HR, 11-12-2007, nr. 00556/07
ECLI:NL:PHR:2007:BB7127
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11-12-2007
- Zaaknummer
00556/07
- LJN
BB7127
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2007:BB7127, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑12‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BB7127
ECLI:NL:PHR:2007:BB7127, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BB7127
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑12‑2007
Inhoudsindicatie
1. Geurproef als bewijs. 2. Vordering bp in appel, art. 421.2 Sv. Ad 1. De bewezenverklaring dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van een trekker met oplegger (feit 3) kan, gelet op de gronden vermeld in de conclusie AG (inhoudend dat ’s Hofs antwoord op het verweer dat de uitgevoerde geurproef onbetrouwbaar is ontoereikend is) niet zonder meer uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Ad 2. HR ambtshalve: de vordering bp is door de rb toegewezen tot een bedrag van € 11.935,-. Ex art. 421.2 Sv duurt de voeging in 1e aanleg van rechtswege voort in appel vzv. de gevorderde schadevergoeding is toegewezen. De bestreden uitspraak houdt in strijd met art. 335 en 361.4 i.v.m. 415 Sv niet een beslissing in over de vordering bp.
11 december 2007
Strafkamer
nr. 00556/07
KM/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 6 januari 2006, nummer 21/001533-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 maart 2005 — voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen — de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 2 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1., 3., 4. en 5. telkens opleverende "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" en 7. "deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven" en 8. "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T.P. Klaassen, advocaat te Helden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over de feiten 3 en 5, de sanctieoplegging en het verzuim te beslissen op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], en tot terugwijzing van de strafzaak naar het gerechtshof te Arnhem teneinde met inachtneming van 's Hogen Raads arrest opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 3 niet kan worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op of omstreeks 15 mei 2004 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het bedrijfsterrein aan de Konstruktieweg heeft weggenomen een trekker met oplegger en rollen alluminium, respectievelijk geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak."
3.3. Aangezien deze bewezenverklaring, voor zover bewezen is verklaard dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van een trekker met oplegger op de gronden onder de nummers 4.1 t/m 4.8 vermeld in de aan dit arrest gehechte conclusie van de Advocaat-Generaal, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4. Het middel slaagt derhalve.
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1. Het middel houdt in dat de bewezenverklaring van feit 5 niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen.
4.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 5 bewezenverklaard dat:
"hij in of omstreeks het weekend van 12-14 juni 2004 te Elsloo, gemeente Stein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf het Business Park Stein heeft weggenomen een trailer en 18750, althans een hoeveelheid flessen wijn, respectievelijk geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak."
4.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie zijn weergegeven onder 6.1, nrs 28 – 41.
4.3. Aangezien deze bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de bewezenverklaarde trailer en wijn niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel slaagt.
5. Beoordeling van het vijfde middel
5.1. Het middel houdt in dat het onder 7 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
5.2. Ten laste van de verdachte is onder 7 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2003 tot en met 05 juli 2004 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of door middel van braak of verbreking of een valse sleutel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van trekkers, opleggers, vrachtauto’s met daarbij behorende inhoud, welke geheel of ten dele toebehoorden aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)."
5.3. Het Hof heeft de bewijsmiddelen voor zover gebezigd voor het bewijs van het onder 5 bewezenverklaarde tevens doen strekken tot bewijs van het onder 7 bewezenverklaarde. Nu de Hoge Raad hiervoor onder 4 heeft overwogen dat die bewijsvoering met betrekking tot het onder 5 bewezenverklaarde ontoereikend is, geldt in zoverre hetzelfde met betrekking tot het onder 7 bewezenverklaarde. Het middel is terecht voorgesteld.
6. Beoordeling van het eerste, het derde en het zesde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
7. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
7.1. De aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding houden in dat [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het onderhavige strafproces heeft gevoegd en dat haar vordering tot schadevergoeding door de Rechtbank bij vonnis van 21 maart 2005 is toegewezen tot een bedrag van € 11.935,—.
7.2. Ingevolge art. 421, tweede lid, Sv duurt de voeging die in eerste aanleg heeft plaatsgehad, van rechtswege voort in hoger beroep voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen.
7.3. De bestreden uitspraak houdt in strijd met de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv, niet een met redenen omklede beslissing in over de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad zal de uitspraak ook in zoverre vernietigen.
8. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 6 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het vijfde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
9. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3, 5 en 7 tenlastegelegde en de strafoplegging en voor zover geen beslissing is opgenomen over de vordering van de benadeelde partij;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 11 december 2007.
Conclusie 11‑12‑2007
Inhoudsindicatie
1. Geurproef als bewijs. 2. Vordering bp in appel, art. 421.2 Sv. Ad 1. De bewezenverklaring dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van een trekker met oplegger (feit 3) kan, gelet op de gronden vermeld in de conclusie AG (inhoudend dat ’s Hofs antwoord op het verweer dat de uitgevoerde geurproef onbetrouwbaar is ontoereikend is) niet zonder meer uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Ad 2. HR ambtshalve: de vordering bp is door de rb toegewezen tot een bedrag van € 11.935,-. Ex art. 421.2 Sv duurt de voeging in 1e aanleg van rechtswege voort in appel vzv. de gevorderde schadevergoeding is toegewezen. De bestreden uitspraak houdt in strijd met art. 335 en 361.4 i.v.m. 415 Sv niet een beslissing in over de vordering bp.
Nr. 00556/07
Mr. Machielse
Zitting 9 oktober 2007
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft verdachte op 6 januari 2006 voor 1, 3, 4 en 5 telkens: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak: 7. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en 8. Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden. Voorts heeft het hof een geldbedrag verbeurd verklaard.
2. Verdachte heeft cassatie ingesteld en Mr. ing. T.P. Klaassen, advocaat te Heiden, heeft een schriftuur ingezonden, houdende zes middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel klaagt over het bewijs van feit 1. Het hof heeft gebruikgemaakt van gegevens van een handpalmspoor en interpretaties daarvan door de politie en OM, maar volgens de steller van het middel is het bewijs ontoereikend.
Onder 1 heeft het hof bewezenverklaard dat
"hij op of omstreeks 12 juli 2003 in de gemeente Marum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het bedrijfsterrein aan de Transportweg heeft weggenomen een trekker, een oplegger, alluminium wasplaten, geheel of ten dele toebehorende aan het transportbedijf [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak."
De aanvulling van het verkort arrest houdt met betrekking tot dit feit het volgende in:
"Door het hof gebezigde bewijsmiddelen
Voor een globale indruk van deze strafzaak en ten einde de hierna genoemde bewijsmiddelen te kunnen "plaatsen" kan als inleiding dienen:
Sedert begin maart 2004 werd een opsporingsonderzoek uitgevoerd naar aanleiding van landelijk gepleegde diefstallen van vrachtauto's en ladingen aluminium en andere goederen gepleegd door een groepering daders afkomstig uit de regio Zuid Limburg.
Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de regiopolitie Limburg-Noord is informatie binnengekomen dat meerder personen zich bezighouden met het plegen van diefstallen.
Op verschillende data en onafhankelijk van elkaar is informatie binnengekomen dat [medeverdachte 1], de broers [verdachte] en [medeverdachte 2], de broers [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zich bezighouden met ladingdiefstallen. [Medeverdachte 1] zou in het bezit zijn van een trekker die bij de ladingdiefstallen wordt gebruikt. Genoemde [medeverdachte 1] zou ook een loods bezitten waarin de gestolen goederen worden opgeslagen. Genoemde personen maken voor opslaan van deze, van misdrijf afkomstige, goederen gebruik van opslagplaatsen. Het zouden verschillende loodsen op verschillende locaties betreffen.
Ten aanzien van het onder 1 en 7 bewezenverklaarde:
1. het op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakte overzichtsproces-verbaal door [verbalisant 1], projectrechercheur A van politie, en gesloten op 14 september 2004 (zakendossier 001, pagina 736 tot en met 746), inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Op zondag 13 juli 2003 werd aangifte gedaan door [benadeelde partij 8], geboren op [geboortedatum] 1942, p/a [vestigingsplaats], [a-straat 1]. Hij deed als eigenaar van transportbedrijf [benadeelde partij 1], gevestigd [a-straat 1] te [vestigingsplaats], aangifte van diefstal van een trekker en oplegger vanaf het bij dit bedrijf behorende bedrijfsterrein, gepleegd in de periode tussen zaterdag 12 juli 2003 te 21.30 uur en zondag 13 juli 2003 te 17.00 uur. Het betreffende terrein was middels een hek afgesloten. Het slot van dit hek werd door de dader(s) vernield.
Vanaf dit bedrijfsterrein werd een oplegger, merk Vogelzang, kenteken [AA-00-BB] en beladen met 27.000 kg aluminium ter waarde van circa € 35.000,-, weggenomen. Door de dader(s) werd deze oplegger van een trekker ontkoppeld. Van deze trekker, merk DAF, kenteken [CC-DD-00], waren de sloten en de stuurkolom vernield, terwijl de bedrading was doorverbonden. Vermoedelijk is het de dader(s) niet gelukt om deze trekker te starten. Vanaf dit bedrijfsterrein werd wel een andere trekker, merk M.A.N., kenteken [EE-FF-00], weggenomen. Vermoedelijk werd met behulp van deze trekker de gestolen oplegger weggereden. De trekker is rood met geel van kleur. De trekker is op de beide portieren voorzien van de tekst "[benadeelde partij 1]" De oplegger was voorzien van het opschrift "[...]" in groene letters op een wit dekzeil.
De lading van de oplegger bestond uit 3 aluminium walsplaten, respectievelijk voorzien van serienummer [0001], [0002] en [0003]. Deze platen waren tevens voorzien van een logo van de firma [bedrijf A].
Van een andere op dit bedrijfsterrein staande vrachtauto waren de achterdeuren geopend. Van de lading was een doos geopend, waaruit enkele koeken waren weggenomen.
Aangever [benadeelde partij 8] verklaarde voorts, dat hij op zaterdag 12 juli 2003, omstreeks 21.30 uur, samen met zijn vrouw nog bij het bedrijf was geweest. Op dat moment had links naast het toegangshek naar het bedrijf een Mercedes-personenauto gestaan. In deze auto zaten 2 mannen, terwijl een 3e man tegen die auto leunde. Deze man was vervolgens in die Mercedes gestapt, waarna deze auto was weggereden. Het kenteken van deze Mercedes begon volgens aangever met de combinatie [GG-00-..] De auto met de personen stond ongeveer 25 meter verwijderd van het opslagterrein. Aangever zag ook nog dat het toegangshek tot het opslagterrein dicht was. Het opslagterrein is van het garage en kantorencomplex gescheiden door middel van de Distributieweg. [Benadeelde partij 8] kon geen signalement van de personen geven.
De ontvreemde oplegger, kenteken [AA-00-BB], werd op woensdag 30 juli 2003 teruggevonden op het Transportcentrum te Beugen, gelegen aan de doorgaande weg richting Boxmeer. De lading aluminium bleek uit de oplegger weggenomen te zijn. Deze oplegger werd aangetroffen door getuige [getuige 1] en werd naderhand aan de rechtmatige eigenaar teruggegeven. Aan de oplegger werden geen relevante sporen aangetroffen. Uit een gehouden buurtonderzoek kwam naar voren, dat buurtbewoners deze oplegger al gedurende langere tijd op het Transoportcentrum te Beugen hadden zien staan, waarbij mogelijk zelfs de datum van 13 juli 2003 werd genoemd.
