In de cassatieschriftuur staat kennelijk abusievelijk vermeld dat de verdachte door het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden is opgelegd. Dat was de straf in eerste aanleg.
HR, 18-06-2019, nr. 17/04982
ECLI:NL:HR:2019:975
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-06-2019
- Zaaknummer
17/04982
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:975, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑06‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:382
ECLI:NL:PHR:2019:382, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑04‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:975
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑06‑2019
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 17/04982
Datum 18 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 juli 2017, nummer 23/000341-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.W. Flokstra, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2019.
Conclusie 23‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Voorhanden hebben van wapens en munitie als bedoeld in art. 26 WWM. Een wapen met munitie aangetroffen in woning van de verdachte en wapens en munitie aangetroffen in een door de verdachte gehuurde loods, waarvan ook derden gebruik maakten. Het hof heeft het voorhanden hebben door de verdachte van de wapens en munitie in de loods met name gebaseerd op de overeenkomst tussen het kaliber en de fabrikant van een deel van de munitie in de loods met de munitie die bij de verdachte thuis is aangetroffen. De AG stelt zich op het standpunt dat dit feitelijke oordeel niet onbegrijpelijk is en adviseert de Hoge Raad het beroep te verwerpen.
Nr. 17/04982 Zitting: 23 april 2019 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Inleiding
1.1.
De verdachte is bij arrest van 11 juli 2017 door het gerechtshof Amsterdam wegens onder 1 “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr.1.
1.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Op enig moment zijn er drie meldingen binnengekomen dat de verdachte zou handelen in vuurwapens en dat er in een door hem gehuurde loods vuurwapens zouden worden bewaard. Naar aanleiding van deze meldingen heeft op 14 juli 2015 een doorzoeking plaatsgevonden in de loods, waarbij een vuurwapen, een hagelgeweer en munitie van het kaliber 9 mm Luger en 12 Hagel zijn aangetroffen, alsmede verboden vuurwerk. Op grond hiervan heeft tevens een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte, waarbij in zijn slaapkamer een vuurwapen, met in het patroonmagazijn veertien patronen van het kaliber 9 mm Luger, is aangetroffen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van het vuurwapen en de munitie in zijn woning. Ten aanzien van de wapens en munitie en het vuurwerk in de loods heeft de verdachte verklaard dat deze niet van hem zijn, maar van [betrokkene] , degene aan wie hij de loods doorverhuurde, en diens compagnon. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van verboden vuurwerk en bewezen verklaard dat hij zowel het wapen en de munitie in zijn woning als de wapens en munitie in de loods voorhanden heeft gehad.
1.3.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. C.W. Flokstra, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld, dat zich richt tegen de motivering van de bewezenverklaring dat de verdachte de in de loods aangetroffen vuurwapens en munitie aanwezig heeft gehad.2.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op 14 juli 2015 te [woonplaats] ;
- (itemnummer 5013616) een patroonmagazijn (kaliber 9 millimeter Luger), en
- (itemnummer 5013589) een Pomp actie hagelgeweer (merk Winchester, kaliber 12 hagel) en
- (itemnummer 50135971 een pistool (merk Star. kaliber 9 millimeter Luger) en
- (itemnummer 5013643) een pistool (merk CZ, kaliber 9 millimeter Luger), en
- (itemnummer 5013611) 365 patronen (kaliber 12 hagel) en
- (itemnummer 5013769) een patroon (kaliber 9 millimeter Luger) en
- (itemnummer 5013783) 14 patronen (kaliber 9 millimeter Luger) en
- (itemnummer 5013608) 22 patronen (kaliber 9 millimeter Luger), voorhanden heeft gehad.”
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen3.:
“3. Een proces-verbaal van bevindingen van 14 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s ZD05 0003 tot en met ZD05 0004.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in een verklaring van getuige [getuige] , zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 14 juli 2015 omstreeks 20.00 uur was ik verbalisant aanwezig in de opslagloods op de [b straat] . De opslagloods bestaat uit twee delen. De centrale toegang is een (1) rolluik welke toegang geeft tot beide delen. Bij binnenkomst is rechts een schuifdeur te zien. Deze is afgesloten en wordt verhuurd aan een derde. Deze deur is middels een slot afgesloten.
