijmegen. Wij verbalisanten vroegen aan verdachte [betrokkene 2] ons de route te wijzen die hij op 24 oktober 2014 met het slachtoffer heeft gereden. Verdachte [betrokkene 2] vond het goed om te beginnen bij de bushalte waar het slachtoffer in de auto was getrokken.
Ik verbalisant [verbalisant 3] vraag aan verdachte [betrokkene 2] waar ze heen zijn gerend nadat ze de woning aan de [b-straat 1] hadden verlaten.
Verdachte [betrokkene 2] verklaart ons de volgende route te hebben afgelegd:
• [b-straat] overgestoken en de Roerstraat in gerend
• Roerstraat links af
• Voorstadslaan links af
• Biezendwarsstraat recht door
• Maasstraat in.
In eerste instantie wil verdachte [betrokkene 2] ons niet zeggen waar hij precies heen gerend is. Hij zegt dat hij zijn auto ergens in het Waterkwartier geparkeerd had. Later die dag rijden wij met verdachte [betrokkene 2] ook de route van de ontvoering op 1 november 2014. Als we uitkomen bij de hoek Maasstraat-Verax zegt hij dat hij evenals op 1 november 2014 ook op 24 oktober 2014 zijn auto geparkeerd heeft in de parkeervakken op de hoek van de Maasstraat-Verax. Vervolgens vertelt hij ons ook het laatste stukje van de route die hij gerend heeft zoals hierboven beschreven.
Wanneer hij bij zijn auto aangekomen is, stapt hij met de andere jongen in en rijdt hij weg richting de [b-straat] . Vervolgens wijst hij ons de weg via de Kanaalstraat en de Weurtseweg naar de Waalhaven. Hier wijst verdachte [betrokkene 2] ons de plaats aan waar een ontmoeting heeft plaatsgevonden met een man. Dit is bij Hilckmann rechts naar beneden de parkeerplaats van de Waalhaven op. Bij een van de trappen aan de rechterzijde heeft hij stilgestaan.
Na de ontmoeting op de Waalhaven wijst verdachte [betrokkene 2] ons de weg via de Weurtseweg en de Voorstadslaan naar de Kronenburgersingel. Hij vertelt bij de bushalte op de Nassausingel gecontroleerd te zijn door de politie. Na de Nassausingel wijst hij ons de weg via het Keizer Karelplein naar de afslag Sint Annastraat en daarna direct links de Groesbeekseweg op. Verdachte [betrokkene 2] zegt ons hier rechtdoor te zijn gereden en wij zien dat deze weg overgaat in de Nijmeegse baan. In Groesbeek aangekomen zegt hij na het bord “Groesbeek” rechtsaf te zijn gegaan. Vervolgens staat voor de weg aan de linkerkant een bord met een gesloten verklaring maar deze heeft hij toen genegeerd. We komen dan uit op de [a-straat]. Verdachte [betrokkene 2] zegt ons te zijn gestopt voor de woning met de nummers [1], [2], [3], [4] en [5]. Hij zegt ons dat hij hier de andere jongen heeft afgezet en zijn auto geparkeerd heeft voor de woning. Verdachte [betrokkene 2] zegt ons dat hij mee naar binnen is gegaan met de andere jongen. In de woning was de vriendin van de andere jongen en de hond van de moeder van de andere jongen aanwezig. De hond betreft een kleine boxer.
Ons verbalisanten is ambtshalve bekend dat dit de woning is van verdachte [verdachte] .