De gestolen trekker, merk M.A.N., kenteken [EE-FF-00], werd op 23 oktober 2003 teruggevonden op een parkeerterrein bij wegrestaurant "[B]", Op de Baan 11 te Nieuwstadt, gem. Susteren (L). Het voertuig was afgesloten en vertoonde geen braakschade. De originele kentekenplaten waren verwijderd. De trekker bleek aan de voorzijde namelijk te zijn voorzien van het Duitse kenteken [duits kenteken 1] en aan de achterzijde van het kenteken [duits kenteken 2] (groene letters/cijfers).
De gestolen trekker (merk M.A.N., kenteken [CC-DD-00]) was op het moment van aantreffen voorzien van 2 Duitse kentekenplaten met daarop verschillende kenteken combinaties, te weten [duits kenteken 1] en [duits kenteken 2]. Uit een nader onderzoek is naar voren gekomen, dat deze kentekenplaten in de periode van 22 augustus 2003 te 17.00 uur tot 25 augustus 2003 te 09.00 uur werden ontvreemd vanaf een trekker en een aanhangwagen, staande op een industriegebied te Straelen-Herongen (Duitsland).
Door de technische recherche van de regiopolitie Groningen werd een sporenonderzoek ingesteld in/aan de trekker, merk DAF, kenteken [CC-DD-00]. Daarbij werd in deze trekker een plastic tas aangetroffen, inhoudende een schroevendraaier en een broek. De broek en de schroevendraaier werden ten behoeve van een eventuele sorteerproef veiliggesteld. Voorts werd op de buitenzijde van het linkerportier een handpalmafdruk veiliggesteld en werden op de voorzijde van deze trekker twee fragmenten van schoensporen aangetroffen. Tevens werd in een andere geopende trailer een schoenspoor aangetroffen en veiliggesteld. Het proces-verbaal van technisch onderzoek en het proces-verbaal inzake de afname van geur zijn hierbij gevoegd.
De hierboven genoemde witte plastic tas was voorzien van de tekst "[C]" met daaronder onder meer de tekst "[...]" Deze tas met inhoud behoorde niet toe aan de dagelijkse chauffeur van deze vrachtauto, genaamd [betrokkene 1] en is vermoedelijk door de dader(s) van de diefstal achtergelaten. (De laatste tien woorden bevatten een conclusie die het hof tot de zijne maakt).
2. het ( als dossierpagina 752 tot en met 754 van zakendossier 001 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 2], brigadier van politie, op 13 juli 2003
in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onder nummer PL015A/03-651153, voor zover inhoudende de aangifte van [benadeelde partij 8] -zakelijk weergegeven-:
Ik doe aangifte van inbraak. Ik ben de directeur van een transportbedrijf [benadeelde partij 1] en eigenaar van de weggenomen goederen. Tussen zaterdag 12 juli 2003 te 21.30 uur en zondag 13 juli 2003 te 17.00 uur heeft men van het bedrijfsterrein diverse goederen weggenomen. Op zaterdag 12 juli 2003 te 21.30 uur ben ik nog bij het bedrijf geweest. Wat toen opviel was dat nabij het bedrijf een Mercedes stond met en drietal personen erin. Het kenteken was [GG-00-..].
Al onze vrachtauto's en opleggers staan op een terrein wat door middel van een hek is afgesloten. Vanmiddag (het hof begrijpt 13 juli 2003) omstreeks 17.00 uur was ik weer op de zaak. Ik zag dat het toegangshek volledig verbroken was. Het slot aan de linkerzijde was volledig vernield. Ik zag dat van de oplegger met kenteken [JJ-KK-00] met daarvoor een vrachtauto van het merk Scania, de achterdeuren open waren gedaan. Aan de linkerzijde van het terrein stond een vrachtauto van het merk M.A.N. met kenteken [EE-FF-00]. Deze is weggenomen. Kennelijk heeft men deze vrachtauto gebruikt om de oplegger mee te nemen want er is ook en oplegger weggenomen. Dit betreft oplegger 02. Deze was geladen met ongeveer 27 ton aluminium. Deze oplegger stond achter een vrachtauto van het merk DAF, voorzien van het kenteken [CC-DD-00]. Onderzoek wees uit dat hiervan de sloten geforceerd waren.
3. het ( als dossierpagina 755 tot en met 758 van zakendossier 001 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 3], hoofdagent van politie, op 14 juli 2003 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het ingestelde onderzoek rond [a-straat 1] te [vestigingsplaats] in verband met diefstal van vrachtwagens -zakelijk weergegeven-:
Ingesteld onderzoek ter hoogte van perceel [a-straat 1] te [vestigingsplaats] in verband met diefstal van een vrachtwagen. Benadeelde: [benadeelde partij 8], [a-straat 1] te [vestigingsplaats]. Naar aanleiding van een diefstal van en vrachtwagen met oplegger inhoudende een lading aluminium kon blijken dat op en afgesloten terrein een vrachtwagen was opengebroken. De stuurkolom werd vernield. Kennelijk was het niet gelukt de vrachtwagen weg te nemen daar de vrachtwagen op het stuurslot stond. Men heeft de vrachtwagen afgekoppeld van de trailer en vooruitgereden, daarna is de andere vrachtwagen opengebroken en is de trailer met aluminium daar weer aangekoppeld en is de combinatie weggenomen. Daarna werd de vrachtwagen weer achteruit gereden en op dezelfde plaats teruggezet.
Door mij werd in de teruggezette vrachtwagen een plastic tas aangetroffen inhoudende een schroevendraaier en een broek. Deze goederen werden als sorteermateriaal veiliggesteld. De plastic zak werd onderzocht op dactyloscopische sporen. Hierbij werden twee bruikbare sporen aangetroffen.
Aan de buitenzijde van de vrachtwagen werd op de linkerportier een handpalm veiliggesteld. Tevens werden meerdere op het terrein aanwezige trailers geopend. Op een door in één van de trailers werd een schoenspoor aangetroffen en veiliggesteld.
4. het ( als dossierpagina 766 tot en met 776 van zakendossier 001 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 4], brigadier van politie, op 11 augustus 2003 in de wettelijke vorm opgemaakte overzichtsproces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Naar aanleiding van de gepleegde diefstal te Marum op zaterdag 12 juli 2003 van en truck met oplegger beladen met 27 ton aluminium, werd een onderzoek ingesteld. Op zondag 13 juli 2003 werd door [benadeelde partij 8] aangifte gedaan van diefstal van een truck met oplegger van zijn bedrijfsterrein beladen met 27 ton aluminium.
Op vrijdag 11 juli 2003 omstreeks 15.00 uur is het bedrijfsparkeerterrein van de firma [benadeelde partij 7] afgesloten middels een cilinderslot.
Op zaterdag 12 juli 2003 tussen 21.30 uur en 21.50 uur reed aangever ter controle langs zijn kantoorgebouw en bedrijfsparkeerterrein en zag dat er voor de kleine loods aan mercedes-personenauto stond. Hij zag dat in die auto twee mannen zaten en dat een andere man naast de auto stond. Hij wist zich een deel van het kenteken te herinneren, namelijk [GG-00-..].
Op13 juli 2003 omstreeks 17.00 uur kwam [benadeelde partij 8] wederom bij genoemd bedrijfsparkeerterrein en zag dat het slot van het toegangshek was geforceerd. Ook zag hij dat het hek was vernield. Hij zag dat deuren van opleggers waren geopend. Hij zag dat en oplegger met 29 ton aluminium was weggenomen. Hij zag dat de bijbehorende truck nog op z'n plaats stond. De sloten van de truck waren geforceerd, de stuurkolom was vernield en de bedrading van het contactslot was doorverbonden. In de truck lag en witte plastic draagtas inhoudende een housebroek en een schroevendraaier. Op de witte draagtas stond in zwarte letters "[C], [...]".
Omdat de Daftruck gekentekend [CC-DD-00] is beveiligd tegen diefstal kon de motor slechts stationair draaien. Hierdoor kon met de truck middels stationair toerental een stuk rechtuit, vooruit gereden worden waarna de inmiddels afgekoppelde oplegger met aluminium aan een andere truck kon worden gekoppeld en worden weggereden. Na de diefstal van de MAN-truck met oplegger beladen met aluminium is de Daftruck weer rechtuit achteruit op zijn plaats teruggereden en achtergelaten. De in de Daftruck aangetroffen witte plastic draagtas met het opschrift van [C, ...] is veiliggesteld en de aangetroffen housebroek en schoevendraaier zijn door de technische recherche onderzocht op vinger- en DNA-sporen. Blijkens informatie van de technische recherche van de regiopolitie Groningen is de schroevendraaier als sorteermateriaal bemonsterd op geur en tactisch te gebruiken. Op de witte plastic draagtas zijn twee vingersporen aangetroffen en veiliggesteld.
Op zaterdag 12 juli (het hof begrijpt: 2003) werd [verbalisant 5], hoofdagent van politie, benaderd door [getuige 2] en [getuige 3], beiden wonende te [woonplaats] aan de [c-straat 1], met betrekking tot een vreemde situatie die zij hadden opgemerkt in de omgeving van de Transportweg te Marum. Zij hadden die middag op de Parallelweg te Marum, nabij de firma [D] (gevestigd in een bedrijfspand op een afstand van ongeveer vijftig meter van het transportbedrijf van [benadeelde partij 8]) een Mercedes-personenauto gekentekend [GG-00-HH], met daarin drie mannen vanaf de Industrieweg te Marum in hun richting zien rijden. Zij zagen dat de bestuurder een dik en bol gezicht had en een witte pet droeg. [Getuige 3] zag tevens dat de bestuurder een bril met een zilverkleurig montuur droeg. In de auto zaten nog twee ongeveer dertigjarige mannen. Zij zagen tevens dat bij het hek van de firma [D] een rode volkswagen Golf, met draaiende motor geparkeerd stond. Ze zagen dat in de auto en ongeveer dertigjarige man zat.
[Getuige 2] en [getuige 3] zagen de Mercedes gekentekend [GG-00-HH] met alleen de bestuurder korte tijd later rijden aan de Noorderringweg te Marum. Ze troffen de Mercedes gekentekend [GG-00-HH] geparkeerd aan op een soort bospad gelegen bij de kruising Parallelweg en de Zethuisterweg te Marum. Ze zagen dat de kofferbak van die Mercedes geopend was en dat er drie mannen naast de auto stonden. Ze zagen dat één van de drie mannen een grijze vuilniszak uit de kofferbak van de auto tilde.
Op 16 juli 2003 verklaarde [getuige 4], wonende te [woonplaats], dat hij op 14 juli 2003 had gehoord dat er tussen 11 juli 2003 en 13 juli 2003 een truck met oplegger beladen met aluminium was weggenomen bij de firma [benadeelde partij 7] te [vestigingsplaats]. Hij had de weggenomen truck met oplegger respectievelijk gekentekend [EE-FF-00] en [AA-00-BB] op zaterdag 12 juli 2003 omstreeks 21.40 uur zien rijden bij het verkeersplein Joure. [Getuige 4] herkende de combinatie aan de truck met de hoge rode cabine met gele bies en de oplegger met de kleuren groen met wit doek en het opschrift "[...]". [Getuige 4] vond dat vreemd omdat de firma [benadeelde partij 7] normaliter nooit op zaterdagavond reed. Naar aanleiding van het aantreffen van de mercedes-personenauto gekentekend [GG-00-HH] is nader onderzoek ingesteld. Blijkens informatie met betrekking tot de tenaamstelling bij de rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam is de auto in korte tijd diverse keren van tenaamstelling veranderd, te weten:
08 juli 2003 - [medeverdachte 5]
18 juli 2003 - [medeverdachte 6];
Uit onderzoek is gebleken dat de laatst tenaamgestelde persoon [medeverdachte 6], voluit genaamd:
[Medeverdachte 6], geboren op [geboortedatum] 1975, te [geboorteplaats], zonder vaste woon of verblijfplaats staat geregistreerd op het adres [d-straat 1] te [woonplaats]. Genoemd adres betreft het centrum voor alcohol en drugs en wordt gebruikt door katvangers.