De hoofdeigenaar van de opslagloods is de [getuigen] . [getuige] verklaarde mij het volgende:
Deze opslagloods is eigendom van mijn moeder. Een deel van de opslagloods is sinds 07-10-2013 verhuurd aan een persoon met de volgende personalia:
[verdachte] en woont op [a-straat 1] te [woonplaats] .
4. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 14 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s AD02 01 01 0001 tot en met AD02 01 01 0002.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in een verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 14 juli 2015 omstreeks 16:45 uur, werd voor een doorzoeking binnengetreden in perceel [b-straat 1] [postcode] te [woonplaats] .
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
- 1 vuurwapen merk Star met munitie;
- 2 patroonhouders;
- 1 shotgun Winchester;
- munitie in kist;
5. Een proces-verbaal van technisch onderzoek van 16 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s ZD08 04 0001 tot en met ZD08 04 0010.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in een verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een lopend onderzoek heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op 14 juli 2015 in perceel [a-straat 1] (de rechtbank begrijpt: en [b-straat 1] ) te [woonplaats] . Daar werden een aantal voorwerpen in beslaggenomen welke ik als volgt omschrijf:
Verdachte: [verdachte] .
Itemnummer – 5013589
Voorwerp: Pomp actie hagelgeweer
Merk: Winchester
Kaliber: 12 hagel
Het geweer werkte naar behoren en verkeerde technisch in goede staat.
Itemnummer - munitie 5013611
Aantal patronen: 365
Kaliber: 12 hagel
Soort projectiel: hagel
Deze patronen zijn geschikt om af te worden geschoten met het inbeslaggenomen hagelgeweer.
Itemnummer - 5013597
Voorwerp: pistool
Merk: Star
Kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter)
In het patroonmagazijn in de greep van het vuurwapen werd 1 patroon aangetroffen.
Het pistool werkte naar behoren en verkeerde technisch in goede staat.
Itemnummer - munitie 5013769
Aantal patronen: 1
De patroon is vervaardigd door Sellier & Bellot in Tsjechië
Kaliber: 9 millimeter Luger (9 x 19 millimeter)
Dit patroon is geschikt om te worden afgeschoten met het inbeslaggenomen vuurwapen.
Itemnummer - patroonmagazijn 5 013 616
Aantal patronen: 14
Kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter)
Dit patroonmagazijn is voor een pistool van het merk Star, model 30 PK.
Dit patroonmagazijn is geschikt voor het pistool met het itemnummer 5013597.
Itemnummer - 5013643
Voorwerp: pistool Merk: CZ
Kaliber: 9 millimeter Luger (9 x 19 millimeter)
Het patroonmagazijn in de greep van het vuurwapen werden 14 patronen aangetroffen. Echter het pistool was niet doorgeladen. Dat wil zeggen dat er geen patroon in de kamer aanwezig was. Als men een schot wil afvuren moet men de slede naar achteren halen en vervolgens de trekker over halen.
Het pistool werkte naar behoren en verkeerde technisch in goede staat.
In het patroonmagazijn zaten de volgende patronen:
Itemnummer - munitie 5013783
Aantal patronen: 14
de patronen zijn vervaardigd door Sellier & Bellot in Tsjechië
Kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter)
Itemnummer - munitie 5013608
Aantal patronen: 22
De patronen zijn vervaardigd door Sellier & Bellot in Tsjechië
Kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter)
Deze patronen zijn geschikt om te worden afgeschoten met zowel het Star pistool, itemnummer 5013597 en het CZ pistool, itemnummer 5013643.
1. Een proces-verbaal met nummer 2015090427 van 15 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6], doorgenummerde pagina’s AD02 01 02 0005 t/m 0008.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 14 juli 2015 werd een doorzoeking verricht in de woning [a-straat 1] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende goed in beslaggenomen:
- 1 vuurwapen.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , doorgenummerde pagina's ZD04 01 02 0001 t/m 0006.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 juli 2015 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
Ik woon op de [a-straat 1] te [woonplaats] . Ik heb een wapen gehad. Hij ligt ook al tijden in de kast. Het is een handpistool. Het wapen was geladen, maar niet doorgeladen. Ik weet dat de kogels in het buisje zaten.
