Hoge Raad 17 december 1985, NJ 1986, 428.
HR, 08-04-2008, nr. 00071/07
ECLI:NL:HR:2008:BC5957
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-04-2008
- Zaaknummer
00071/07
- LJN
BC5957
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC5957, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑04‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC5957
ECLI:NL:HR:2008:BC5957, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑04‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC5957
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑05‑2007
- Wetingang
art. 416 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NbSr 2008/177
Conclusie 08‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Schuldheling. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan, met name niet vzv. de bewezenverklaring inhoudt dat verdachte t.t.v. het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Nr. 00071/07
Mr Machielse
Zitting 12 februari 2008
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof te Amsterdam, enkelvoudige kamer, heeft verdachte op 21 augustus 2006 vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en hem voor 1 (AM: lees: impliciet subsidiair). "schuldheling" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren.
2. Mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld. Mrs. J.W. Soeteman en K.P.C.M. Gimbrère, beiden advocaat te Amsterdam, hebben een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie. Het middel houdt in dat de bewezenverklaring niet door de bewijsmiddelen kan worden gedragen. Blijkens de toelichting kan volgens de stellers van het middel met name niet volgen dat de verdachte met de voor schuldheling vereiste grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
3.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 12 december 2005 te Amsterdam een fiets, merk Locomotief, voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
3.2. Als bewijsmiddelen heeft het hof gebezigd:
"2. Een proces-verbaal van aangifte met bijiage met nummer 2005145247-1 van 17 juni 2005, opgemaakt op ambtsbelofte door de bevoegde verbalisant [verbalisant 3] medewerker van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland. Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 1]:
Tussen donderdag 16 juni 2005 te 10.30 uur en donderdag 16 juni 2005 te 13.30 uur werd aan de [a-straat 1], [postcode] [plaats] weggenomen ondervermelde damesfiets.
Ik ben eigenaar van genoemde fiets. Op eerstgenoemde dag, datum en tijdstip heb ik mijn fiets geplaatst op genoemde locatie. Mijn fiets was terdege afgesloten door middel van een kabelslot van een fietsslot.
Toen ik op laatst genoemde dag, datum en tijdstip mijn flets wilde gebruiken, zag ik dat mijn fiets door onbekende(n) was weggenomen.
Aan niemand werd bet recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. Bijiage goederen
Gestolen goed
Categorie omschrijving: Vervoermiddel
Object: Fiets (Damesfiets)
Merk/type: Locomotief Spirit Fashion
Kleur: Rood
Land: Nederland
Registratienummer: [001]
Bijzonderheden: Rood/zilver met fietstassen, kleur zwart
Eigenaar: [betrokkene 1].
3. Een proces-verbaal met nummer 2005145247-2, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beide aspirant agenten van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland. Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van verbalisanten:
Op maandag 12 december 2005 bevonden wij ons op de openbare weg 1e Constantijn Huygensstraat ter hoogte van perceel 80 te Amsterdam.
Aldaar zagen wij aan de overzijde van de straat een manspersoon fietsen op een damesfiets. Wij, verbalisanten, zagen dat deze fiets niet voorzien was van een fabriekswege aangebracht ringslot. Ambtshalve is ons, verbalisanten, bekend dat dit soort fietsen, indien niet voorzien van een dergelijk ringslot, vaak gestolen zijn. Daarop zijn wij, verbalisanten, de persoon achterna gegaan en hebben de persoon staande gehouden.
Wij, verbalisanten, zagen een framenummer op de fiets en hebben deze door de ter politie beschikbare opsporingssystemen laten controleren. Hieruit bleek dat de fiets als gestolen gesignaleerd stond.
Op maandag 12 december 2005 hebben wij de verdachte aangehouden ter zake heling.
4. Een proces-verbaal van afstandsverklaring inbeslagneming goed met nummer 2005145247-7 van 12 december 2005, opgemaakt op ambtsbelofte door [verbalisant 4], hoofdagent van politie van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[verdachte] verklaart ten aanzien van het bij hem inbeslaggenomen goed
Categorie omschrijving: Vervoermiddel
Object: Fiets (Damesfiets)
Merk/type: Locomotief Spirit Fashion
Kleur: Rood
Land: Nederland
Registratienummer: [001]
Bijzonderheden: Rood/zilver met fietstassen, kleur zwart
als houder daarvan afstand te doen.