Op 28 juli 2003 werd mij bekend dat [getuige 5], inspecteur van politie, op 23 juli 2003 te 17.05 uur, bijna van de weg werd gereden door de bestuurder van een personenauto gekentekend [GG-00-HH]. Als bestuurder had hij herkend [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] en wonende [e-straat 1] te [woonplaats].
Blijkens informatie is [medeverdachte 1] bekend als vrachtwagenchauffeur en heeft hij contacten op het woonwagenkamp [plaats A].
Blijkens informatie van [verbalisant 6], brigadier van Korps Landelijke Politie Diensten is met betrekking tot de eerdergenoemde [medeverdachte 5] bekend dat deze persoon eerder in beeld is geweest met betrekking tot aluminiumdiefstallen.
In genoemde diefstallen zitten met betrekking tot de modus operandi meerdere overeenkomsten met de diefstal van de truck met oplegger met aluminium uit Marum.
Op 30 juli omstreeks 19.00 uur is op en parkeerplaats te Beugen, gelegen nabij de doorgaande weg richting Boxmeer, de oplegger gekentekend [AA-00-BB], welke op 12 juli 2003 vanaf het bedrijfsterrein van de firma [benadeelde partij 7] te [vestigingsplaats] was weggenomen, aangetroffen door [getuige 1]. Genoemde [getuige 1] zag dat op de huif de tekst "[...]" stond.
Het hierboven genoemde kenteken [GG-00-HH] is afgegeven voor een grijze Mercedes-Benz, type 260, en stond volgens informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer in de periode van 08-07-2003 tot 18-07-2003 op naam gesteld van:
[Medeverdachte 5], geboren op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats], [f-straat 1].
Ondanks dat het kenteken [GG-00-HH] vanaf 18 juli 2003 niet meer op naam was gesteld van genoemde [medeverdachte 5], werd op 31 juli 2003 deze auto door de politie in Helden gecontroleerd. Als bestuurder trad toen op [medeverdachte 1], terwijl [medeverdachte 5] eveneens in de auto zat.
Bovengenoemde [medeverdachte 5] blijkt meerdere antecedenten te hebben op het gebied van het plegen van diefstallen, opzetheling, Opiumwet, bedreiging, afpersing, rijden onder invloed en openlijke geweldplegingen.
Op 31 juli 2003 werden de inzittenden van deze Mercedes, gekentekend [GG-00-HH], door de politie in Helden staande gehouden in verband met een vechtpartij. De bestuurder van deze auto bleek op dat moment te zijn de eerdergenoemde [medeverdachte 1] (roepnaam [medeverdachte 1]), geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], wonende [g-straat 1], [woonplaats]. Op dat moment bleek [medeverdachte 5] mede-inzittende te zijn van deze auto.
Op 22 oktober 2003 te 19:15 uur werd [medeverdachte 5] op de parkeerplaats "Langveld" aan de Rijksweg A76 te Heerlen aangehouden in verband met artikel 8 van de WVW 1994. [Medeverdachte 5] reed op dat moment in een Opel Combo met Belgisch kenteken [belgisch kenteken 1]. Bij hem in de auto zaten [medeverdachte 1] bovengenoemd en een derde persoon genaamd: [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], wonende [g-straat 1], [woonplaats]. Uit onderzoek daar bleek toen dat deze Opel Combo op 7 juli 2003 te Venlo gestolen was. De Belgische kentekenplaten [belgisch kenteken 1] die op deze auto zaten waren op 26 september 2003 te Bree in Belgie gestolen.
[Medeverdachte 5], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden op 24 oktober 2003, na hun aanhouding en tijdens de inverzekeringstelling heengezonden. Tijdens de verhoren verklaarde [medeverdachte 5] dat hij verbleef op het adres [g-straat 1] te [woonplaats], in de woning van [medeverdachte 1].
5. het (als dossierpagina 780 en 781 van zakendossier 001 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 7], inspecteur en sporencoördinator van politie op 22 april 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onder zaaknummer TR 140703/10:30/698, voor zover inhoudende identificatie handpalmspoor -zakelijk weergegeven-:
Het sporenonderzoek werd verricht op 14 juli 2003 aan de [a-straat 1] te [vestigingsplaats].
Bij het sporenonderzoek op de plaats delict werd onder andere een dactyloscopisch spoor zichtbaar gemaakt en veiliggesteld op een vrachtwagen (truck). Deze truck werd opengebroken, rond de stuurkolom vernield, van de oplegger losgekoppeld en verplaatst. Bij het onderzoek werd een dactyloscopisch spoor zichtbaar gemaakt en veiliggesteld. Het betreft het spoor dat als volgt werd genummerd 03/651153/9/ svo 1: dacty handpalmspoor afkomstig van het portier van de truck.
Spoor.
6. een schriftelijk bescheid ex artikel 344 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, (als dossierpagina 782 en 783 van zakendossier 001 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegd) bestaande uit een brief van C. Bosveld, waarnemend hoofd van de Unit Dactyloscopie en Identificatie, gedateerd 13 april 2004 houdende de uitslag van een dactyloscopisch onderzoek -zakelijk weergegeven-:
Op 1 april 2004 ontvingen wij het verzoek tot het instellen van een dactyloscopisch onderzoek met de navolgende gegevens:
Contactpersoon:[verbalisant 7]
Datum:13-07-2003
Adres:[a-straat 2], [vestigingsplaats]
Benadeelde:[benadeelde partij 8]
Ontvangen:1 Cd-rom en 1 aandachtsvestiging
De uitslag van het ingestelde dactyloscopisch onderzoek is als volgt:
Het spoor nr. 2 is geïdentificeerd op een afdruk van de rechterhandpalm voorkomend op het handpalmafdrukkenblad ten name van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats].
Vanwege de eenmaligheid van vingerafdrukken, waaronder ook handpalmen worden begrepen, betekent dit dat het spoor van niemand anders afkomstig kan zijn.
7. het (als dossierpagina 784 van zakendossier 001 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 7], inspecteur en sporencoördinator van politie op 25 augustus 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onder nummer BRONO-013-Spoco-doss.1, voor zover inhoudende de geuridentificatie -zakelijk weergegeven-:
Op 14 juli 2004 ontving ik uit het geurenarchief van de samenwerkende politieregio's Groningen, Friesland en Drenthe: Spoor nr. 03-651153/9/4 zijnde een geurdrager (schroevendraaier/spanningzoeker). Betreft de diefstal te Marum, aangifte proces-verbaal nr. PLO15A/03-651153.
Dit spoor werd aangetroffen in de vrachtwagen (trekker) die werd opengebroken en waarvan de stuurkolom werd vernield.
Deze auto werd losgekoppeld van een oplegger en verplaatst. In de verplaatste vrachtauto trekker werd een plastic zak aangetroffen die niet van de normale bestuurder was. In de plastic zak zat een schroevendraaier.
Er vond een geuridentificatieproef plaats waarbij een geurovereenkomst werd vastgesteld op [medeverdachte 1].
8. het ( als dossierpagina 790 tot en met 792 van zakendossier 001 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door[verbalisant 8], speurhondenbegeleider tevens brigadier van politie, op 6 augustus 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Betreft uitvoeren geuridentificatieproef.
Inzake diefstal vrachtauto te Marum op 14 juli 2003, BPS nummer 03-651153.
Betreft schroevendraaier/spanningzoeker, veiliggesteld op 14 juli 2003 door [verbalisant 3], technisch rechercheur te Groningen.
Op 6 augustus 2004 werd door [verbalisant 8], speurhondengeleider, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland, een geuridentificatieproef uitgevoerd met speurhond Max.
Conclusie:
Gezien het gedrag en de werkwijze van Max bleek mij, dat Max geurovereenkomst waarnam tussen de betreffende schroevendraaier(spanningzoeker) en de geurdragers welke waren vastgehouden door [medeverdachte 1].
9. het ( als dossierrpagina 806 tot en met 807 van zakendossier 001 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 9], hoofdagent van politie, op 16 juli 2003 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het verhoor van [getuige 4] -zakelijk weergegeven-:
Zaterdag 12 juli 2003 omstreeks 21.45 uur reed ik beroepshalve via het verkeersplein bij Joure de A-7 richting Heereveen op.
Terwijl ik op de A-7 reed zag ik op de rijbaan bestemd voor het verkeer komende vanuit de richting Heereveen een vrachtwagencombinatie van de firma [benadeelde partij 7]. De truck is van het merk M.A.N. en heeft een hoge rode cabine met gele bies. De oplegger is groen met wit doek. Op het doek staat de reclametekst "[...]".
3.2. Voorzover de steller van het middel klaagt over het overnemen door het hof van vermoedens, gissingen en conclusies van de politie wordt deze klacht niet nader gespecificeerd behoudens in een voorbeeld, dat het volgens de politie vermoedelijk aan de daders niet is gelukt om een trekker weg te nemen. M.b.t. het handpalmspoor houdt het middel niet meer in dat het aantreffen daarvan op een niet gestolen vrachtwagen absoluut niet tot conclusie kan leiden dat verdachte dus bij de diefstal betrokken is geweest van een andere truck met oplegger.
3.3. Uit bewijsmiddel 1 is op te maken dat de gestolen oplegger aan een trekker was gekoppeld, een DAF met als kenteken [CC-DD-00]. De trekker is nog op dezelfde plaats op het bedrijfsterrein te Marum (Groningen) aangetroffen, maar de oplegger blijkt verdwenen evenals een andere trekker die op het bedrijfsterrein stond.
In ieder geval is het nodig geweest voor de daders van de diefstal van de oplegger om de DAF los te koppelen van de oplegger en deze te verplaatsen, omdat het anders niet mogelijk was een andere trekker aan de oplegger te koppelen en met deze nieuwe combinatie weg te rijden. Van de DAF waren de sloten en stuurkolom vernield en de bedrading was doorverbonden. Het vermoeden dat de dieven eerst geprobeerd hebben met de oorspronkelijke combinatie weg te rijden maar daarin niet zijn geslaagd, omdat volgens bewijsmiddel 3 deze trekker met een stuurslot was beveiligd en volgens bewijsmiddel 4 de DAF enkel stationair kon draaien, lijkt mij vanzelfsprekend te zijn. Overigens merk ik nog op dat deze conclusie, die het hof kennelijk tot de zijne heeft gemaakt, verder voor het bewijs van de diefstal van de andere trekker en de oplegger niet relevant is.
Wel relevant is dat de dieven naar alle waarschijnlijkheid uit de omgeving van Venlo kwamen. Dat is af te leiden uit een aantal gegevens. In de directe omgeving van de plaats waar de oplegger en vrachtwagen zijn gestolen zijn verdachte bewegingen van een auto gesignaleerd, welke auto op naam staat van iemand uit Venlo, vermoedelijk een katvanger. In ieder geval blijkt volgens bewijsmiddel 4 [medeverdachte 1] uit [woonplaats] die auto te gebruiken.
In de DAF is een plastic zak aangetroffen die vermoedelijk daarin is achtergelaten door de dader of daders en die afkomstig is uit Venlo. Die zak bevatte een broek en een schroevendraaier. Een speurhond heeft de geur aan de schroevendraaier herleid tot [medeverdachte 1] (bewijsmiddel 8 en 9). De gestolen oplegger is teruggevonden in Beugen, gelegen tussen Nijmegen en Venlo. De gestolen trekker is aangetroffen in de gemeente Susteren (bewijsmiddel 1). Op het portier van de DAF die in Marum is een handpalmspoor gevonden van verdachte (bewijsmiddel 5 en 6). Ter terechtzitting in hoger beroep van 23 december 2005 heeft verdachte verklaard dat hij nog nooit in Marum is geweest en dat hij niet kan verklaren hoe de afdruk van zijn handpalm op het portier van de DAF is terechtgekomen. Het hof heeft uit deze gegevens de betrokkenheid van verdachte bij feit 1 kunnen afleiden, zodat het middel faalt.