8. Het schriftelijke bescheid, een ID staat (op basis van identificatie met biometrie) (als bijlage pagina 1546-1547 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 28 januari 2015, voor zover inhoudende-zakelijk weergegeven-:
Personalia | SKDB (vastgelegd) | Eigen verklaring / Document |
Naam | [verdachte] | [verdachte] |
Voornamen | [...] | [...] |
Geboortedatum | [geboortedatum] 1994 | [geboortedatum] 1994 |
Geboorteplaats & land | [...] | [...] |
GBA-adres | ||
Adres | [a-straat 1] | [a-straat 1] |
Postcode & Plaats | [...] | [...] |
Gemeente & Land | [...] | [...] |
Feitelijke woon- of verblijfplaats | ||
Adres | [a-straat 1] | |
Postcode & Plaats | [...] | |
Gemeente & Land | [...] |
9. Het schriftelijke bescheid, een document van de politie Gelderland-Zuid (als bijlage pagina 1747-1748 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 11 november 2014, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Identiteit: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats]
Geslacht: Man
Laatst bekende adres: [a-straat 1] , [plaats] . Controledatum GBA: 28-08-2014
Signalement: 1,89 meter lang, Indonesiër/Molukker, haarkleur zwart, kort haar en opgeschoren, ogen bruin/zwart.
Ten aanzien van het 05-881648-14 onder de feiten 3 en 4 bewezen verklaarde:
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage pagina 998-1002 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 1 november 2014, voor zover inhoudende, het relaas van [slachtoffer 4] -zakelijk weergegeven-:
Het incident vond plaats op de locatie [c-straat 1] te Nijmegen, tussen zaterdag 1 november 2014 te 02:45 uur en zaterdag 1 november 2014 te 03:12 uur.
Ik was vanavond thuis samen met een vriendin. Deze vriendin is [betrokkene 3] .
Op een bepaald moment was de drank op en wilde ik drank gaan halen uit de woning van [betrokkene 3] . Ik ben samen met die Marokkaanse jongen, [betrokkene 4] , naar de woning van [betrokkene 3] gereden. [betrokkene 4] had niet gedronken. Wij zijn met de auto van [betrokkene 3] gegaan. Wij stoppen voor de woning van [betrokkene 3] en ik stap uit. [betrokkene 4] rijdt een klein stukje door om de auto te parkeren en blijft in de auto. Ik ga naar de woning van [betrokkene 3] . En ga via de voordeur naar binnen. Ik heb de sleutel van [betrokkene 3] meegekregen. Ik moest nodig plassen en ben eerst naar de wc gegaan. Die is direct bij de voordeur in de gang. Vanaf de wc hoorde ik gerommel. Vanaf de wc liep ik naar de woonkamer en zag daar iemand staan die in de kastjes aan het rommelen was. Deze persoon was twee koppen kleiner dan ik. De persoon had een machete of zo’n kapmes, ik weet niet hoe je dat noemt. Ik ben de woonkamer verder in gelopen en pakte deze persoon. Hij had mij wel gezien, maar ik duwde hem tegen de achterdeur. Op dat moment begon die persoon ook te schreeuwen. Hij droeg een bivakmuts en zwarte handschoenen. De bivakmuts was eigenlijk meer zo’n motormuts voor onder de helm. Op het moment dat die man schreeuwt kwamen er twee mannen van boven af naar beneden. De eerste was groter dan ik ben. Slank, normaal postuur. Deze man droeg ook een soort motormuts. Hij had een pistool. Welke hand weet ik voor dat moment niet meer. Hij heeft verschillende keren het wapen overgepakt van de rechter- naar de linkerhand. De kleding weet ik niet meer. Hij droeg ook handschoenen. De tweede man die van boven kwam was iets groter dan die kleine man, die in de woonkamer stond. Hij droeg een bivakmuts, een gewone met twee ooggaten. Geen gat voor de mond. Hij droeg ook handschoenen. Alleen de grote man die van boven kwam was de enige die de hele tijd aan het woord was. Toen die grote man, die van boven kwam, in de woonkamer kwam, zette hij gelijk een pistool tegen mijn hoofd. Op dat moment kon ik niets meer doen. Vervolgens moest ik naar boven. Ik liep voorop naar boven via de trap in de gang. Die drie mannen die beneden waren, kwamen achter mij aan. Toen ik boven kwam, zag ik dat er nog een man was. Ik heb de man niet echt kunnen zien. Het was donker, het