Het deskundigenadvies in de civiele procedure
Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/2.3.3:2.3.3 Keuzes bij de verdeling van bevoegdheden over partijen en de rechter
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/2.3.3
2.3.3 Keuzes bij de verdeling van bevoegdheden over partijen en de rechter
Documentgegevens:
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS444979:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Sutter 1998, p. 201 e.v.
In dit boek wordt omwille van de leesbaarheid de terminologie van de dagvaardingsprocedure gebruikt. Het onderscheid tussen de dagvaardingsprocedure en de verzoekschriftprocedure heeft weinig betekenis meer. Zie Wesseling-van Gent 1987, p. 77-106. De Minister van Justitie wil de dagvaardings- en verzoekschriftprocedure in elkaar schuiven tot één basismodel (Kamerstukken II, 2006/07, 30 951, nr. 1, p. 19).
Zie par. 2.4.4.
Zuckerman 2006b, p. 353.
Zie par. 7.5.1.
Zie par. 7.4.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Bij de (her)inrichting of wijziging van het civiele procesrecht worden door de eeuwen heen telkens keuzes gemaakt in de verdeling van bevoegdheden over partijen en de rechter. Dat gebeurt vanuit een visie op de taken en verantwoordelijkheden van partijen en de rechter bij de verwezenlijking van burgerlijke rechten. Die visie is zoals gezegd in de loop der tijd onder invloed van sociale, maatschappelijke, economische en Europese ontwikkelingen aan verandering onderhevig. Met (wijzigingen in) de verdeling van procesrechtelijke bevoegdheden wordt vastgelegd met welke procesrechtelijke middelen burgerlijke rechten kunnen worden verwezenlijkt. Kan een procesdeelnemer doorslaggevende keuzes maken in de civiele procedure? In welke mate kan hij de keuzes van de andere procesdeelnemers beïnvloeden? Op dit punt laten zich met betrekking tot de civiele procedure vier categorieën bevoegdheden onderscheiden.1
Aanhangigheid en onderwerp van de procedure
De eerste categorie betreft de bevoegdheid om een procedure te beginnen, het onderwerp ervan te bepalen en een lopende procedure te beëindigen. Worden deze bevoegdheden bij een partij neergelegd, dan biedt de Staat een partij rechtsbescherming voor zover die partij rechtsbescherming verlangt. De rechter komt alleen in actie als een partij een vordering2 aanhangig maakt. Hij wijst niet meer of anders toe dan door een partij is gevraagd en niet minder dan door de wederpartij is erkend. Partijen kunnen hun geschil elk moment aan de beoordeling van de rechter onttrekken. Het is aan een partij of er een rechtsmiddel tegen de beslissing van de rechter wordt ingesteld. De zeggenschap van een partij, die partijautonomie wordt genoemd, vloeit voort uit het zelfbeschikkingsrecht van een persoon over zijn burgerlijke rechten. De partijautonomie kan worden beperkt door de Staat. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer het instellen van een rechtsmiddel afhankelijk wordt gemaakt van rechterlijk verlof.
De mate waarin een partij zeggenschap heeft over de civiele procedure, bepaalt mede de invulling van de rol van de rechter. Hoe meer zeggenschap een partij heeft, hoe lijdelijker de rechter is. Hoe minder zeggenschap een partij heeft, hoe actiever de rechter dient te zijn.
De feitelijke grondslag van het geschil
Een tweede categorie bevoegdheden heeft betrekking op de afbakening van het feitencomplex dat hoort bij het onderwerp van de procedure. Hier gaat het erom wie bepaalt welke feiten in het geschil, de beoordeling van het geschil en de beslissing worden betrokken, en op welke wijze feiten worden opgehelderd die tussen partijen in geschil zijn. Uit de zeggenschap van partijen over hun burgerlijke rechten vloeit voort dat zij het onderwerp van de vordering en het verweer kiezen en hun standpunten bepalend zijn voor de feiten die in geschil zijn. Ten aanzien van de overige punten kan hun zeggenschap niet volledig zijn. De rechter heeft tot taak een beslissing te geven in het geschil van partijen. Onderdeel van de beslissingsbevoegdheid is dat wordt vastgesteld welke feiten tot de beslissing van de zaak kunnen leiden. Op het Europese continent is, anders dan in Engeland, uitgangspunt dat een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing door een onpartijdige en onafhankelijke rechter vergt dat een partij, gezien haar belang bij de zaak, geen volledige zeggenschap heeft over de wijze waarop feiten worden opgehelderd die tussen partijen in geschil zijn. Dit brengt mee dat de rechter een actieve rol heeft bij de toepassing van het bewijsrecht.