4.1. Het tweede middel klaagt over het bewijs van feit 3. In feitelijke aanleg is het bewijs voor dit feit betwist. Meer bepaald heeft de advocaat zich gekeerd tegen de betrouwbaarheid van de geurproef en tegen het gebruik voor het bewijs van afgeluisterde telefoongesprekken. Tevens keerde hij zich tegen de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 3].
Als feit 3 is bewezenverklaard dat:
"hij op of omstreeks 15 mei 2004 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het bedrijfsterrein aan de Konstruktieweg heeft weggenomen een trekker met oplegger en/of rollen alluminium, respectievelijk geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak."
Het hof heeft als bewijsmiddelen voor dit feit gebezigd:
10. het op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakte overzichtsproces-verbaal door [verbalisant 10], brigadier/rechercheur van politie, en gesloten op 9 september 2004 (zakendossier 014, pagina 1706 tot en met 1748), inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Op maandag 17 mei 2004 werd aangifte gedaan door [benadeelde partij 9], namens transportbedrijf [benadeelde partij 2], [h-straat 1] te [vestigingsplaats], van diefstal van een trekker met oplegger vanaf het parkeerterrein, [h-straat 1] te [vestigingsplaats], gepleegd tussen zaterdag 15 mei 2004 te 21.15 uur en zondag 16 mei 2004 te 18.50 uur. De weggenomen combinatie betrof een M.A.N.trekker, kenteken [LL-MM-00], en een Pacton-oplegger, kenteken [NN-00-PP]. De oplegger was beladen met 18291 kilogram aluminium met en waarde van circa 85.000,- euro.
De gestolen oplegger, kenteken [NN-00-PP], werd op maandag 17 mei 2004 omstreeks 17.00 uur teruggevonden op de Voltstraat te Deurne. De lading aluminium was niet meer in op de oplegger aanwezig.
Opgemerkt kan worden, dat deze oplegger op het moment van aantreffen gekoppeld was aan een trekker, merk Scania, kenteken [QQ-00-RR]. Deze trekker werd tussen 14 mei 2004 te 17.00 uur en 17 mei 2004 te 05.30 uur, inclusief een oplegger, ontvreemd vanaf een bedrijfsterrein te Heijen.
Op 29 juni 2004 werd op de parkeerplaats Maasstraat/Kruisstraat te Arcen de ontvreemde trekker ([LL-MM-00]) aangetroffen. Van dit voertuig was het portierslot aan de bestuurderszijde geforceerd. Tevens was het stuurhuis opengebroken en de bedrading van het contactslot doorverbonden.
Aan de aangetroffen trekker [LL-MM-00] werd geen sporenonderzoek ingesteld.
Aan de te Deurne aangetroffen trekker, voorzien van het kenteken [QQ-00-RR] en de oplegger, voorzien van het kenteken [NN-00-PP] werd een technisch onderzoek ingesteld.
Op dinsdag, 18 mei 2004 werd aan de aangetroffen trekker door [verbalisant 11], Technische Rechercheur van de regio Brabant Zuid-Oost, een sporenonderzoek ingesteld. Hierbij werd in het voertuig van de bestuurders- en passagiersstoel en de versnellingspook geurmonsters afgenomen. Bij de op vrijdag 30 juli 2004 gehouden sorteerproeven werd een geurovereenkomst op de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] vastgesteld.
11. het ( als dossierpagina 1716 tot en met 1719 van zakendossier 014 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 12], agent van politie, op 17 mei 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende de aangifte van [benadeelde partij 9] -zakelijk weergegeven-:
Ik doe aangifte van diefstal van een trekker plus oplegger, eigendom van benadeelde [benadeelde partij 2]. Namens deze genoemde benadeelde doe ik aangifte. Ik verklaar U dat als werknemer /planner namens deze benadeelde bevoegd ben tot het doen van aangifte.
Op zaterdag 15 mei 2004, omstreeks 17.30 uur, zag ik de trekker merk: MAN, Type 19 FLS, kleur Rood, kenteken: [LL-MM-00] plus oplegger merk: Pacton, Type: TXD 339, Kleur:Groen dekzeil met opdruk [benadeelde partij 2] Internationaal Transport kenteken: [NN-00-PP]
nog op het terrein van de benadeelde [benadeelde partij 2], [h-straat 1] te [vestigingsplaats] staan. Ik zag dat de voertuigen afgesloten waren en onbeschadigd.
Op videobeelden van een naburig bedrijf zijn tot 15 mei 2004, omstreeks 21.15 uur de voornoemde voertuigen zichtbaar op het parkeerterrein van [benadeelde partij 2] te [vestigingsplaats].
In de voertuigen zaten rollen aluminium ten behoeve van caravanbeplating. Het totaal gewicht van deze lading bedraagt 18291 kilogram en vertegenwoordigt een waarde van naar schatting zo'n 85.000,- Euro. De trekker is voorzien van een werkend alarmsysteem.
De enige toegang tot het parkeerterrein is een horizontale rolpoort. Deze was zondag 16 mei 2004 nog afgesloten en intact. Op zondag 16 mei 2004, omstreeks 18.50 uur, werd ik gebeld door de chauffeur die het voertuig zou gaan gebruiken. Hij deelde mij mede dat de voertuigen inclusief de lading verdwenen waren. Er zijn geen sporen van braak. Niet op de plaats waar de voertuigen gestaan hadden, niet op de vermoedelijke plaats van binnenkomst dan wel vertrek. Ik gaf aan niemand toestemming dit feit te plegen.
12. het ( als dossierpagina 1733 tot en met 1734 van zakendossier 014 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 13], agent van politie en [verbalisant 14], hoofdagent van politie, op 17 mei 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voorzover inhoudende het relaas van verbalisanten -zakelijk weergegeven-:
Op maandag 17 mei 2004 omstreeks 17.00 uur bevonden bovenstaande verbalisanten ons op de openbare weg Volstraat te Deurne ter hoogte van lichtmast nummer 9.
Ter plaatse stond bij lichtmast nummer 9 een onbeheerd en niet afgesloten motorvoertuig geparkeerd met kenteken [QQ-00-RR], met daarachter een trekker met kenteken [NN-00-PP]. Soort voertuig: oplegger met kenteken: [NN-00-PP], merk Pacton, type: TXD 339 Kleur
Chassisnummer : [0004] Bouwjaar: 995
Bij onderzoek bleek dat het voertuig als volgt stond gesignaleerd:
"ngSchengen ID-nummer: [0005], datum:16-05-2004
Gesignaleerd door: Nederland".
De oplegger is weggenomen samen met een trekker, maar is achter een andere trekker aangetroffen. De lading, 18291 kilogram rollen aluminium, is niet meer aangetroffen in de oplegger.
Het viel op dat aan de linkerzijde van het voertuig en de oplegger, de banden sterk bevuild waren met modder. Aan de rechterzijde (bijrijderskant) zagen wij dat niet. Er is door ons wat schade gezien aan de linker achterzijde van de oplegger. Trekker en oplegger zijn afkomstig van een andere diefstal.
Het voertuig en oplegger zijn overgebracht naar [E] in [plaats B], [j-straat 1], en aldaar veiliggesteld.
Door de Technische ondersteuning van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost is het voertuig op technische sporen onderzocht.
Het voertuig is voor onderzoek bij het takelbedrijf te [plaats B] gebleven.
Na onderzoek hoorden wij verbalisanten dat in de oplegger rollen aluminium zaten. Wij zagen dat het voertuig stond gestald voor het bedrijf de OSBO in Deurne, aan de zijde in de Voltstraat te Deurne. Ons verbalisanten is bekend dat dit bedrijf aluminium en kabels verwerkt.
13. het ( als dossierpagina 1737 van zakendossier 014 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 11], medewerker technische ondersteuning regiopolitie Brabant Zuid-oost, op 18 mei 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Verslag van het op 18 mei 2004, door de technische ondersteuning ingesteld onderzoek aan een truck met oplegger. Het kenteken van de truck betrof [QQ-00-RR], dat van de oplegger was [NN-00-PP]. De combinatie was aangetroffen ter hoogte van perceel Voltstraat 0 te Deurne en was van diefstal afkomstig.
Bij het onderzoek aan de truck zag ik dat van beide portieren het slot was verbroken. Van het rechter portier was het slot met deurklink geheel verwijderd. Van het stuurhuis was de kunststof kap afgebroken waarna een doorverbinding tot stand was gebracht. De oplegger was geheel leeg.
Sorteermateriaal veiliggesteld op de stoelzittingen en de versnellingspook.
Sporengegevens:
Geurdoek Best.stoel (het hof begrijpt: bestuurdersstoel),
Geurdoek Bijr.stoel (het hof begrijpt: bijrijdersstoel),
Geurdoek Vers.pook (het hof begrijpt: versnellingspook).
14. het (als dossierpagina 1735 van zakendossier 014 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 7], inspecteur en sporencoördinator van politie op 25 augustus 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onder nummer BRONO-013-Spoco-doss.15, voor zover inhoudende de geuridentificatie -zakelijk weergegeven-:
ik, [verbalisant 7], inspecteur-sporencoördinator van de Bovenregionale Recherche Noord en Oost Nederland (BRNON) en werkzaam voor het "Team Maatje" te Deventer, verklaar het volgende:
Op 15 juli 2004 ontving ik van de sporencoördinator van de Technische Recherche Regiopolitie Brabant Zuid Oost, drie geurmonsters in de vorm van geurdoeken in de zaak: PL2203/04-060902. Deze sporen waren op 18 mei 2004 veiliggesteld door de technisch rechercheur [verbalisant 11], in de cabine van de teruggevonden ontvreemde vrachtauto (trekker) voorzien van het kenteken [QQ-00-RR]. Deze was ontvreemd te Heijen.
De drie geurmonsters werden door mij in goede staat, conform de richtlijnen verpakt en gewaarmerkt, in ontvangst genomen.
De drie geurmonster werden door mij ter beschikking gesteld aan de Interregionale Speurhondendienst van het Ressort Arnhem, die vervolgens met het spoor drie geuridentificatieproeven heeft verricht.
Er vond een geuridentificatieproef plaats waarbij een geurovereenkomst werd vastgesteld op de verdachte: [medeverdachte 2].
Het betreft de geur afkomstig van de bestuurdersstoel, passagiersstoel en versnellingspook van de genoemde vrachtauto.
Er vond een geuridentificatieproef plaats waarbij een geurovereenkomst werd vastgesteld op de verdachte: [verdachte].
Het betreft de geur afkomstig van de bestuurdersstoel, passagiersstoel en versnellingsknop van de genoemde vrachtauto.
15. het ( als dossierpagina 1741 van zakendossier 014 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal onder nummer 30.07.04.09.30 gevoegde) door, [verbalisant 15], speurhondenbegeleider tevens brigadier van politie, op 30 juli 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Betreft: uitvoeren geuridentificatieproef.
Inzake: diefstal vrachtauto
Bps nummer : PL2350/06-062855 Corpus delicti: geurmonsters zittingen en versnellingsknop ([QQ-00-RR]) veiliggesteld op 18 mei 2004 door [verbalisant 11] technisch rechercheur te Brabant Zuid Oost.
Op 30 juli 2004, omstreeks 09.30 uur, werd door mij, [verbalisant 15], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie IJsselland, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Barry.