licht was uit. Ik moest meteen plat op de grond van de overloop gaan liggen met mijn gezicht naar beneden. Dit werd ook gezegd door die lange, waarvan ik eerder zei dat hij de hele tijd het woord voerde. Vanaf nu noem ik die man de lange. Ik voelde dat ik een tik van het pistool op mijn achterhoofd kreeg. Het ging niet echt hard, maar het was goed te voelen. Ik heb daar een bult van op mijn hoofd. Die andere prikte mij met de machete. Die lange zei dat ze geld moesten hebben. Die lange zei dat er geld moest zijn. Veel meer zei hij niet. Ik heb geantwoord dat ik het niet wist. Ik heb gezegd dat het niet mijn huis was. Toen ik op de grond moest gaan liggen ben ik geboeid. Ze hebben eerst een doek om mijn arm gedaan en toen de boeien. Ik weet niet meer door wie ik geboeid ben, niet door die lange want die stond nog steeds met een pistool op mijn kop. Die lange heeft me van achter vast gepakt en we zijn naar beneden gegaan. Wij zijn de woning uitgegaan naar de auto toe. Die auto stond voor de woning. Het was een Ford Focus, zilverkleurig. De chauffeur zat erin. Ik moest achterin stappen. Ik zat in het midden. Die lange kwam rechts naast mij zitten en links zat een andere. De chauffeur was een man. Wij reden weg vanaf de Lijbaanstraat de Weurtseweg op. Bij hoge flats werd ik uit de auto gezet. Ze wisten de weg heel goed, dus ik denk dat ze hier uit Nijmegen komen. Die lange en die kleine met machete stapte eerst uit en stonden even met elkaar te praten. Ik zat toen nog in de auto met die andere nog naast mij. Dan mag ik de auto uit. Met de boeien om. Ik moest over een hekje heen en plat gaan liggen. Ik moest dan wachten tot zij terug kwamen. De auto reed weg. In de auto is verder niet veel meer gesproken. Ik had wel de hele tijd een pistool op mijn kop staan. Toen ik op de grond lag, wilde ik niet afwachten wat er ging gebeuren. Ik heb de boeien kapot weten te trekken. Ik ben vervolgens gaan lopen. Ik heb bij verschillende huizen aangebeld, maar er werd niet open gedaan. Ik ben door blijven lopen en heb bij meer woningen aangebeld toen uiteindelijk werd open gedaan. Die mensen hebben de politie gebeld. In de woning waren vier man en in de auto een chauffeur. Dus er is een man achter gebleven in de woning omdat er maar drie zijn meegereden. Ik heb gezegd dat ik [slachtoffer 4] heette.
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (als bijlage pagina 1034-1036 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 2 december 2014, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 3] -zakelijk weergegeven-:
Wat ik wel weet is dat [slachtoffer 4] naar [betrokkene 6] is gegaan en het echte verhaal wilde weten. [slachtoffer 4] vertelde dat [betrokkene 6] bekende dat hij bij mij in huis is geweest en dat het in opdracht was van [betrokkene 5] . [betrokkene 6] wist dat ik een feest had en dat ik dus niet thuis was. [betrokkene 6] , zijn broertje, komt ook bij mij thuis, dus vandaar dat hij dit wist. [betrokkene 6] had [slachtoffer 4] niet verwacht. Toen [slachtoffer 4] in mijn huis was heeft hij een van de daders een duw gegeven, de nacht van de ontvoering. [betrokkene 6] heeft [slachtoffer 4] verteld dat hij degene was die een duw had gekregen van [slachtoffer 4] en dat hierbij het petje van zijn hoofd was gevallen en dat [betrokkene 6] toen alleen de bivakmuts nog op had. Hij vertelde ook dat hij daarom [slachtoffer 4] niet terug heeft geslagen. [betrokkene 6] heeft ook verteld aan [slachtoffer 4] en ook later aan mij persoonlijk over twee andere personen die erbij waren. Hij heeft de namen verteld van ene [betrokkene 2] , zo heet hij op Facebook, en ene [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Beide zitten ze bij de No Surrender club. [betrokkene 6] had verteld dat er ook nog een derde bij zat, maar dat [betrokkene 6] deze ook niet persoonlijk kende. [betrokkene 6] heeft mij gezegd dat hij niet bij mij naar binnen wilde, maar dat Marcel hem heeft opgebeld dat hij naar binnen moest omdat er geld bij mij in de woning zou liggen.
12. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage pagina 1825-1830 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 13 januari 2015, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 2] -zakelijk weergegeven-:
Ik zit op Facebook. Mijn naam is daar [betrokkene 2] .
13. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor verdachte (als bijlage pagina 1869-1875 van het stamproces-verbaal),, opgemaakt op 13 januari 2015, voor zover inhoudende, het relaas van [betrokkene 2] -zakelijk weergegeven-:
O = opmerking (verbalisant)
V = vraag (verbalisant)
A = antwoord ( [betrokkene 2] )
V: We stappen door naar 1 november2015.
A: Ik zat lekker thuis met [betrokkene 7] op de bank op 31 oktober 2014, dat was een vrijdagavond.
V: Thuis?
A: Ja in Lent.
V : En toen?
A: We wilden net naar bed gaan en toen kreeg ik een berichtje van de man waar we de 24e thuis afspraken, de organisator.
V : En toen?
A: Ik heb me omgekleed, heb een spijkerbroek aan gedaan, de leren jas die had ik toen nog. Toen ben ik de auto in gestapt, de BMW, en naar die persoon gereden.
V: Was dat weer bij zijn woning?
A: Ja, bij die man.
V : En toen?
A: Ik dacht dat het ging om de 24e. Ik ben naar binnen gegaan.
V: Waarom dacht je dat het over de 24e zou gaan?
A: Dat was een gevoel, ik wist niet waarom ik anders zo laat nog zou moeten komen. Ik denk dat het rond half twaalf was.
V: Wie zijn daar in de woning?
A: De man die daar woont, de man die er de 24e bij was (het hof begrijpt: verdachte) en twee andere jongens die ik niet ken.
V: Wat werd er gezegd?
A: Dat iemand had gezien dat het geld van [slachtoffer 3] (het hof begrijpt: [slachtoffer 3] ) bij haar zou liggen. De man die mij een berichtje had gestuurd die zei dat. Ik hoorde later dat het om [betrokkene 3] ging. Er werd besloten dat er drie man naar binnen zouden gaan en ik zou de auto rijden. Dat werd onderling besloten. De man die het wist ging weer niet mee.
V: Heb je zelf besloten dat je zou rijden?
A: Ja dat heb ik zelf gezegd. Daar zag ik het minste kwaad in.
V: Jullie rijden naar de woning en dan?
A: De andere drie gaan naar de woning en ik blijf in de auto. Ik zie dat ze aan het wroeten waren bij de voordeur met een koevoet. Die ging heel snel open.
V: Wie deed dat bij de voordeur?
A: Dat kon ik niet zien.
A: Zij zijn binnen en ik zit te wachten en dan komt er ineens een zwart autootje aanrijden. Die auto stopt voor de deur waar de andere drie naar binnen zijn gegaan. Er stapt een redelijk grote jongen uit en die loopt naar diezelfde woning. Hij pakt de sleutel en opent de voordeur.
V: Wat zag je toen ze naar buiten kwamen?
A: Dat er een man meer bij was en dat hij de handen op de rug had. Hij zei in de auto dat het zeer deed dus ik denk dat hij handboeien om had (het hof begrijpt: [slachtoffer 4] ).
V : En toen?
A: Toen zijn we gaan rijden. De jongen achterin met het pistool die zei dat we naar het [e-straat] gingen. Ik begreep dat we naar de ouders van [betrokkene 3] zouden gaan omdat daar mogelijk het geld was. Die [slachtoffer 4] wist waar de ouders van [betrokkene 3] woonde.
V : En dan?
A: Die jongen, [slachtoffer 4] , die wordt uit de auto gehaald. Die zat nog in de auto. Die hebben ze over een hekje heen, achter een energiehuisje gezet. En toen zijn we weggereden.
V : En toen?
A: Toen zijn we naar de auto’s gegaan die nog in het Waterkwartier stonden en is iedereen zijn eigen weg gegaan.