5. Een proces-verbaal met nummer 2005 145247-6 van 12 december 2005, opgemaakt op ambtsbelofte door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], hoofdagenten van politie van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als tegenover verbalisanten voornoemd op voormelde datum afgelegde verklaring van verdachte:
Ik heb vandaag van iemand, van wie ik niet weet waar hij woont, een damesfiets geleend. Die damesfiets stond bij Praxis aan de Trompenburgerstraat (te Amsterdam, naar het hof begrijpt).
6. Een proces-verbaal met nummer 2005 145247-13 van 13 december 2005, opgemaakt op ambtsbelofte door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], hoofdagenten van politie van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland. Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als tegenover verbalisanten voornoemd op voormelde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik heb geen fiets aan [verdachte] uitgeleend, ik heb helemaal geen fiets."
3.3. Het hof heeft als bewijsmiddel tevens gebezigd de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende:
"Ik had de fietssleutel niet van de damesfiets, die ik op 12 december 2005 aan de Trompenburgerstraat te Amsterdam heb meegenomen. Een origineel slot, waar de politie het over had, zat er niet op."
3.4. Voorts heeft het hof nog als bewijsoverweging opgenomen:
"Het hof overweegt dat het onderdeel van de verklaring van verdachte dat hij de onderhavige fiets had geleend van ene [betrokkene 2] geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel, integendeel door [betrokkene 2] wordt bestreden, en dit onderdeel van verdachtes verklaring evenmin anderszins aannemelijk is geworden, zodat het hof dit onderdeel van de verklaring van verdachte ter zijde stelt.
Nu de verdachte heeft verklaard dat hij de onderhavige damesfiets heeft geleend van iemand van wie hij niet weet waar deze woonachtig is, terwijl hij voorts heeft verklaard dat op die damesfiets geen origineel slot zat en verdachte kennelijk geen nadere vragen heeft gesteld over de herkomst van deze damesfiets treft hem schuldverwijt terzake van de omstandigheid dat deze damesfiets, die hij voorhanden heeft gekregen van misdrijf afkomstig was, hetgeen metterdaad het geval is gebleken te zijn."
3.5. Het hof heeft in de bewijsoverweging de omstandigheden aangegeven waaruit het hof heeft afgeleid dat in casu van schuldheling sprake is:
- verdachte heeft een fiets heeft geleend waar geen origineel slot op aanwezig was(1);
- deze fiets heeft hij geleend van iemand die dat uitlenen van de fiets ontkent; en
- verdachte heeft kennelijk geen andere vragen aan de uitlener gesteld over de herkomst van de fiets.
Kennelijk heeft het hof met de opmerking dat verdachte niet weet waar de uitlener woont, tot uitdrukking willen brengen deze uitlener aan verdachte overigens onbekend was.
3.7. De door het hof aangegeven omstandigheden kunnen voldoende zijn om tot een bewezenverklaring van schuldheling te kunnen komen.(2) 's Hofs oordeel, erop neerkomende dat een persoon die iets leent van een onbekende en geen nader onderzoek instelt terwijl dat wel op zijn weg had gelegen, zich schuldig kan maken aan schuldheling, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip "schuldheling".(3) In zoverre faalt het middel.
3.8. Ambtshalve wijs ik evenwel nog op het volgende. In zijn nadere bewijsoverweging heeft het hof overwogen dat het deel van de verklaring van verdachte dat hij de fiets had geleend van [betrokkene 2] geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel. Kennelijk is het ontbreken van deze steun voor het hof redengevend geweest voor de bewezenverklaring. Maar dit gegeven vindt geen steun in een van de gebezigde bewijsmiddelen, noch heeft het hof aangeduid aan welk wettig bewijsmiddel het dit gegeven heeft ontleend.(4) Daarom is de bewezenverklaring ontoereikend met redenen omkleed.
4. Het middel is tevergeefs voorgesteld. Vernietiging dient evenwel naar mijn mening te volgen op de ambtshalve aangewezen grond.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, voor zover de verdachte daarbij is veroordeeld, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Kennelijk zat er wel een ander slot bij de fiets, nu verdachte blijkens zijn verklaring ter terechtzitting van het hof heeft verklaard niet over het sleuteltje van dat slot te beschikken.
2 Hoewel de omstandigheid dat de fiets geen origineel fabrieksslot heeft, mij op het eerste gezicht niet aanspreekt. Ik moge erop wijzen dat de aangifte rept over een "kabelslot van een fietsslot". Dat lijkt mij ook niet het originele slot. Wellicht zou ook aangeefster, als zij die dag op haar fiets door Amsterdam had gefietst, staande zijn gehouden. De verbalisanten weten kennelijk ambtshalve dat dit soort fietsen alleen maar worden verkocht met een van fabriekswege aangebracht ringslot en dat, als dat slot ontbreekt, dergelijke fietsen vaak gestolen zijn.