Conclusie:
Gezien het gedrag en de werkwijze van Barry bleek mij, [verbalisant 15], dat Barry geurovereenkomst waarnam tussen ten minste een der aangeboden corpus delicti (geur-monsters zittingen en versnellingsknop ([QQ-00-RR])), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte: [verdachte].
16. het ( als dossierpagina 1745 van zakendossier 014 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal onder nummer 30.07.04.09.00 gevoegde) door [verbalisant 8], speurhondenbegeleider tevens brigadier van politie, op 30 juli 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Betreft: uitvoeren geuridentificatieproef.
Inzake: Diefstal vrachtauto
Gepleegd te: [vestigingsplaats]
Datum: 14/17 mei 2004
Bps nummer: P12350/04-062855
Straat en plaats waar gepleegd : [m-straat 1] te [vestigingsplaats]. Datum waarop feit gepleegd: 14/17 mei 2004
Controle voorwerp: Plastic strip
Corpus delicti: Geurmonsters bestuurders- en passagierstoel en versnellingspook ([QQ-00-RR]), PL2203104-060902 veiliggesteld op 18 mei 2004 door [verbalisant 11] technisch rechercheur te Brabant Zuid-Oost.
Op 30 juli 2004, omstreeks 09.00 uur, werd door mij, [verbalisant 8], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Max.
Conclusie:
Gezien het gedrag en de wekwijze van Max bleek mij, [verbalisant 8], dat Max geurovereenkomst waarnam tussen, tenminste één van de aangeboden corpus delicti (geurmonsters bestuurders- en passagierstoel en versnellingspook) en de geurdragers welke waren vastgehouden door [medeverdachte 2].
17. De dossierpaginas 1709 tot en met 1714 van zakendossier 014 van voornoemd overzichtsproces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakte en gesloten op 7 september 2004 door [verbalisant 10], brigadier/rechercheur van politie, onder meer inhoudende het onderzoek van telecommunicatie binnen het Maatjeteam -letterlijk weergegeven telefoontaps-:
Tapgesprekken:
Op 13-05-2004 te 12.31 uur een sms-bericht van nr: [06-nummer] in gebruik bij verdachte [verdachte] (gespreksnummer 240076241) naar nr: [06-nummer], in gebruik bij verdachte [medeverdachte 2], inhoud: "kan je met [medeverdachte 1] naar het viswater kijken".
Op 13-05-2004 te 12.33 uur belt verdachte [medeverdachte 2], nr: [telefoonnummer] (gespreksnummer 240076244) naar [verdachte], nr: 30132553. [Medeverdachte 2] zegt dat hij dadelijk wel even met HEM wil kijken.
Op 5 september is het gesprek door verbalisant [verbalisant 10] nader uitgeluisterd. Hierbij werd de als nn-man omschreven man aan de stem als verdachte [medeverdachte 2] herkend.
Op 13-05-2004 te 13.02 uur belt de verdachte [verdachte], nr: 301325 (gespreksnummer 240076285) naar de verdachte [medeverdachte 2], nr: 22271267. In dit gesprek wordt door de verdachte [medeverdachte 2] de telefoon doorgegeven aan [medeverdachte 1]. Deze zegt tegen [verdachte]: "Ik ga effe vissen".
Op 5 september 2004 werd dit gesprek door verbalisant [verbalisant 10] nader uitgeluisterd. De als nn-man omschreven man werd daarbij door verbalisant aan de stem herkend als de verdachte [medeverdachte 1].
18. De dossierpagina 1709 tot en met 1714 van zakendossier 014 van voornoemd overzichtsproces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakte en gesloten op 7 september 2004 door [verbalisant 10], brigadier/rechercheur van politie, onder meer inhoudende het onderzoek van telecommunicatie binnen het Maatjeteam -zakelijk weergegeven telefoontaps-:
Op 15-05-2004 te 19:08:05 uur (gespreksnummer 240077794)
[Medeverdachte 3] belt vanaf nr. [06-nummer] naar [medeverdachte 2] op nr. [06-nummer].
Inhoud gesprek: [Medeverdachte 3] belt met [medeverdachte 2] en vraagt naar de ander, waarna [medeverdachte 1] aan de lijn komt. [Medeverdachte 3] zegt tegen [medeverdachte 1], dat hij de ene nog steeds niet heeft kunnen bereiken maar dat hij dat ander voor hem heeft gedaan. [Medeverdachte 1] is twaalf uur of zo terug en komt dan naar [medeverdachte 3]. [Medeverdachte 3] zegt, dat hij misschien nog een uurtje naar de Pool gaat, waarop [medeverdachte 1] zegt, dat hij het maar bij [medeverdachte 1] moet afgeven. Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]/[medeverdachte 1]: Kuiperplein Horst.
Op 15-05-2003 te 20:18:39 uur (gespreksnummer 240077796)
[Medeverdachte 3] belt vanaf nr. [06-nummer] naar [medeverdachte 2] op nr. [06-nummer].
Inhoud gesprek: [Medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] (verbalisant: bijnaam voor [medeverdachte 1]). [Medeverdachte 3] zegt vervolgens tegen [medeverdachte 1], dat [betrokkene 2] slaapt. [Medeverdachte 1] zegt, dat [medeverdachte 3] het dan maar naar binnen moet gooien. [Medeverdachte 3] vraagt hierop: "En [betrokkene 3] dan?", waarop [medeverdachte 1] zegt dan: "Nou dan geef je dat maar aan hem". Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]/[medeverdachte 1]: Baarskampstraat 31 te Kessel.
Op 15-05-2004 te 21:14:14 uur (gespreksnummer 240077797)
[Medeverdachte 1] belt vanaf nr. [06-nummer] naar [medeverdachte 3] op nr. [06-nummer].
Inhoud gesprek: [Medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 3] of hij het heeft kunnen regelen. [Medeverdachte 3] heeft het door de brievenbus gegooid.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]/[medeverdachte 1]: Vrijkenstraat 3a te Roggel.
Op 15-05-2004 te 21:17:50 uur (gespreksnummer 240077798)
[Medeverdachte 1] belt vanaf nr. [06-nummer] naar [medeverdachte 3] op nr. [06-nummer]. Inhoud gesprek: [Medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 3] of hij straks even kijken of [betrokkene 2] wakker is, waarop [medeverdachte 3] nogmaals zegt, dat hij het al door de brievenbus heeft gegooid. [Medeverdachte 1] zegt, dat [betrokkene 2] het op de kast moet gooien als hij wakker is. [Medeverdachte 1] zegt verder dat het toch niet laat wordt.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]/[medeverdachte 1]: Vrijkenstraat 3a te Roggel.
Opmerking verbalisant:
Tussen 15 mei 2004 te 21.15 uur en 16 mei 2004 te 18.50 uur werd de eerdergenoemde trekker ( het hof begrijpt: de trekker met kenteken [LL-MM-00]) met oplegger (het hof begrijpt: de oplegger met kenteken [NN-00-PP]), (beladen met aluminium) gestolen vanaf de Konstruktieweg te Roermond. De paallocatie te Roggel van het laatst omschreven telefoongesprek (gespreksnummer 240077797, gevoerd op 15 mei 2004 te 21:17:50 uur) is gelegen op circa 21 kilometer vanaf de plaats delict. Na dit telefoongesprek is tot 16-05-2004 te 01:53:26 uur geen mastlocatie met betrekking tot GSM nr. [06-nummer] bekend geworden. Op het laatstgenoemde tijdstip werd met deze GSM een SMS-bericht verzonden via de GSM-paal, staande aan de Nijmeegseweg te Venlo.
Op 17-05-2004 te 08:36:52 uur (gespreksnummer 240079146)
[Medeverdachte 6] belt met nr. [06-nummer] met [medeverdachte 1] op nr. [06-nummer]. Inhoud: [Medeverdachte 6] belt met [medeverdachte 1] en vraagt of hij de auto in Helmond moet oppakken. [Medeverdachte 1] antwoordt met ja, waarna [medeverdachte 6] zegt, dat ze elkaar zo zien. Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 1]: Nijmeegseweg Venlo.
Op 17-05-2004 te 08:54:22 uur (gespreksnummer 240079147)
[Medeverdachte 6] belt met nr. [06-nummer] met [medeverdachte 1] op nr. [06-nummer]. Inhoud: [Medeverdachte 6] vraagt aan [medeverdachte 1] of het zo goed is. Daarna volgt iets onverstaanbaars en wordt de verbinding verbroken.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 1]: Parkeerplaats A-67 te Liessel.
Op 17-05-2004 te 09:03:55 uur (gespreksnummer 240079148)
[Medeverdachte 6] belt met nr. [06-nummer] met [medeverdachte 1] op nr. [06-nummer]. Inhoud: [Medeverdachte 6] vraagt waar [medeverdachte 1] is.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 1]: Geyzerstraat te Deurne.
Opmerking verbalisant:
Op 17 mei 2004 te 17.00 uur werd de gestolen oplegger (gekoppeld aan een te [vestigingsplaats] gestolen trekker) teruggevonden op de Voltstraat te Deurne. Deze vindplaats is op circa 500 meter afstand gelegen vanaf de zojuist genoemde mastlocatie Geyzerstraat te Deurne.
De verdachten geven in sluiertaal aan dat zij diefstallen gingen plegen. Zij waren op 15-05-2004 omstreeks 21.18 uur op een afstand van ongeveer 21 km van de plaats van diefstal. De verdachte [medeverdachte 3] gaf in een telefoongesprek aan dat [medeverdachte 1] met de andere jongens weg was en pas laat terug zouden zijn. Zowel verdachte [medeverdachte 2] als de verdachte [medeverdachte 1] zijn getraceerd te Roggel en waren in staat om naar Roermond en vervolgens naar Venlo te rijden. Vervolgens gaven zij in dossier 015 aan dat zij een andere truck nodig hadden.
19. het ( als dossierpagina 1755 van zakendossier 0014 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 10] en [verbalisant 16] respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie, op 5 augustus 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het verhoor van [medeverdachte 3] -zakelijk weergegeven-:
U confronteert mij momenteel met het feit dat er tijdens de afgeluisterde telefoongesprekken door mij en anderen vaker over "vissen" werd gesproken. Daar kan ik het volgende over verklaren. Ik weet dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] in de gesprekken die zij met mij daarover hadden niet echt over vissen spraken. Het was volgens mij een soort van code.
Gespreksnummer 240073030:
U zegt mij dat op de achtergrond te horen is dat ik aan [medeverdachte 1] vraag of hij "morgen gaat vissen". Aangezien ik weet dat [medeverdachte 1] helemaal niet vist, gaat het hier over het feit dat ze mogelijk iets gingen ondernemen.
Gespreksnummer 240073088:
Als ik in dit gesprek gevraagd heb aan [verdachte] om morgen of overmorgen "te gaan vissen", heb ik daar mogelijk mee bedoeld om een vrachtwagen te lossen of goederen te vervoeren. Ik bedoel daarmee gestolen goederen. U vraagt mij of ik vaker met [verdachte] gesproken heb in de zin van vissen om een vrachtauto te lossen. Neen, meestal vroeg [medeverdachte 1] zoiets aan mij."
Voorts heeft het hof in het verkort arrest nog overwogen:
"Bewezenverklaring
De raadsman heeft ter zitting in eerste aanleg betoogd en in zijn betoog ter zitting van het hof herhaald dat de resultaten van de geurproef niet tot het bewijs tegen zijn cliënt kunnen meewerken vooral omdat de waarde van die opsporingsmethode omstreden is. Hij heeft daarbij verwezen naar publicaties waaruit zou blijken dat er een reële kans bestaat dat ten onrechte een geurherkenning plaats vindt.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het in het dossier aanwezige ambtsedige proces-verbaal ten aanzien van het uitvoeren van de geuridentificatieproef opgemaakt door [verbalisant 15], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, blijkt dat de de geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het keuringsreglement politiespeurhond menselijke geur (september 1997).