(...)
Ik huur de loods aan de [b straat] in [woonplaats] .
3(b). De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 27 juni 2017, Deze verklaring houdt in. voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Zowel [betrokkene] als ik hadden een sleutel van de loods.”
2.3.
Voorts bevat het bestreden arrest – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang – de volgende overwegingen:
“Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Met de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 3 ten laste is gelegd. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Vast is komen te staan dat in de loods, waarvan een gedeelte door de verdachte werd gehuurd, een tas met professioneel vuurwerk is aangetroffen. De verdachte heeft - kort samengevat - verklaard dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwerk in de loods en dat dit vuurwerk van een andere persoon is. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de loods eveneens in gebruik was bij andere personen, te weten [betrokkene] en diens, niet bij naam genoemde, compagnon. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet dat de verdachte wetenschap had van het vuurwerk in de loods. Reeds daarom kan het ten laste gelegde opzet, ook in voorwaardelijke zin, niet worden bewezen, zodat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Bespreking van een verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte geen wetenschap had van het hagelgeweer, het vuurwapen (merk: Star), en de munitie in de loods en dat hij derhalve ten aanzien hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het Team Criminele Inlichtingen, eenheid Rotterdam, zijn drie tips binnengekomen dat de verdachte, woonachtig in [woonplaats] , in vuurwapens zou handelen en dat door hem in een loods aan de [b straat] te [woonplaats] vuurwapens zouden zijn opgeslagen en worden bewaard. Nadat de meldingen zijn geverifieerd heeft op 14 juli 2015 een doorzoeking van voornoemde loods plaatsgevonden, waarbij een vuurwapen (merk: Star), een hagelgeweer en munitie van het kaliber 9 mm Luger en 12 hagel, is aangetroffen. Op grond van de resultaten van de doorzoeking van de loods heeft vervolgens een doorzoeking van de woning van de verdachte plaatsgevonden, waarbij in de slaapkamer van de verdachte een vuurwapen (merk: CZ) is aangetroffen. In het patroonmagazijn in de greep van dit vuurwapen zijn 14 patronen van het kaliber 9 mm Luger aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van technisch onderzoek van 16 juli 2015 opgemaakt door materiedeskundige [verbalisant 3] blijkt dat zowel de patronen die zijn aangetroffen in het vuurwapen in de woning, alsook de patronen van het kaliber 9 mm Luger die in de loods zijn aangetroffen, zijn vervaardigd door Sellier & Bellot in Tsjechië. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor deze overeenkomsten in de munitie aangetroffen in zijn woning en aangetroffen in de door hem gehuurde loods.
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte met betrekking tot het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie in zijn woning en het feit dat de munitie in de woning en in de loods niet alleen hetzelfde kaliber heeft, maar vooral ook afkomstig is van dezelfde leverancier, is het hof van oordeel dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de vuurwapens en de munitie in de door hem gehuurde loods. De verdachte had een sleutel van de loods en kon daarmee over de vuurwapens en de munitie beschikken, zodat hij dit voorhanden heeft gehad.
Aan het voorgaande doet niet af dat een vingerafdruk van een andere persoon dan de verdachte is aangetroffen in de gereedschapskist in de loods met daarin het vuurwapen (merk: Star).
Het hof verwerpt het verweer.”
3. Het middel
3.1.
Het middel richt zich, zoals hiervoor reeds gezegd, tegen de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van de wapens en munitie in de loods.
3.2.
In de toelichting op het middel wordt in de eerste plaats gesteld dat het hof over de vuurwapens en munitie in de loods heeft overwogen dat een aantal patronen hiervan gelijkenissen vertoonden met de patronen aangetroffen in de woning van de verdachte en dat de verdachte voor deze overeenkomst geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, terwijl uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting niet blijkt dat de verdachte die overeenkomst is voorgehouden ondanks het feit dat het hof kennelijk (bewijsrechtelijke) betekenis zag in die overeenkomst. De steller van het middel merkt daarbij op dat de verdachte dus ook niet in de gelegenheid is gesteld om daar een verklaring voor te geven.