3 HR 17 december 2002, LJN AF0625; HR 13 mei 2003, NJ 2003, 460.
4 HR 24 juni 2003, NJ 2004, 165; HR 23 september 2003, NJ 2004, 166; HR 23 oktober 2007, LJN BA5851.
Uitspraak 08‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Schuldheling. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan, met name niet vzv. de bewezenverklaring inhoudt dat verdachte t.t.v. het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
8 april 2008
Strafkamer
nr. 00071/07
SM/RR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam Enkelvoudige Kamer, van 21 augustus 2006, nummer 23/001025-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politerechter in de Rechtbank te Amsterdam van 3 maart 2006 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 2 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van "schuldheling" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de ter zake van het onder 2 tenlastegelegde gegeven vrijspraak - is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. J.W. Soeteman en mr. K.P.C.M. Gimbrère, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest, voor zover de verdachte daarbij is veroordeeld, zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt over de bewezenverklaring en de bewijsvoering van feit 1.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 12 december 2005 te Amsterdam een fiets, merk Locomotief, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
3.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Tussen donderdag 16 juni 2005 te 10.30 uur en donderdag 16 juni 2005 te 13.30 uur werd aan de [a-straat 1], [postcode] [plaats] weggenomen ondervermelde damesfiets.
Ik ben eigenaar van genoemde fiets. Op eerstgenoemde dag, datum en tijdstip heb ik mijn fiets geplaatst op genoemde locatie. Mijn fiets was terdege afgesloten door middel van een kabelslot van een fietsslot.
Toen ik op laatst genoemde dag, datum en tijdstip mijn fiets wilde gebruiken, zag ik dat mijn fiets door onbekende(n) was weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage goederen
Gestolen goed
Categorie omschrijving: Vervoermiddel
Object: Fiets (Damesfiets)
Merk/type: Locomotief Spirit Fashion
Kleur: Rood
Land: Nederland
Registratienummer: [001]
Bijzonderheden: Rood/zilver met fietstassen, kleur zwart
Eigenaar: [betrokkene 1]."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op maandag 12 december 2005 bevonden wij ons op de openbare weg 1e Constantijn Huygensstraat ter hoogte van perceel 80 te Amsterdam.
Aldaar zagen wij aan de overzijde van de straat een manspersoon fietsen op een damesfiets. Wij, verbalisanten, zagen dat deze fiets niet voorzien was van een fabriekswege aangebracht ringslot. Ambtshalve is ons, verbalisanten, bekend dat dit soort fietsen, indien niet voorzien van een dergelijk ringslot, vaak gestolen zijn. Daarop zijn wij, verbalisanten, de persoon achterna gegaan en hebben de persoon staande gehouden.
Wij, verbalisanten, zagen een framenummer op de fiets en hebben deze door de ter politie beschikbare opsporingssystemen laten controleren.
Hieruit bleek dat de fiets als gestolen gesignaleerd stond. Op maandag 12 december 2005 hebben wij de verdachte aangehouden ter zake heling."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"[verdachte] verklaart ten aanzien van het bij hem inbeslaggenomen goed
Categorie omschrijving: Vervoermiddel
Object: Fiets (Damesfiets)
Merk/type: Locomotief Spirit Fashion
Kleur: Rood
Land: Nederland
Registratienummer: [001]
Bijzonderheden: Rood/zilver met fietstassen, kleur zwart
als houder daarvan afstand te doen."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb vandaag van iemand, van wie ik niet weet waar hij woont, een damesfiets geleend. Die damesfiets stond bij Praxis aan de Trompenburgerstraat (te Amsterdam, naar het hof begrijpt)."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik heb geen fiets aan [verdachte] uitgeleend, ik heb helemaal geen fiets."
f. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik had de fietssleutel niet van de damesfiets, die ik op 12 december 2005 aan de Trompenburgerstraat te Amsterdam heb meegenomen. Een origineel slot, waar de politie het over had, zat er niet op."