V: Toen die gasten de woning van [betrokkene 3] binnen zijn gegaan. Droegen ze toen gezichtsbedekking?
A: Ja.
V: Wat voor?
A: Bivakmutsen.”
3.3. Op de terechtzitting van het hof van 13 oktober 2016 heeft de raadsman van de verdachte, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende naar voren gebracht:
“De getuige [betrokkene 2] is de persoon waar het om draait. Er zijn twee vragen. Kan zijn verklaring voor het bewijs worden gebezigd (geen bevragingsmogelijkheid) en, indien die eerste toets wordt doorstaan, zijn die verklaringen voldoende betrouwbaar. Telkens is van belang waardoor deze verklaring wordt gesteund.
Mijn cliënt ontkent betrokken te zijn geweest bij het hem ten laste gelegde en in het vonnis wordt duidelijk hoe de rechtbank tegen de bewijsmiddelen aankijkt. Er worden overwegingen gewijd aan de verklaringen van getuige [betrokkene 2] . Daar komt bij dat de rechtbank vaststelt dat cliënt past in het signalement van de persoon die in de woning is geweest. Dat signalement is echter heel algemeen. 3/4e van alle mannen voldoet aan dat signalement. Dat is het enige dat steun geeft aan de verklaring van [betrokkene 2] . Verder wordt zijn verklaring niet ondersteund. Indien de verklaring van [betrokkene 2] wegvalt, blijft er onvoldoende over voor een bewezenverklaring.
De getuige [betrokkene 2] heeft belastend verklaard. De verdediging heeft aangegeven de getuige te willen horen en ondervragen. De verdediging wilde de getuige confronteren met dingen die eigenlijk niet kunnen kloppen, om vast te stellen of de getuige naar waarheid heeft verklaard. De verdediging heeft die mogelijkheid niet gehad. [betrokkene 2] heeft niet voldaan aan zijn wettelijke verplichting en heeft niets verklaard. De vraag is wat daar voor consequenties aan moeten worden verbonden.
Naar mijn mening steunt de veroordeling van mijn cliënt alleen op de verklaring van [betrokkene 2] . Er is geen compensatie geweest voor de verdediging. Voor die verklaring is niet voldoende steunbewijs. De verklaringen van [betrokkene 2] dienen daarom van het bewijs te worden uitgesloten. Het gaat hier om een prototype getuige die niet door de verdediging kon worden ondervraagd. De verdediging staat daardoor op achterstand en er is niet langer sprake van een eerlijk proces. De getuige moet aan de tand kunnen worden gevoeld. Primair verzoek ik om de verklaring van [betrokkene 2] van het bewijs uit te sluiten en mijn cliënt vrij te spreken.”
3.4. Het hof heeft in het bestreden arrest het verweer als volgt verworpen:
“De getuige [betrokkene 2] is gehoord door de raadsheer-commissaris en voorts ter terechtzitting van het hof. De getuige heeft in beide gevallen geweigerd om een verklaring af te leggen. Nadat de raadsman had verzocht de getuige te gijzelen is daarover - kort gezegd - geoordeeld dat het gijzelen van de getuige in casu niet dringend noodzakelijk was voor het onderzoek, omdat de getuige nog langdurig gedetineerd zit, de getuige desgevraagd aangaf ook na gijzeling niet te zullen gaan getuigen, en gijzeling van de getuige dus niet effectief werd geoordeeld.
Het hof overweegt voorts dat de gevallen waarin een in het opsporingsonderzoek afgelegde getuigenverklaring van het bewijs dient te worden uitgesloten, omdat de verdediging niet in enig stadium van het geding in de gelegenheid is geweest haar ondervragingsrecht uit te oefenen, zaken betreffen waarin een bewezenverklaring alleen of in beslissende mate ('solely or to a decisive degree') berust op de verklaring van die getuige. Zo'n geval is in het onderhavige geding naar het oordeel van het hof niet aan de orde. De door de verdediging gelaakte verklaringen vormen namelijk niet het enige en beslissende bewijs ten aanzien van de feiten die het hof hierna bewezen zal verklaren, zoals zal blijken uit de te bezigen bewijsmiddelen, die uitgebreider zullen worden opgenomen in een eventueel op te maken aanvulling op dit arrest. Het hof doelt hierbij in het bijzonder onder meer op:
- de aangifte van [slachtoffer 2] ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de aangifte van [slachtoffer 4] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2014 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
- het mutatierapport van 27 oktober 2014;
- het proces-verbaal bevindingen route 1 [betrokkene 2] 24 oktober, en;
- het getuigenverhoor van [betrokkene 3] .
