Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/132
132 Ambtshalve toepassing van EU-recht?
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS574291:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Er is in deze context sprake van een ‘indirecte botsing’ van EU-recht en nationaal recht; Ancery 2012, p. 198.
HvJ EU 14 december 1995, C-430-431/93, ECLI:EU:C:1995:441 (Van Schijndel), r.o. 22; HvJ EU 25 november 2008, C-455/06, ECLI:EU:C:2008:650 (Heemskerk), r.o. 46 e. v. Zie ook Krans 2010, p. 42.
Ancery 2012, p. 198.
Deze beginselen worden vaak door het HvJ EU op één hoop gegooid (Ancery spreekt van een ‘samensmelting’; Ancery 2012, p. 108). In de literatuur wordt geregeld een oproep gedaan tot een verduidelijking van het onderscheid; zie Hartkamp 2015; Jans, Prechal & Widdershoven 2015.
Vgl. Asser Preadvies 2015, par. 3.4.8.3.; conclusie A-G Wissink voor HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:340 (E/Stichting Trudo), sub 3.18-19.
Reeds in hoofdstuk 3 is aan de orde gekomen dat EU-recht (waartoe het Handvest moet worden gerekend) voorrang heeft boven nationaal recht. Een taakverdeling tussen de rechter en partijen waarbij de partijautonomie vooropstaat, kan de doorwerking van EU-recht in de nationale rechtsorde evenwel beperken.1 De vraag in hoeverre een dergelijke beperking houdbaar is, is in verschillende arresten van het HvJ EU behandeld. Kern van deze jurisprudentie is dat het EU-recht de nationale rechter er niet toe verplicht ambtshalve een rechtsgrond ontleend aan EU-recht in het geding te brengen, indien hij daarvoor de hem passende lijdelijkheid zou moeten verzaken door buiten de grenzen van de rechtsstrijd te treden.2 Hiermee geeft het HvJ EU blijk van de eerbied voor nationale regels over de taakverdeling tussen rechter en partijen. Dat betekent dat geen uitzondering behoeft te worden gemaakt voor rechtsgronden van EU-recht; deze dienen net als rechtsgronden van nationaal recht in beginsel binnen de grenzen van de rechtsstrijd te worden aangevuld.3
Uit de Luxemburgse rechtspraak volgt evenwel dat de nationale rechter in uitzonderingsgevallen ertoe gehouden kan zijn het EU-recht ambtshalve toe te passen, zo nodig buiten de grenzen van de rechtsstrijd. Deze verplichting is nu weer verankerd in het doeltreffendheidsbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming,4 en dan weer in het gelijkwaardigheidsbeginsel.5 Het onderscheid zal hierna worden verduidelijkt.