Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/1.2.3
1.2.3 De Franse astreinte
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380370:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Cour de Cassation (req.) 28 december 1824, 5.18241, 604; Cour de casstion (req.) 29 januari 1834, S. 18341,129; Cour de Cassation (civ.) 26 juli 1854, S. 18551, 33. Mede als gevolg van de afschaffing van de lijfsdwang in 1867 (bij wet van 22 juli 1866) was de behoefte aan een indirect executie-middel in Frankrijk toegenomen, zie Westerouen van Meeteren 1919, p. 167.
Zie Esmein 1903, p. 5 e.v.
Art. 1036 van de Code de Procédure civil bepaalde dat rechters de bevoegdheid bezaten te 'prononcer même d'office des injonctions, supprimer des écrits, les déclarer calomnieux et ordonner l'impression et l'affiche de leurs jugements.'
Westerouen van Meeteren 1919, p. 10 en p. 39-60 ; Remien 1992, p. 36; Colin & Capitant, 1959, p. 34 e.v.; Weill & Terré, nr. 835.
Loi no. 72-626 du 5 juillet 1972,10., 9 julliet 1972, 7181, D. Bull. Lég., 1972, 362. Inmiddels is de regeling van de astreinte neergelegd in de art. 33-37 van de Wet van 9 juli 1991 (Loi no. 91-650 du 9 juillet 1991, portant réforme des procédures civiles d'exécution, Journal Officiel1991, 9228), die in werking is getreden op 1 augustus 1992. De jurisprudentie met betrekking tot de periode vóór invoering van de wettelijke regeling op het gebied van de astreinte blijft daarnaast van belang, nu de wettelijke regeling voor een groot deel een codificatie van die jurisprudentie vormt. Zie meer in het algemeen omtrent de astreinte in het Franse recht Perrot & Théry 2005, p. 73-107.
Het oneigenlijk gebruik van de schadevergoedingsveroordeling zoals hierboven omschreven bleef niet zonder kritiek. Belangrijk bezwaar daartegen was bijvoorbeeld gelegen in het feit dat de toekomstige schadevergoeding nog uitsluitend met het oog op het afschrikwekkend effect begroot werd, in plaats van met het oog op de werkelijk door eiser te lijden schade.
Door, naar Frans voorbeeld, de bevoegdheid van de rechter te aanvaarden om een subsidiaire geldveroordeling werkelijk als indirect executiemiddel uit te spreken, zou aan deze praktijk een einde kunnen worden gemaakt. Franse rechters verbonden al vanaf het begin van de negentiende eeuw voorwaardelijke schadevergoedingsveroordelingen ('astreintes') aan hun uitspraken, met als doel de naleving van die uitspraken af te dwingen.1 In de loop der tijd had de astreinte zich in de Franse jurisprudentie als afzonderlijke rechtsfiguur naast de schadevergoeding kunnen ontwikkelen. Over de wenselijkheid van die ontwikkeling was men in Frankrijk overigens evenmin eensgezind: met name de rechterlijke bevoegdheid om astreintes uit te spreken was omstreden, vanwege het ontbreken van een wettelijke basis daarvoor. Esmein betoogde dat die rechterlijke bevoegdheid besloten lag in de imperatieve bevoegdheid, die de rechter naast zijn rechtsprekende bevoegdheid bezat,2 op basis van art. 1036 van de Code de Procédure civi1.3 Daarentegen werd ook het standpunt verdedigd dat de astreinte alleen toelaatbaar was voor zover deze werkelijk op in de toekomst te lijden schade zag.4 Een uitdrukkelijke wettelijke basis voor de astreinte liet in Frankrijk lang op zich wachten: pas in 1972 werd een wettelijke regeling met betrekking tot de astreinte ingevoerd 5