Het hof is derhalve van oordeel dat er geen sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces door de weigering van [betrokkene 2] om vragen van de raadsman te beantwoorden en dat de verklaringen van getuige [betrokkene 2] voor het bewijs mogen worden gebezigd.”
3.5. Aan het middel is – onder verwijzing naar de uitspraken van het EHRM in de zaken Al-Khawaja en Tahery tegen het Verenigd Koninkrijk1.en Schatschaschwili tegen Duitsland2.– ten grondslag gelegd dat het oordeel van het hof dat de bewezenverklaring niet alleen of in beslissende mate is gebaseerd op de verklaringen van [betrokkene 2] onjuist is dan wel onvoldoende is gemotiveerd.
3.6. Het gaat hier, naar de Nederlandse rechtspraak vertaald om de toepassing van de zogenaamde Vidgen-jurisprudentie waarin de Hoge Raad zich op 4 juli 2017 voor de tweede maal heeft gebogen over de Vidgen-zaak, nadat het EHRM had geoordeeld dat het recht van Vidgen op ondervraging van een voor het bewijs doorslaggevende getuige was geschonden en een daarop gebaseerd herzieningsverzoek gegrond werd verklaard.3.In het arrest van 4 juli 2017 heeft de Hoge Raad onder meer aan de hand van de uitspraak van het EHRM in de zaak Schatschaschwili tegen Duitsland de volgende uitgangspunten geformuleerd:
“3.2.1. Een door enig persoon in verband met een strafzaak afgelegde en de verdachte belastende of ontlastende verklaring, zoals die onder meer kan zijn vervat in een ambtsedig proces-verbaal, wordt ingevolge de autonome betekenis welke toekomt aan de term 'witnesses/témoins' in art. 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM, in het perspectief van het EVRM aangemerkt als verklaring van een getuige als aldaar bedoeld. Op grond van die verdragsbepaling heeft de verdediging aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. De omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van die mogelijkheid, staat niet eraan in de weg dat een door een getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd dan wel - indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd - het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.
3.2.2. Voor de beantwoording van de vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van - kort gezegd - een, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet door de verdediging ondervraagde getuige, is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel.
3.2.3. Voor de in cassatie aan te leggen toets of de bewijsvoering voldoet aan het hiervoor overwogene, kan van belang zijn of de feitenrechter zijn oordeel hieromtrent nader heeft gemotiveerd. In het algemeen geldt dat voor de beoordeling van de vraag of het benodigde steunbewijs aanwezig is, niet kan worden volstaan met een op de betrouwbaarheid van de verklaring van de desbetreffende getuige toegesneden overweging.”
3.7. In de onderhavige zaak staat wel vast, dat de verdediging niet in enig stadium van het geding een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om [betrokkene 2] te ondervragen.4.Het hof heeft in dat verband overwogen dat [betrokkene 2] zowel bij de raadsheer-commissaris als ter terechtzitting in hoger beroep is gehoord als getuige in de zaak van de verdachte en dat hij bij die gelegenheden heeft geweigerd om een verklaring af te leggen. [betrokkene 2] is blijkens de stukken van het geding ook in eerste aanleg bij de rechter-commissaris als getuige gehoord in de zaak van de verdachte. Bij die gelegenheid heeft hij zich op zijn verschoningsrecht beroepen.