3.3.2. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Het hof overweegt dat het onderdeel van de verklaring van verdachte dat hij de onderhavige fiets had geleend van ene [betrokkene 2] geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel, integendeel door [betrokkene 2] wordt bestreden, en dit onderdeel van verdachtes verklaring evenmin anderszins aannemelijk is geworden, zodat het hof dit onderdeel van de verklaring van verdachte ter zijde stelt. Nu de verdachte heeft verklaard dat hij de onderhavige damesfiets heeft geleend van iemand van wie hij niet weet waar deze woonachtig is, terwijl hij voorts heeft verklaard dat op die damesfiets geen origineel slot zat en verdachte kennelijk geen nadere vragen heeft gesteld over de herkomst van deze damesfiets treft hem schuldverwijt terzake van de omstandigheid dat deze damesfiets, die hij voorhanden heeft gekregen van misdrijf afkomstig was, hetgeen metterdaad het geval is gebleken te zijn."
3.4. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan, met name niet voor zover de bewezenverklaring inhoudt dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.5. Voor zover het middel hiervoor klaagt, is het terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak wat betreft het onder 1 tenlastegelegde op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 8 april 2008.
Beroepschrift 30‑05‑2007
Hoge Raad
der
Nederlanden
SCHRIFTUUR VAN CASSATIE
(griffienummer: 00071/07)
Inzake: [verdachte], rekwirant tot cassatie van het hem betreffende arrest van het gerechtshof te Amsterdam, gewezen op 21 augustus 2006 onder rolnummer 23-001025-06
Inleidende opmerking
De ondergetekende raadsman Soeteman heeft rekwirant zowel in eerste als in tweede aanleg bijgestaan als raadsman, waardoor hij het niet geheel volledig zijnde cassatiedossier heeft aangevuld met de reeds in zijn bezit zijnde stukken.
Cassatiemiddel
Het recht is geschonden en/of vormen zijn verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid met zich brengt. In het bijzonder zijn de artikelen 348, 349, 350, 359 en 415 van het wetboek van Strafvordering (SV) geschonden nu het Hof bij zijn bewijsbeslissing is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting van het begrip ‘schuldheling’ of van het bestanddeel dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, althans dat de bewezenverklaring van het hof inzake het onder 1 primair bewezengeachte niet door redengevende bewijsmiddelen wordt onderbouwd en derhalve niet tot een veroordeling had kunnen leiden.
Toelichting
Bij vonnis d.d. 3 maart 2006 is rekwirant door de politierechter van de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van het hem onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Tegen deze beslissing is het openbaar ministerie in hoger beroep gegaan. Ter onderbouwing stelt de officier van justitie in zijn memorie van hoger beroep het volgende:
‘Ik stel me op het standpunt dat de schuldheling van de fiets wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat door verbalisanten op 12 december 2005 werd waargenomen dat verdachte reed op een damesfiets, voorzien van fietstassen, en dat het door de fabrikant aangebrachte ringslot ontbrak. Verdachte is hierop staande gehouden, waarna bleek dat de fiets in de beschikbare politiesystemen als gestolen gesignaleerd stond.’
Op 21 augustus 2006 heeft het hoger beroep gediend voor de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal, in afwijking van het standpunt van de officier van justitie, vrijspraak gevorderd terzake het feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Desondanks heeft het hof gemeend dat rekwirant voor de ten laste gelegde schuldheling, veroordeeld kan worden.
Het hof heeft bewezenverklaard dat rekwirant,
‘op 12 december 2005 te Amsterdam een fiets, merk Locomotief, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;’
Het hof heeft hieromtrent het volgende overwogen:
‘Nu de verdachte heeft verklaard dat hij de onderhavige damesfiets heeft geleend van iemand van wie hij niet weet waar deze woonachtig is, terwijl hij voorts heeft verklaard dat op die damesfiets geen origineel slot zat en verdachte kennelijk geen nadere vragen heeft gesteld over de herkomst van deze damesfiets treft hem schuldverwijt terzake van de omstandigheid dat deze damesfiets, die hij voorhanden heeft gekregen van misdrijf afkomstig was, hetgeen metterdaad het geval is gebleken te zijn.’
Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen in samenhang met de hierboven weergegeven bewijsoverweging kan niet worden afgeleid dat de rekwirant het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Art. 417bis lid 1 sub a Sr. stelt — voor zover in casu relevant — dat als schuldig aan schuldheling wordt gestraft hij die een goed voorhanden heeft terwijl hij ten tijde van de voorhanden verkrijging redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Hiervan is sprake indien de pleger handelt met ‘grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid’1.. De situatie die tot dit arrest uit 1985 luidde was aldus, dat er sprake was van een man die een caravan kocht van twee hem onbekende zigeuners, waarbij de koper eerst had gezegd de caravan niet van hen te willen kopen als er geen geldige papieren bij zaten, maar later de caravan toch kocht terwijl deze personen niet in het bezit waren van bij de caravan behorende papieren, zoals een registratie.