Het hof is van oordeel dat geuridentificatie, mits tot stand gekomen middels een volgens de regels uitgevoerde proef, wel tot het bewijs kan bijdragen.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Nadere bewijsoverweging
Gelet op de betrokkenheid van verdachte bij de Roermondse aluminium diefstal en de samenhang met de overige feiten, volgt daaruit, naar het oordeel van het hof, overduidelijk dat verdachte deelnam aan de activiteiten binnen de criminele organisatie.
Het hof heeft bij de beoordeling van de bewezenverklaarde feiten mede betrokken het gebruik van de sluiertaal tijdens het GSM-verkeer en de tijdstippen waarop dit GSM-verkeer plaatsvond.
Uit het vijftiende verhoor dat is afgenomen op 5 augustus 2004 van de getuige [medeverdachte 3] blijkt dat hij weet dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte], in de gesprekken die zij met hem voerden, er niet op doelden om ook echt te gaan vissen. Het was volgens getuige [medeverdachte 3] een soort codetaal hetgeen hem achteraf duidelijk was geworden. Hij wist zelf wèl waar hij over sprak als hij echt over vissen sprak omdat hij een verwoed karpervisser was.
Het hof heeft mede betrokken bij de beoordeling van de bewezenverklaarde feiten, de vaststelling van de verbalisanten dat er sprake was van versluierd taalgebruik en dat uit onderzoek is gebleken dat "vissen" een bedekte term was voor het "op pad" gaan om vrachtwagens en/of opleggers met lading te stelen. Met die conclusie verenigt het hof zich. Overigens verklaart [medeverdachte 3] dat met zoveel woorden. Het hof stelt hierbij vast dat er bij de afgetapte telefoongesprekken stemherkenning heeft plaatsgevonden.
Het hof is mede daardoor van oordeel dat er in die gesprekken overleg werd gevoerd en afspraken werden gemaakt over voorbereidingen en/of verkenningen voor de te plegen diefstallen."
4.2. Feit 3 betreft weer een diefstal van een trekker met oplegger, geladen met aluminium. De oplegger wordt enige dagen na de diefstal, gekoppeld aan een andere trekker die elders was gestolen, aangetroffen (bewijsmiddel 10). Van de in Deurne aangetroffen trekker is sorteermateriaal van de stoelzittingen en de versnellingspook veiliggesteld (bewijsmiddel 13). Speurhonden hebben geurovereenkomst geconstateerd tussen dit materiaal en de verdachte en zijn broer (bewijsmiddelen 13 t/m 16). Op 13 mei 2004 zijn telefoongesprekken afgeluisterd, gevoerd tussen verdachte, zijn broer en [medeverdachte 1], waarin de laatste zegt tegen verdachte dat hij even gaat vissen. Enige dagen later worden gesprekken gevoerd tussen [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (bewijsmiddelen 17 en 18). [medeverdachte 3] heeft verklaard dat wanneer er in de telefoongesprekken over "vissen" werd gesproken er een soort code werd beoefend. Uit zijn verklaring blijkt dat het woord "vissen" werd gebezigd om activiteiten weer te geven die het daglicht niet kunnen verdragen en dat het mogelijk is dat daarmee bedoeld is het lossen van een vrachtwagen of vervoer van goederen, en wel gestolen goederen.
4.3. De bezwaren van het middel tegen het gebruik voor het bewijs van de afgeluisterde telefoongesprekken zien over het hoofd dat de in het middel aangeduide telefoongesprekken juist niet voor het bewijs zijn gebezigd. De wel gebezigde telefoongesprekken tonen overigens mijns inziens alleen maar aan dat er enige dagen voor de datum van de bewezenverklaarde diefstal telefoonverkeer is geweest tussen verdachte en verdachtes broer. Het hof heeft wel de verklaring van [medeverdachte 3] voor het bewijs kunnen gebruiken gelet op de extra overweging die het hof over het versluierd taalgebruik en over hetgeen [medeverdachte 3] daarover heeft verklaard heeft opgenomen. Maar deze verklaring is niet specifiek voor de diefstal op of omstreeks 15 mei 2004, nu blijkens de aangifte de diefstal moet hebben plaatsgevonden tussen 15 en 17 mei 2004, de telefoongesprekken waaraan verdachte heeft deelgenomen over het viswater plaatsvonden op 13 mei 2004 en nergens uit kan blijken dat met dat viswater het bedrijfsterrein aan de Konstruktieweg te Roermond is bedoeld.
4.4. In hoger beroep heeft de advocaat aan zijn pleitnota een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage gehecht waarin het hof, na het horen van deskundigen, heeft overwogen dat, gelet op de niet te verwaarlozen foutenmarge bij een geurproef, ook als de proef is uitgevoerd volgens het daartoe speciaal opgemaakte protocol, grote terughoudendheid past bij het gebruik van de resultaten voor het bewijs. In ieder geval mag volgens het hof van die resultaten slechts gebruik worden gemaakt als ook andere overtuigende bewijsmiddelen voorhanden zijn. In eerste aanleg in de onderhavige zaak had de advocaat gewezen op het artikel van prof. dr. Frijters in het NJB van 2006(1), waarin deze bedenkingen formuleerde tegen de methodiek van de geurproef. Tevens heeft de advocaat in eerste aanleg een brief overgelegd van de deskundige dr. Schoon aan een politieambtenaar in een andere strafzaak. De in eerste aanleg geopperde bedenkingen tegen de geurproeven zijn volgens de overweging van het hof in het arrest in hoger beroep herhaald.
4.5. De steller van het middel voert aan dat uit geschriften en verklaringen van deskundigen zou blijken dat 40 procent van de geurproeven tot onbetrouwbare resultaten zou leiden. Deze conclusie lijkt mij wat te snel getrokken. De deskundige dr. Schoon stelt in haar brief dat de geurproef een bepaalde betrouwbaarheid heeft maar niet onfeilbaar is en dat in ongeveer 1 a 2 procent van experimentele proeven waarin geen geurovereenkomst mogelijk is de hond toch de persoon aanwijst. De foutenmarge is volgens de deskundige groter wanneer genetische factoren, zoals verwantschap, aanwezig zijn. De deskundige Frijters wijst er in zijn artikel op dat onderzoek aantoont dat het resultaat van de geurproef vals positief is in 4 tot 8 procent van de gevallen. De steller van het middel gaat dus uit van een verkeerde interpretatie van de cijfers.
4.6. Het hof heeft in zijn extra bewijsoverweging overwogen dat het de geurproef voldoende betrouwbaar acht om voor het bewijs te kunnen dienen, nu deze geurproef is uitgevoerd overeenkomstig de daaraan te stellen eisen. Het nieuwe art. 359, tweede lid, Sv heeft geen wijziging gebracht in de vrijheid van de rechter die over de feiten oordeelt, ten aanzien van de selectie en waardering van het beschikbare bewijsmateriaal.(2) De geurproef is niet onrechtmatig te achten en kan daarom bijdragen tot het bewijs van het tenlastegelegde feit. Daartoe maakt het, behoudens zich hier niet voordoende uitzonderingen, geen verschil of dat bewijs doorslaggevend is voor de bewezenverklaring of slechts dient ter aanvulling van het overige bewijsmateriaal.(3) Mijns inziens is het dus niet zo dat de resultaten van een geurproef in het algemeen alleen maar als ondersteunend bewijs kunnen dienen. Er is geen wettelijk voorschrift waarop die stelling is gebaseerd. Enkel kan men zeggen dat bepaalde omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de rechter resultaten van een geurproef met grote omzichtigheid dient te hanteren.
Nu volgens het arrest hetgeen wat in eerste aanleg over de betrouwbaarheid van de geurproef is aangevoerd ook in hoger beroep naar voren is gebracht en nu dit kennelijk ook geldt voor de verwijzingen naar publicaties van deskundigen is er mijns inziens hier sprake van een uitdrukkelijk in hoger beroep voorgedragen onderbouwd standpunt. Het hof is op de betrouwbaarheid kwestie dan ook ingegaan. De vraag is of de afwijking van het onderbouwde standpunt toereikend met redenen is omkleed.
4.7. In zijn pleitnota in hoger beroep heeft advocaat van verdachte erop gewezen dat er geurdoeken zijn genomen van de chauffeurszetel, van de zetel van de bijrijder en van de versnellingspook en dat niet duidelijk is welke geurmonsters aan de speurhond, die verdachte identificeerde, zijn voorgehouden. Voorts heeft de advocaat aangevoerd dat evenmin duidelijk is waarop de andere speurhond heeft aangeslagen toen deze verdachtes broer identificeerde. Aldus is het mogelijk dat aan de speurhond die verdachte identificeerde geurmateriaal van verdachtes broer is voorgehouden, hetgeen de kans op een positieve identificatie volgens de deskundigen kan hebben vergroot. Onder deze omstandigheden acht ik het antwoord van het hof op het verweer ontoereikend. Ik neem daarbij in aanmerking dat de positieve identificatie van verdachte door de speurhond in deze zaak wel het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit strafbaar feit kan blijken.
4.8. Voorts wijs ik nog op het volgende. De trekker en oplegger waarop feit 3 betrekking heeft zijn nadien los van elkaar, op verschillende plaatsen en tijdstippen, teruggevonden. De oplegger is teruggevonden achter een andere, eveneens gestolen trekker, waarop feit 4 betrekking heeft. In die gestolen trekker zijn de geurmonsters genomen. Dat eventueel de geuridentificatieproef met de geurmonsters uit deze tweede trekker op verdachte wijst laat nog niet de conclusie toe dat hij dus ook betrokken is geweest bij de diefstal van de trekker en oplegger van feit 3.
Het middel slaagt.
5.1. Het derde middel klaagt over het bewijs van feit 4 en meer bepaald over het gebruik van een geuridentificatieproef en de weergave van afgeluisterde telefoongesprekken voor het bewijs.
Bewezenverklaard is onder 4 dat:
"hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2004 tot 17 mei 2004 te [vestigingsplaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het bedrijfsterrein aan [m-straat] heeft weggenomen een trekker met oplegger, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 10], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak."
Voor het bewijs heeft het hof de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
"Ten aanzien van het onder 4 en 7 bewezenverklaarde:
20. het op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakte overzichtsproces-verbaal door [verbalisant 10], brigadier/rechercheur van politie, en gesloten op 9 september 2004 (zakendossier 015, pagina 1779 tot en met 1791), inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Op maandag 17 mei 2004 werd door [benadeelde partij 11], aangifte gedaan namens Transport- en expeditiebedrijf [benadeelde partij 10], gevestigd te [k-straat 1] te [vestigingsplaats] van diefstal van een trekker met oplegger vanaf bedrijfsterrein de [k-straat 1] te [vestigingsplaats], gepleegd tussen vrijdag 14 mei 2004 te 17.00 uur en maandag 17 mei 2004 te 05.30 uur. De weggenomen combinatie betrof een Scania-trekker, kenteken [QQ-00-RR] en een Tracon-oplegger, kenteken [SS-00-TT]. De oplegger was ongeladen. De totale waarde van de combinatie bedraagt circa 85.000 euro.
De gestolen trekker, kenteken [QQ-00-RR] werd op maandag 17 mei 2004 omstreeks 17.00 uur teruggevonden op de Voltstraat te Deurne. Aan beide zijden van de trekker was braakschade zichtbaar en was de voorruit gebarsten. Deze trekker was op het moment van aantreffen gekoppeld aan een oplegger, merk Pacton, kenteken [NN-00-PP]. Deze trekker werd tussen 15 mei 2004 te 21.15 uur en 16 mei 2004 te 18.50 uur inclusief een andere trekker ontvreemd vanaf een bedrijventerrein te Roermond.