3.8. Het hof heeft geoordeeld dat de verklaringen van [betrokkene 2] desondanks bruikbaar zijn voor het bewijs nu de bewezenverklaring niet alleen of in beslissende mate op die verklaringen wordt gebaseerd. De motivering van dit oordeel bestaat uit een verwijzing naar de te bezigen bewijsmiddelen, zoals nadien opgenomen in de aanvulling bewijsmiddelen, waarbij het hof “in het bijzonder onder meer” doelt op zeven in zijn bewijsoverweging met name genoemde bewijsmiddelen (geciteerd onder 3.4.).
3.9. Dat de bewezenverklaring niet alleen op de verklaring van [betrokkene 2] is gebaseerd staat gelet op de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen buiten twijfel. Dat wordt door de steller van het middel ook niet betwist.
3.10. Waar het op aankomt is, in het licht van rechtsoverweging 3.2.2. van het hierboven aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 4 juli 2017, of de verklaringen van [betrokkene 2] op de onderdelen die de verdachte betwist voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Wat dit betreft schiet naar mijn mening de motivering van het hof in het bestreden arrest tekort, niet alleen in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 4 juli 2017, maar ook op grond van eerdere rechtspraak van de Hoge Raad.5.Het hof heeft volstaan met een verwijzing naar de te bezigen bewijsmiddelen en daarbij niet vastgesteld op welke punten de betwiste onderdelen van de verklaringen van [betrokkene 2] steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Dit motiveringsgebrek hoeft echter niet tot cassatie te leiden als de door het hof gebezigde bewijsmiddelen zonder meer voldoende steunbewijs opleveren in voormelde zin. In dat geval heeft de verdachte immers onvoldoende belang bij cassatie wegens het motiveringsgebrek.6.
3.11. Het steunbewijs in het onderhavige geval zal betrekking moeten hebben op het door de verdachte betwiste onderdeel van de verklaring van [betrokkene 2] dat de verdachte de tenlastegelegde feiten samen met [betrokkene 2] heeft gepleegd. [betrokkene 2] heeft in zijn tot het bewijs gebezigde verklaringen de naam van de verdachte niet genoemd. Zijn verklaringen komen er in de kern op neer dat hij de – mede aan de verdachte – tenlastegelegde feiten heeft gepleegd met (onder meer) de persoon die op 24 oktober 2014 bij hem in de auto zat ten tijde van de politiecontrole. Uit de bewijsmiddelen 5 en 6, het mutatierapport en het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die de auto waarin [betrokkene 2] reed op 24 oktober 2014 hebben gecontroleerd, kan zonder meer worden afgeleid dat deze persoon de verdachte was. De aanwezigheid van de verdachte in de auto op dat moment wordt door de verdediging ook niet betwist. Het feit dat het de verdachte was die op 24 oktober 2014 in de auto van [betrokkene 2] zat, zegt echter nog niets over de verklaring van [betrokkene 2] dat de verdachte de tenlastegelegde feiten samen met [betrokkene 2] heeft gepleegd.
3.12. Ik heb mij afgevraagd of de omstandigheid dat de verdachte blijkens de door het hof onder 5 en 6 gebezigde bewijsmiddelen op 24 oktober 2014 circa 20 minuten na de melding van het incident door de politie werd aangetroffen in een auto samen met [betrokkene 2] als steunbewijs kan dienen met betrekking tot de op 24 oktober 2014 gepleegde feiten. De verdachte geeft voor zijn aanwezigheid in de auto blijkens de stukken van het geding echter een andere lezing dan [betrokkene 2] , namelijk dat hij op 24 oktober 2014 door iemand anders, wiens naam hij niet wil noemen, is opgehaald en naar de auto van [betrokkene 2] is gebracht die niet wilde vertellen wat er aan de hand was, maar dat er spullen moesten worden weggebracht. Vervolgens zijn zij, nog steeds volgens de verdachte, door de politie aangehouden, waarop zij na het geven van hun naam, konden doorrijden naar het huis van de verdachte waar [betrokkene 2] een rugzak heeft achtergelaten. Pas de dag daarop heeft de verdachte van [betrokkene 2] gehoord wat er gebeurd was.7.Deze lezing is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.8.Dat maakt mijns inziens echter nog niet dat voormelde omstandigheid daarmee zonder nadere motivering, die ontbreekt, als steunbewijs kan dienen met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij voormelde feiten.