In de dissertatie ‘Heling getoetst’ (1999, p. 319–320) leidt C.D. Schaap uit de jurisprudentie af dat voor schuldheling
‘in algemene zin voldoende [is] dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de handeling een door misdrijf verkregen goed betrof. Dit brengt het min of meer grove of aanmerkelijke onvoorzichtig handelen ten aanzien van de herkomst van een goed tot uitdrukking. (…) Het moet aan verdachtes grove schuld, namelijk het nalaten van onderzoek dat hij had behoren in te stellen, te wijten zijn, dat hij niet begrepen heeft dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. (…) De Hoge Raad is met betrekking tot de vereisten duidelijk:
- 1—
in het algemeen dient men zich rekenschap te geven omtrent de herkomst van het goed;
- 2—
in het algemeen dient men zich rekenschap te geven omtrent de betrouwbaarheid van de persoon van wie men verkrijgt;
- 3—
bij twijfel in concreto dient men nader onderzoek in te stellen, dan wel zich te onthouden van de gedraging.’
In een arrest uit 20032. liet uw Raad een arrest van het gerechtshof in stand waarbij een man voor (onder meer) schuldheling werd veroordeeld, aangezien hij bij de aankoop van een laptop-computer op het Waterlooplein te Amsterdam een aantal bankpasjes had aangetroffen op een ongebruikelijke plaats, namelijk onderin het kastje van de laptop, waarna hij naliet om direct een nader onderzoek in te stellen naar de herkomst van de pasjes.
In de onderhavige kwestie werd rekwirant van cassatie gebeld dat hij bij school moest langskomen om papieren af te geven. Omdat deze stukken thuis lagen besloot rekwirant een bekende van hem te bellen, die op dat moment op korte afstand van rekwirant van cassatie aan het werk was, met het verzoek om diens fiets te lenen. Rekwirant van cassatie was aldus bekend met:
- I.
De naam van deze persoon, die hij kort daarvoor nog had gezien.
- II.
Het telefoonnummer van de persoon.
- III.
De locatie van het werk van de persoon.
Het enkele feit dat de fiets niet voorzien was van een origineel slot en dat rekwirant deze fiets heeft geleend van iemand van wie hij niet weet waar deze woont — naar het Hof kennelijk bedoelt, van iemand met een twijfelachtige status — rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat rekwirant redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door enig misdrijf verkregen goed betrof, te meer daar zich wel een slot op de fiets bevond.
De fiets vertoonde voorts geen enkel spoor van braak. Bovendien heeft rekwirant verklaard dat hij wél wist dat de ‘eigenaar/bezitter’ van de fiets, een bekende persoon uit de buurt, werkzaam was bij de Praxis in de Trompenburgstraat en dat, toen hij aankwam bij de Praxis, zag dat de fiets voorzien was van een motorslot. Bovendien was rekwirant van cassatie niet bekend met een eventuele onbetrouwbaarheid van deze persoon, hetgeen een reden zou kunnen zijn extra voorzichtig te zijn.
Gelet op deze omstandigheden was geen aanleiding tot twijfel in concreto omtrent de herkomst van het goed en de betrouwbaarheid van de persoon van wie rekwirant heeft verkregen. Er was dan ook geen enkele reden tot nader onderzoek dan wel tot het onthouden van de gedraging, te weten het daadwerkelijk lenen van de fiets. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan dan ook niet worden afgeleid dat rekwirant met de voor schuldheling vereiste grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld, nu uit deze bewijsmiddelen niet kan blijken dat rekwirant de fiets heeft geleend onder omstandigheden en op voorwaarden die ertoe noopten een bijzonder voorzichtigheid in acht te nemen, dan wel op nader onderzoek uit te gaan.
De veroordeling voor het tenlastegelegde onder feit 1 primair is derhalve ten onrechte, althans op onjuiste gronden, althans onvoldoende gemotiveerd.
Deze cassatieschriftuur wordt ondertekend en in vijfvoud ingediend door mr. J.W. Soeteman en mr. K.P.C.M. Gimbrère, beiden advocaat te Amsterdam en kantoorhoudend aan de Emmalaan 23 te (1075 AT) Amsterdam, die verklaren tot de indiening en ondertekening door rekwirant van cassatie bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Amsterdam, 30 mei 2007
J.W. Soeteman
K.P.C.M. Gimbrère
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 30‑05‑2007
HR 13 mei 2003, NJ 2003, 460.