3.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 juni 2017 houdt in dat de voorzitter, overeenkomstig het bepaalde in art. 301 lid 3 Sv, mondeling mededeling heeft gedaan van de korte inhoud van de stukken van het dossier in deze strafzaak. Hierdoor moet de verdachte dus ook worden geacht bekend te zijn geweest met het zich in het dossier bevindende proces-verbaal van technisch onderzoek van 16 juli 2015 (bewijsmiddel 5), dat mede inhoudt dat een deel van de munitie uit de loods van hetzelfde kaliber en van dezelfde fabrikant is als de munitie die is aangetroffen in het wapen in de woning. Op grond van art. 301 lid 4 Sv kon het hof dan ook ten laste van de verdachte acht slaan op de inhoud van dit proces-verbaal. Het hof was niet verplicht de verdachte in de gelegenheid te stellen voor dit specifieke onderdeel van het dossier een verklaring te geven. De verdachte en zijn raadsman beschikten over de stukken in het dossier en op grond van die stukken kon de verdachte een verklaring geven voor de hem belastende omstandigheden. In zoverre faalt het middel.
3.4.
Daarnaast wordt aangevoerd dat gelet op het feit dat derden eveneens van de loods gebruik maakten en dat de verdachte is vrijgesproken van het voorhanden hebben van het vuurwerk dat zich eveneens in de loods bevond, zonder nadere motivering niet valt in te zien hoe de enkele overeenkomst wat betreft het type en de fabrikant van een deel van de aangetroffen munitie in de loods en bij de verdachte thuis, kan leiden tot de vaststelling dat de verdachte wetenschap/bewustheid had van de aangetroffen vuurwapens en munitie in de loods.
3.5.
Bij de beoordeling van deze klacht zijn de volgende uitgangspunten van belang. Het delict van art. 26 WWM (het voorhanden hebben van wapens of munitie) is een misdrijf waarvan de delictsomschrijving geen subjectief vereiste bevat in de zin van opzet of schuld. De Hoge Raad heeft desalniettemin de aansprakelijkheid beperkt door in art. 26 WWM het vereiste in te lezen dat sprake moet zijn van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van een wapen of munitie.4.Over de precieze betekenis van “een meerdere of mindere mate van bewustheid” – door de Hullu een wat wonderlijke formule genoemd5.– is in de literatuur veel gespeculeerd. Duker heeft daarvan een analyse gemaakt en ik kan mij vinden in zijn daarop gebaseerde criterium, namelijk dat de rechter feitelijk moet vaststellen dat de verdachte enige bewustheid heeft gehad van een mogelijke aanwezigheid van wapens.6.Knigge verwoordt het zo, dat de ondergrens van het subjectieve vereiste lijkt te liggen bij bewuste schuld. Daardoor is vereist dat de dader zich bewust is van de mogelijkheid dat het wapen of de munitie aanwezig was, zonder dat hij die mogelijkheid hoeft te hebben aanvaard.7.
3.6.
Meestal gaat het in de rechtspraak van de Hoge Raad bij het voorhanden hebben van wapens en/of munitie, net als in onderhavige zaak, om situaties waarin deze zijn aangetroffen op plaatsen waarover de verdachte beschikkingsmacht heeft, bijvoorbeeld in zijn woning, werkplek of opslagplaats en de verdachte stelt daarvan niets af te weten omdat ook anderen dan hijzelf toegang hadden tot de plaats waar de wapens of de munitie zijn aangetroffen. Als de feitenrechter een dergelijk verweer onbesproken laat en daarmee kennelijk als vaststaand aanneemt dat ook anderen toegang hadden tot de desbetreffende plaats, bestaat er voor de Hoge Raad aanleiding te casseren omdat het oordeel dat de betreffende verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van de wapens en/of de munitie dan niet zonder meer begrijpelijk is.8.De gemeenschappelijke noemer in deze jurisprudentie lijkt te zijn dat het enkele gegeven dat het voorwerp zich in de beschikkingsmacht van de verdachte bevindt, onvoldoende is voor het aannemen van het voorhanden hebben daarvan, wanneer de verdediging aanvoert dat ook anderen toegang hebben tot de plaats waar de voorwerpen zijn aangetroffen. In dat geval zal de rechter zich erover moeten uitlaten waarom desalniettemin de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid hiervan. In sommige omstandigheden mag van de verdachte ook een redelijke verklaring worden gevergd voor het aantreffen van de wapens en munitie en mag het ontbreken van een dergelijke verklaring bijdragen aan het oordeel dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van die wapens en munitie.9.