3.13. Daarnaast zou ten aanzien van de op 24 oktober 2014 gepleegde feiten nog steunbewijs gevonden kunnen worden in de omstandigheid dat uit het door het hof als bewijsmiddel 9 gebezigde document blijkt dat het uiterlijk van de verdachte zekere overeenkomsten vertoont met respectievelijk het door [slachtoffer 2] gegeven signalement van persoon 1 (bewijsmiddel 1) en het door [slachtoffer 1] gegeven signalement van de Marokkaanse man (bewijsmiddel 2). Deze overeenkomsten betreffen de huidtint, de lengte, de kleur van het haar, de haardracht en de kleur van de ogen.
Ander steunbewijs dan de hiervoor genoemde overeenkomsten tussen het uiterlijk van de verdachte en de gegeven signalementen heb ik ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 05-780098-15 en in de zaak met parketnummer 05-881648-14 onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde feiten niet aangetroffen. Deze overeenkomsten zijn naar mijn mening zo weinig specifiek dat zij onvoldoende gewicht in de schaal leggen om als steunbewijs kunnen dienen voor de verklaringen van [betrokkene 2] die door het hof voor het bewijs zijn gebruikt.
3.14. Al met al ben ik dan ook van mening dat het oordeel van het hof dat de bewezenverklaring van de op 24 oktober 2014 gepleegde feiten niet in beslissende mate steunt op de verklaringen van [betrokkene 2] , waarbij de toets geldt dat het moet gaan om steunbewijs dat betrekking heeft op de door de verdachte betwiste onderdelen van de verklaringen van [betrokkene 2] , niet zonder meer begrijpelijk is en evenmin toereikend is gemotiveerd. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
3.15. Met betrekking tot de strafbare feiten die op 1 november 2014 zijn gepleegd, die in de zaak met parketnummer 05-881648-14 onder 3 en 4 zijn bewezenverklaard, bestaat het steunbewijs voor de betrokkenheid van de verdachte mijns inziens enkel uit de in bewijsmiddel 11 opgenomen verklaring van [betrokkene 3] voor zover deze inhoudt – kort weergegeven – dat [slachtoffer 4] haar heeft verteld dat [betrokkene 6] heeft gezegd dat hij een van de personen was die op 1 november 2014 in de woning van [betrokkene 3] was toen [slachtoffer 4] daar was, dat [betrokkene 6] [slachtoffer 4] heeft verteld over twee andere personen die erbij waren en dat [betrokkene 6] daarbij de naam van “ene [verdachte] ” heeft genoemd.
3.16. Het steunbewijs moet hier dus worden gevonden in de enkele vermelding van de voornaam of voornamen, die overeenkomen met de voornamen van de verdachte terwijl het hier ook nog gaat om een verklaring uit de derde hand. Dat acht ik onvoldoende. Ook in zoverre is het middel terecht voorgesteld.
3.17. Afsluitend ben ik dan ook van mening dat het oordeel van het hof dat de bewezenverklaring van de feiten die op 24 oktober 2014 en 1 november 2014 hebben plaatsgevonden niet in beslissende mate steunt op de verklaringen van [betrokkene 2] niet zonder meer begrijpelijk is, terwijl het evenmin toereikend is gemotiveerd.
3.18. Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het in de zaak met parketnummer 05-780098-15 en in de zaak met parketnummer 05-881648-14 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal bij
de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑10‑2017
EHRM (Grote Kamer) 15 december 2015, nr. 9154/10, NJ 2017/294, m.nt. Myer.
HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016.
Zie ook HR 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539, NJ 2013/145, m.nt. Schalken, rov. 3.3.3.
HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1439, NJ 2013/191, m.nt. Schalken, en HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3634, NJ 2015/486, m.nt. Borgers.
Vgl. HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005, NJ 2016/430, m.nt. Van Kempen.
Zie de verklaring van de verdachte op pagina’s 2 en 3 van het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 12 januari 2016. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2016 verklaard dat hij blijft bij de door hem afgelegde verklaring.
Pagina 6 van het arrest.