Einde inhoudsopgave
Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen
Artikel 4.02 Vrijboord
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2018
- Bronpublicatie:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Inwerkingtreding
07-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Het vrijboord bedraagt voor schepen met een doorlopend dek zonder zeeg en zonder bovenbouw 150 mm.
2.
Bij schepen met zeeg en bovenbouw wordt het vrijboord berekend volgens de formule:
In deze formule betekent:
α de correctiecoëfficiënt, waarin met alle aanwezige bovenbouwen rekening wordt gehouden;
βv de correctiecoëfficiënt voor de invloed van de voorste zeeg, veroorzaakt door de aanwezigheid van bovenbouwen in het voorste vierde deel van de scheepslengte L;
βα de correctiecoëfficiënt voor de invloed van de achterste zeeg, veroorzaakt door de aanwezigheid van bovenbouwen in het achterste vierde deel van de scheepslengte L;
Sev de in rekening te brengen voorste zeeg in mm;
Sea de in rekening te brengen achterste zeeg in mm.
3.
De coëfficiënt α wordt berekend volgens de formule:
In deze formule betekent:
lem de in rekening te brengen lengte van een bovenbouw in m op de middelste helft van de scheepslengte L;
lev de in rekening te brengen lengte van een bovenbouw in m in het voorste vierde deel van de scheepslengte L;
lea de in rekening te brengen lengte van een bovenbouw in m in het achterste vierde deel van de scheepslengte L.
De in rekening te brengen lengte van een bovenbouw wordt berekend volgens de volgende formules:
In deze formules betekent:
l de werkelijke lengte van de desbetreffende bovenbouw in m;
b de breedte van de desbetreffende bovenbouw in m;
B1 de breedte van het schip in m, gemeten op de buitenkant van de huidbeplating ter hoogte van het dek, gemeten op de halve lengte van de desbetreffende bovenbouw;
h de hoogte van de desbetreffende bovenbouw in m. Voor luikhoofden wordt h evenwel berekend door de hoogte van de luikhoofden met de halve veiligheidsafstand overeenkomstig artikel 4.01 te verminderen. Voor h wordt in geen geval een hogere waarde dan 0,36 m aangenomen.
Indien (b/B of b/B1) kleiner is dan 0,6, moet de in rekening te brengen effectieve lengte le van de bovenbouw gelijk aan nul worden gesteld.
4.
De coëfficiënten βv en βa worden volgens de volgende formules berekend:
5.
De respectievelijk in rekening te brengen voorste en achterste zeeg Sev en Sea worden volgens de volgende formules berekend:
In deze formules betekent:
Sev de werkelijke zeeg in het voorschip in mm; voor Sv mag echter geen grotere waarde dan 1.000 mm worden aangenomen;
Sea de werkelijke zeeg in het achterschip in mm; voor Sa mag echter geen grotere waarde dan 500 mm worden aangenomen;
Sev = Sv • p
Sea = Sa • p
p een coëfficiënt, die volgens de volgende formule wordt berekend:
Hierin is x de van het scheepseinde af gemeten abscis tot het punt waar de zeeg gelijk is aan 0,25 Sv of 0,25 Sa (zie onderstaande schets):
Voor de coëfficiënt p mag echter geen waarde groter dan 1 worden genomen.
6.
Wanneer de waarde van βa • Sea groter is dan die van βv • Sev wordt in plaats van de waarde van βa • Sea die van βv • Sev genomen.