De gestolen oplegger, kenteken [SS-00-TT], werd op 26 mei 2004 teruggevonden te Arcen en Velden.
21. het ( als dossierpagina 1792 tot en met 1794 van zakendossier 015 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 17], hoofdagent van politie, op 18 mei 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende de aangifte van [benadeelde partij 11] -zakelijk weergegeven-:
Ik [benadeelde partij 11], geboren op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats], doe aangifte van diefstal tussen vrijdag 14 mei 2004 17.00 uur en maandag 17 mei 2004 te 05.30 uur, van een vierwielige trekker met eenassige oplegger. Het kenteken van de trekker is [QQ-00-RR] en van de oplegger [SS-00-TT]. Het weggenomen voertuig is mijn eigendom. Ik gaf aan niemand het recht of toestemming tot het plegen van dit feit.
22. het ( als dossierpagina 1796 tot en met 1797 van zakendossier 015 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 14], hoofdagent van politie en [verbalisant 13], agent van politie op 17 mei 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten -zakelijk weergegeven-:
Op maandag 17 mei 2004, omstreeks 17.00 uur bevonden bovenstaande verbalisanten ons op de openbare weg de Volstraat te Deurne ter hoogte van lichtmast nummer 9.
Ter plaatse stond bij lichtmast nummer 9 een onbeheerd en niet afgesloten motorvoertuig geparkeerd met daarachter een trekker met kenteken [NN-00-PP].
Soort voertuig: vrachtauto met kenteken: [QQ-00-RR], merk Scania, type: p3m 4x2 65115,
Kleur: wit
Chassisnummer : [0006], Bouwjaar: 1996995
Bij onderzoek bleek dat het voertuig als volgt stond gesignaleerd:
"Schengen ID-nummer: [0007], datum:16 mei 2004
Gesignaleerd door: Nederland".
De sloten van beide portieren waren geforceerd en het contactslot was doorverbonden. Er was braakschade aan beide zijden van het voertuig. Verder viel op dat aan de linkerzijde van het voertuig en de oplegger de banden sterk vervuild waren met modder. De voorruit van het voertuig was gebarsten. De oplegger die aan het voertuig vastzat was afkomstig van een andere diefstal. Het voertuig is door de daders rijdbaar gemaakt door doorverbinding en verbreking van het stuurslot.
Na onderzoek hoorden wij verbalisanten dat in de oplegger rollen aluminium zaten. Wij zagen dat het voertuig stond gestald voor het bedrijf de OSBO in Deurne, aan de zijde in de Voltstraat te Deurne. Ons verbalisanten is bekend dat dit bedrijf aluminium en kabels verwerkt.
23. het (als dossierpagina 1805 van zakendossier 015 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 7], inspecteur en sporencoördinator van politie op 25 augustus 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onder nummer BRONO-013-Spoco-doss.15, voor zover inhoudende de geuridentificatie -zakelijk weergegeven-:
ik, [verbalisant 7], inspecteur-sporencoördinator van de Bovenregionale Recherche Noord en Oost Nederland (BRNON) en werkzaam voor het "Team Maatje" te Deventer, verklaar het volgende:
Op 15 juli 2004 ontving ik van de sporencoördinator van de Technische Recherche Regiopolitie Brabant Zuid Oost, drie geurmonsters in de vorm van geurdoeken in de zaak: PL2203/04-060902. Deze sporen waren op 18 mei 2004 veiliggesteld door de technisch rechercheur [verbalisant 11], in de cabine van de teruggevonden ontvreemde vrachtauto (trekker) voorzien van het kenteken [QQ-00-RR]. Deze was ontvreemd te [vestigingsplaats].
De drie geurmonsters werden door mij in goede staat, conform de richtlijnen verpakt en gewaarmerkt, in ontvangst genomen.
De drie geurmonster werden door mij ter beschikking gesteld aan de Interregionale Speurhondendienst van het Ressort Arnhem, die vervolgens met het spoor drie geuridentificatieproeven heeft verricht.
Er vond een geuridentificatieproef plaats waarbij een geurovereenkomst werd vastgesteld op de verdachte: [medeverdachte 2].
Het betreft de geur afkomstig van de bestuurdersstoel, passagiersstoel en versnellingspook van de genoemde vrachtauto.
Er vond een geuridentificatieproef plaats waarbij een geurovereenkomst werd vastgesteld op de verdachte: [verdachte].
Het betreft de geur afkomstig van de bestuurdersstoel, passagiersstoel en versnellingsknop van de genoemde vrachtauto.
24. het ( als dossierpagina 1807 van zakendossier 015 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 11], medewerker technische ondersteuning regiopolitie Brabant Zuid-oost, op 18 mei 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Verslag van het op 18 mei 2004, door de Technische Ondersteuning ingesteld onderzoek aan een truck met oplegger. Het kenteken van de truck betrof [QQ-00-RR], dat van de oplegger was [NN-00-PP]. De combinatie was aangetroffen ter hoogte van perceel Voltstraat 0 te Deurne en was van diefstal afkomstig.
Bij het onderzoek aan de truck zag ik dat van beide portieren het slot was verbroken. Van het rechter portier was het slot met deurklink geheel verwijderd. Van het stuurhuis was de kunststof kap afgebroken waarna een doorverbinding tot stand was gebracht. De oplegger was geheel leeg.
Sorteermateriaal veiliggesteld op de stoelzittingen en de versnellingspook.
Sporengegevens:
geurdoek Best.stoel (het hof begrijpt: bestuurdersstoel),
geurdoek Bijr.stoel (het hof begrijpt: bijrijdersstoel),
Geurdoek Vers.pook (het hof begrijpt: versnellingspook).
25. het ( als dossierpagina 1812 van zakendossier 015 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal onder nummer 30.07.04.09.30 gevoegde) door, [verbalisant 15], speurhondenbegeleider tevens brigadier van politie, op 30 juli 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Betreft: uitvoeren geuridentificatieproef.
Inzake: diefstal vrachtauto
Bps nummer : PL2350/06-062855 Corpus delicti: geurmonsters zittingen en versnellingsknop ([QQ-00-RR]) veiliggesteld op 18 mei 2004 door [verbalisant 11] technisch rechercheur te Brabant Zuid Oost.
Op 30 juli 2004, omstreeks 09.30 uur, werd door mij, [verbalisant 15], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie IJsselland, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Barry.
Conclusie:
Gezien het gedrag en de werkwijze van Barry bleek mij, [verbalisant 15], dat Barry geurovereenkomst waarnam tussen ten minste een der aangeboden corpus delicti (geur-monsters zittingen en versnellingsknop ([QQ-00-RR])), en de geurdragers welke waren vastgehouden door [verdachte].
26. het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3], hierboven als bewijsmiddel 19 aangehaald.
27. De dossierpagina 1782 tot en met 1789 van zakendossier 015 van voornoemd overzichtsproces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakte en gesloten op 30 augustus 2004 door [verbalisant 10], brigadier/rechercheur van politie, onder meer inhoudende het relaas van het onderzoek van telecommunicatie binnen het Maatjeteam -zakelijk weergegeven telefoontaps-:
Met machtiging van de rechter-commissaris en op bevel van de officier van justitie werden diverse telefoongesprekken afgeluisterd en opgenomen, onder andere gevoerd via de telefoonnummers: [06-nummer] (in gebruik bij [medeverdachte 2]), [06-nummer] (in gebruik bij [medeverdachte 6]) en [06-nummer] (in gebruik bij [medeverdachte 1])
16-05-2004 te 07:26:09 uur: (gespreksnummer: 240076867)
Nr: [06-nummer] in gebruik bij [verdachte] belt uit naar nr: [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 1].
Inhoud gesprek: [Verdachte] belt met [medeverdachte 1] en vraagt of hij daarheen komt. [Medeverdachte 1] kleedt zich aan en komt er aan. [Verdachte] is bij [medeverdachte 2].
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [verdachte]: Nijmeegseweg Venlo.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 1]: Molenstraat Helden.
16-05-2004 te 08:33:10 uur: (gespreksnummer: 240077820)
[Medeverdachte 2] met nr: [06-nummer] belt uit naar [medeverdachte 1] met nr: [06-nummer]. Inhoud gesprek: [Medeverdachte 1] staat bij [medeverdachte 2] voor de deur.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]: Nijmeegseweg 44 te Venlo.
16-05-2004 te 10:02:00 uur: (gespreksnummer: 240077821)
SMS-bericht van nr: [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2] naar nr: [06-nummer] in gebruik bij [betrokkene 4] (ex-vrouw van [medeverdachte 2])
Inhoud bericht: We moeten een nieuwe vrachtwagen pakken ik zie je straks xxx
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]: Ringovenstraat 17 te Panningen.
16-05-2004 te 13.55.55 uur (gespreksnummer 240077960).
Inhoud: [Medeverdachte 6] belt [medeverdachte 2] en vraagt hoe het met de auto zit. [Medeverdachte 2] zegt dat hij geen zin heeft om naar de politie te gaan. [Medeverdachte 2] zal maar betalen. Ze zien elkaar morgen om acht uur.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]: Ledeackerstraat te Ledeacker.
16-05-2004 te 15.22.47 uur (gespreksnummer 240077962).
Inhoud: [Medeverdachte 3] belt [medeverdachte 1] en vraagt wie de Audi heeft. [Medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 5] de auto heeft. Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]: Zandstraat 56 te Gennep.
16-05-2004 te 15.25.37 uur (gespreksnummer 240077968)
Inhoud:[Medeverdachte 3] belt en vraagt naar [medeverdachte 1]. Hij zegt dat hij [medeverdachte 5] niet te pakken heeft gekregen. [Medeverdachte 1] zal wel zien hoe hij thuis komt.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2], Hoofdstraat 4 te Heijen.
Opmerking verbalisant:
Deze mastlocatie is gelegen op een afstand van ongeveer 1.2 km van [m-straat] te [vestigingsplaats] waar de trekker en oplegger, respectievelijk [QQ-00-RR] en [SS-00-TT], werden ontvreemd.
16-05-2004 te16.27.45 uur (gespreksnummer 240077977)
Inhoud: [Medeverdachte 3] belt met [medeverdachte 2], daarna [medeverdachte 1]. [Medeverdachte 3] zegt dat ze nog steeds niet terug zijn en dat er steeds politie rijdt. [Medeverdachte 1] is woedend dat die de sleutels heeft gepakt.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2], Schandeloseweg 1 te Velden.
16-05-2004 te 21:20:46 uur (gespreksnummer 240078092)
[Betrokkene 4] (ex-vrouw van [medeverdachte 2]) belt met nr. [06-nummer] naar [medeverdachte 2] op nr: 0622271267.
Inhoud: [Betrokkene 4] belt [medeverdachte 2]. Ze hebben onderling ruzie. [Medeverdachte 2] komt niet meer thuis.
Dan letterlijk:
[Betrokkene 4]: Ik ga vertellen dat jij vrachtwagens schoept. Dat vertel ik.
[Medeverdachte 2]: Je kunt zeggen wat je wilt.
[Betrokkene 4]: Ik heb de bewijzen hier thuis liggen.
[Medeverdachte 2]: Zorg dat het geld morgen klaar ligt.
[Betrokkene 4]: En ik heb het geld van de auto eraf gehaald en ik ga dinsdag naar de politie toe, zonder jou en zonder [betrokkene 5] en ik luis je erin.
[Medeverdachte 2]: Jij krijgt spijt.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]: Nijmeegseweg 44 te Venlo.