Voor de verdeling van bevoegdheden in de tweede categorie is echter niet alleen de taak van de rechter in het geschil van partijen van belang. Ook speelt bijvoorbeeld een rol welke opvattingen er leven over de verantwoordelijkheid van partijen jegens elkaar en de rechter (en de deskundige), of welke visie de Staat heeft op de reikwijdte van zijn taak om burgers in staat te stellen burgerlijke rechten te verwezenlijken. Een duidelijk voorbeeld biedt de discussie naar aanleiding van de Fundamentele herbezinning burgerlijk procesrecht over de vraag of partijen tijdens een civiele procedure een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor een voortvarend, efficiënt en effectief verloop van het proces, of ieder een eigen verantwoordelijkheid.3
Proceshandelingen en procestempo
Een derde categorie bevoegdheden betreft de proceshandelingen die kunnen worden verricht voordat er uitspraak wordt gedaan: wie bepaalt of de procedure voornamelijk schriftelijk of mondeling verloopt, wie bepaalt welke processtukken een partij in het geding mag brengen om de rechter van haar standpunt te overtuigen, en wie bepaalt of er een mondelinge behandeling plaatsvindt? Een vierde categorie betreft het tempo waarin wordt geprocedeerd en beslist. Deze twee categorieën worden hierna gezamenlijk aangeduid als het procesverloop. Ook bij het procesverloop hangt de mate van zeggenschap van partijen en de rechter af van de toedeling van bevoegdheden door de Staat op basis van heersende opvattingen over de noodzaak om beperkingen aan te brengen in de zeggenschap van partijen over hun burgerlijke rechten, bijvoorbeeld wegens het gewicht dat wordt toegekend aan de verantwoordelijkheid van partijen om voortvarend en efficiënt te procederen. Het tempo waarin wordt geprocedeerd is in het private domein relevant voor de effectiviteit van het zelfbeschikkingsrecht van partijen. In het private en publieke domein is het tempo van invloed op de effectiviteit van de rechtsbescherming die de Staat met het civiele procesrecht biedt. In de woorden van Zuckerman:
‘Procedural freedom needs to be circumscribed just as any other freedom, because unlimited freedom for one party can mean injustice or lack of freedom for the opponent. Most modern procedures impose time limits, because without time limits the system could not guarantee the resolution of disputes, and party freedom in procedure would be ineffectual, as the process would grind to a halt.'4
Vier categorieën bevoegdheden en deskundigenonderzoek
De verdeling in vier categorieën bevoegdheden is behulpzaam om in de rechtsverhouding tussen partijen, rechter en deskundige na te gaan wie bepaalt welk onderzoek naar welke feiten wordt gedaan. Op het eerste gezicht verdienen misschien vooral de bevoegdheden van de tweede categorie aandacht, waarin het gaat om de afbakening van de feitelijke grondslag van het geschil en de opheldering van feiten die in geschil zijn. Vanuit de gedachte dat een deskundigenadvies een optimale bijdrage behoort te leveren aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing, zijn echter ook aspecten uit de andere categorieën relevant. In de eerste categorie valt bijvoorbeeld de vraag of partijen de rechter kunnen binden aan een deskundigenadvies dat zij in hun rechtsverhouding als waarheid willen aanvaarden.5 Tot de derde categorie behoort bijvoorbeeld de vraag of in de verdeling van bevoegdheden met betrekking tot het procesverloop is gewaarborgd dat onduidelijkheden in een deskundigenadvies kunnen worden opgehelderd voordat de rechter beslist.6