3.7.
In de onderhavige zaak is namens de verdachte aangevoerd dat hij niets van de wapens en munitie in de loods afwist, dat ook anderen ( [betrokkene] en diens compagnon) dan hijzelf toegang hadden tot de plaats waar de wapens en munitie zijn aangetroffen en dat deze aan de ander ( [betrokkene] ) toebehoorden. Het hof heeft dit verweer besproken en kennelijk als vaststaand aangenomen dat ook anderen toegang tot de loods hadden. Het oordeel van het hof dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie in de door hem gehuurde loods heeft het hof met name gebaseerd op een bijkomende omstandigheid, te weten de overeenkomst tussen het kaliber en de fabrikant van een deel van de munitie in de loods met de munitie die bij de verdachte thuis is aangetroffen en waarvan hij heeft bekend dat deze van hem was.
3.8.
In tegenstelling tot de steller van het middel, vind ik dit oordeel –verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard – niet onbegrijpelijk. Het hof heeft vastgesteld dat (i) de verdachte de loods huurde, (ii) kennelijk ook anderen toegang hadden tot de loods, (iii) de verdachte heeft bekend thuis een wapen met munitie te hebben gehad en (iv) de aangetroffen munitie bij hem thuis niet alleen hetzelfde kaliber maar, nog belangrijker, door dezelfde fabrikant is vervaardigd als een deel van de in de loods aangetroffen munitie. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte ook de vuurwapens en de munitie in de loods voorhanden heeft gehad. Daaraan doet volgens het hof niet af dat een vingerafdruk van een ander persoon dan de verdachte is aangetroffen in de gereedschapskist in de loods met daarin het vuurwapen. Dit laatste oordeel wordt overigens in cassatie niet bestreden.
3.9.
Het middel faalt.
4. Conclusie
4.1.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.2.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑04‑2019
Hierbij merk ik op dat het cassatieberoep onbeperkt is ingesteld, maar dat nu de schriftuur is ingediend vóór 1 juli 2018, het beroep moet worden geacht kennelijk niet te zijn gericht tegen de beslissing van het hof inhoudende vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit, zie HR 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:507.
De bewijsmiddelen 3, 4 en 5 zijn door het hof overgenomen uit de bijlage bij het vonnis van 21 januari 2016 van de rechtbank, maar deels aangepast en aangevuld. Daarnaast heeft het hof in de aanvulling op het verkorte arrest de bewijsmiddelen 1 t/m 3 gebezigd. Ter voorkoming van verwarring heb ik het laatste bewijsmiddel 3(b) genoemd.
O.m. HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1193 en 1194, NJ 2016/286 onder verwijzing naar HR 26 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1169, NJ 1999/537 respectievelijk HR 17 november 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1403, NJ 1999/152.
J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2018, par. IV.1.3
M. Duker, Het subjectieve element bij het voorhanden hebben van wapens, in: Sporen in het strafrecht, Deventer: Kluwer 2014.
Nog eens herhaald in zijn recente conclusie van 29 maart 2019, ECLI:NL:PHR:2019:245, onder 5.8.
Vgl. onder meer HR 26 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1169, NJ 1999/537, HR 7 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN2370, NJ 2010/682, HR 14 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ3804, NJ 2011/287 en HR 28 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX3828.
Zie bijvoorbeeld HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1193 en 1194, NJ 2016/286.