17-05-2004 te 07.43.37 uur (gespreksnummer 240077636)
[Betrokkene 6], vriendin van [verdachte] ([telefoonnummer]) belt naar [verdachte] [06-nummer].
In dit gesprek hebben ze woorden met elkaar. [Betrokkene 6] verwijt [verdachte] dat hij geld stiekt dat hij dan toevallig heeft. Tevens verwijt ze hem: "Met je ongure zaakjes, waarmee je al jaren bezig bent. Waar ik iedere keer van vraag: Schei er toch eens mee uit. Zo kan je toch geen leven mee opbouwen."
Deze zinnen zijn niet uitgewerkt in de tapmodule, doch vastgesteld bij het uitluisteren door verbalisant [verbalisant 10] op 25 augustus 2004.
17-05-2004 te 08.20.13 uur (gespreksnummer 240079133)
[Medeverdachte 6] [06-nummer] belt naar [medeverdachte 1] [06-nummer]. [Medeverdachte 1] zegt direkt dat hij bezig is en de verbinding wordt verbroken.
17-05-2004 te 08:36:52 uur (gespreksnummer 240079146)
[Medeverdachte 6] belt met nr. [06-nummer] met [medeverdachte 1] op nr. [06-nummer]. Inhoud: [Medeverdachte 6] belt met [medeverdachte 1] en vraagt of hij de auto in Helmond moet oppakken. [Medeverdachte 1] antwoordt met ja, waarna [medeverdachte 6] zegt, dat ze elkaar zo zien.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 1]: Nijmeegseweg Venlo.
17-05-2004 te 09:03:55 uur (gespreksnummer 240079148)
[Medeverdachte 6] belt met nr. [06-nummer] met [medeverdachte 1] op nr. [06-nummer]. Inhoud:
[Medeverdachte 6] vraagt waar [medeverdachte 1] is.
Paallocatie [06-nummer] in gebruik bij [medeverdachte 1]: Geyzerstraat te Deurne.
Opmerking verbalisant:
Op 17 mei 2004 te 17.00 uur werd de gestolen oplegger (gekoppeld aan een te [vestigingsplaats] gestolen trekker) teruggevonden op de Voltstraat te Deurne. Deze vindplaats is op circa 500 meter afstand gelegen vanaf de zojuist genoemde mastlocatie Geyzerstraat te Deurne.
Naar aanleiding van het onderzoek van de diefstal van een trekker en oplegger te [vestigingsplaats], op 14,15 of 16 mei 2004, werd een nader onderzoek ingesteld.
Bij het uitluisteren van de tapgesprekken tussen de verdachte is gebleken
* dat de verdachten [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] op 16-05-2004, te 08.00 uur een afspraak hebben gemaakt.
* dat de mobiele telefoon van de verdachte [medeverdachte 2] gepeild werd op:
> 16-05-2004 te 10.20 uur op mastlocatie Rootweg te Asten (sms)
> 16-05-2004 te 15.26 uur op mastlocatie Hoofdstraat 4 te Heijen (gesprek)
* dat de mobiele telefoon van de verdachte [verdachte] gepeild werd op:
> 16-05-2004 te 10.32 uur op mastlocatie Rootweg te Asten (gesprek)
> 16-05-2004 te 10.35 uur op mastlocatie Rootweg te Asten (gesprek)
Uit onderzoek is gebleken dat:
* dat 16-05-2004 te 15.25.37 uur (gespreksnummer 240077968) de door verdachte [medeverdachte 1] gebruikte mobiele telefoon gepeild werd op de mastlocatie Hoofdstraat 4 te Heijen en de verdachte [medeverdachte 1] in gesprek is met de verdachte [medeverdachte 3] en dat die mastlokatie zich op een afstand van ongeveer 1.2 km van de plaats van diefstal bevindt.
* dat bij het sms-verkeer tussen de mobiele telefoon van de verdachte [medeverdachte 2] en de mobiele telefoon van de verdachte [medeverdachte 6] is gebleken dat verdachte [medeverdachte 6] kennelijk een afspraak heeft gemaakt met het "gezicht". Dit is de bijnaam van de vennoot van het metaalrecyclingbedrijf [F]. De afspraak staat voor "morgen 8 uur."
* dat verdachte [medeverdachte 6] op 16-05-2004 regelmatig telefonisch contact heeft met de verdachten [verdachte], [medeverdachte 2] en zich, middels onder andere sms-berichten, kennelijk op de hoogte houdt of laat stellen over de gang van zaken.
* dat de verdachten [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] de route Venlo, Panningen, Someren, Asten, Veghel, Ledeacker, Gennep, Heijen, Vierlingsbeek, Lomm, Velden, Venlo hebben afgelegd. (Stemherkenning)
* dat de mastlocatie Hoofdstraat 4 te Heijen op een afstand ongeveer 1.2 km van de plaats van diefstal van de trekker en oplegger is gelegen.
* dat zij op 16-05-2004 te 15.25 uur, in of in de directe nabijheid van Heijen zijn geweest."
Het middel herhaalt middel 2 voorzover het betreft de kritiek op het gebruik van de geuridentificatieproef en de taps voor het bewijs.
5.2. De bedenkingen die ik in mijn bespreking van middel 2 uitte tegen het gebruik van de resultaten van de geuridentificatieproeven voor het bewijs gelden ook voor de bewijsconstructie van feit 4. De kritiek die de steller van het tweede middel formuleerde ten aanzien van het gebruik van afgeluisterde telefoongesprekken en die in het derde middel is herhaald m.b.t. feit 4, heeft niet de telefoongesprekken die het hof voor het bewijs van feit 4 heeft aangewend tot voorwerp.
De waarde van deze afgeluisterde telefoongesprekken is volgens mij voor het bewijs van feit 4 wel relevant. Eruit blijkt dat op 16 mei 2004 [medeverdachte 2], verdachte en [medeverdachte 1] 's morgens om ongeveer 8:30 uur bij elkaar komen. Verhelderend is het sms-bericht dat [medeverdachte 2] om 10:02 uur naar zijn ex stuurt. Dit bericht heeft als inhoud "we moeten een nieuwe vrachtwagen pakken ik zie je straks". Verder blijkt uit de peilingen van de gsm's van verdachten dat de gsm van [medeverdachte 2] en de gsm van verdachte op 16 mei 2004 ongeveer rond 10:30 uur zich op dezelfde plaats hebben bevonden en dat de gsm van [medeverdachte 2] om 15:26 uur zich moet hebben bevonden op een afstand van 1200 meter van de plaats waar feit 4 is gepleegd. Als ik de geurproeven buiten beschouwing laat meen ik dat er toch voldoende bewijs aan bewijsmiddel 27 is te ontlenen om tot een bewezenverklaring kunnen komen. Eruit blijkt immers dat in ieder geval [medeverdachte 2] en verdachte er op 16 mei 2004 samen op uit zijn gegaan, volgens [medeverdachte 2] in zijn sms-bericht om een vrachtwagen te gaan stelen, en dat er inderdaad een vrachtwagen met oplegger is gestolen in de omgeving waarin in ieder geval [medeverdachte 2] zich in de middag heeft bevonden, terwijl verdachte vermoedelijk in zijn gezelschap vertoefde omdat zij de gehele dag al samen optrokken. Ook lijkt het zeer waarschijnlijk dat uiteindelijk [medeverdachte 1] de gestolen vrachtwagen op 17 mei 2004 naar Deurne heeft gereden, omdat zijn gsm op 17 mei 2004 om iets over 9 uur 's morgens een zendmast aanspreekt op ongeveer 500 meter afstand van de plaats waar de Scania trekker van feit 4 en de oplegger van feit 3 op 17 mei 2004 zijn aangetroffen.
Dit middel faalt.
6.1. Het vierde middel keert zich tegen het bewijs van feit 5. De kritiek spitst zich kennelijk toe op het gebruik voor het bewijs van de registraties van afgeluisterde telefoongesprekken.
Bewezenverklaard is als feit 5 dat hij:
"hij in of omstreeks het weekend van 12-14 juni 2004 te Elsloo, gemeente Stein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het Business Park Stein heeft weggenomen een trailer en/of 18750, althans een hoeveelheid flessen wijn, respectievelijk geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onderzijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak."
Voor het bewijs heeft het hof de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
"Ten aanzien van het onder 5 en 7 bewezenverklaarde:
28. het op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakte overzichtsproces-verbaal door [verbalisant 10], brigadier/rechercheur van politie, en gesloten op 9 september 2004 (zakendossier 019, pagina 2500 tot en met 2507), inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op maandag 14 juni 2004 werd door [benadeelde partij 12], aangifte gedaan namens [benadeelde partij 5], [vestigingsplaats] en [benadeelde partij 6] [vestigingsplaats]. van diefstal van een trailer, vanaf een voor het publiek toegankelijke parkeerplaats op het Business Park Stein, ter hoogte van nummer [...] te Elsloo in de gemeente Stein. De diefstal werd gepleegd in de periode van zaterdag 12 juni 2004 te 07.00 uur tot maandag 14 juni te 05.00 uur. De weggenomen trailer was blauw van kleur en voorzien van het kenteken [UU-00-VV]. De Oplegger was beladen met 18750 flessen wijn, type Rose Vinos Rosario Bullas Rsdo 2003.
De gestolen oplegger, kenteken [WW-00-XX] werd op 9 juli 2004 teruggevonden op de parkeerplaats van het industrieterrein Trade Port, Columbuisweg te Bleric, Texaco-tankstation. In de trailer werd een doos met enkele flessen wijn van het merk Vinos Rosario Bullas en gebroken flessen van dat merk aangetroffen.
29. het ( als dossierpagina 2508 tot en met 2512 van zakendossier 019 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 18], agent van politie, op 14 juni 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende de aangifte van [benadeelde partij 12] -zakelijk weergegeven-:
Op 14 juni 2004 kwam in het politiebureau te Stein [benadeelde partij 12], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951, wonende te [woonplaats] en deed aangifte van diefstal van een trailer en verklaarde het volgende:
Ik ben namens de benadeelde [benadeelde partij 5] te [vestigingsplaats] en [benadeelde partij 6] te [vestigingsplaats], gerechtigd aangifte te doen. Tussen zaterdag 12 juni 2004 te 07.00 uur en maandag 14 juni te 05.00 uur werd op Busines Park Stein ter hoogte van nummer [...] te Elsloo, binnen de gemeente Stein een trailer gestolen. Deze trailer heeft het kenteken [UU-00-VV]. De trailer is blauw van kleur. Zowel op de zijkanten als de achterkanten staat de naam van de eigenaar van voornoemde trailer. Deze naam staat in witte letters omgeven door een rode rand op het zeil, op de zijkant van de trailer. Op de achterzijde staat de opdruk [benadeelde partij 5] in witte letters en tevens huur, lease en huurkoop. Tevens staat op zowel de voor als de achterzijde van de trailer van boven naar beneden het nummer [0008]. Dit cijfer staat in grote cijfers van ongeveer 10 centimeter per cijfer. Op zaterdag 12 juni 2004 omstreeks 07:00 uur parkeerde ik de voornoemde trailer op de parkeerplaats nabij tankstation Keulen. Ik zette de trailer naast de oprit naar het tankstation meteen aan de rechterzijde, met de achterzijde van de trailer naar de straat gericht.
Voornoemd tankstation ligt op het Business Park te Elsloo. Ik koppelde het voertuig af en ging weg. Het voertuig was niet afgesloten door middel van een zogenaamde kingpinslot. Met een kingpinslot sluit je uit dat de trailer aangekoppeld kan worden. Toen ik op maandag 14 juni 2004 omstreeks 05:00 uur de trailer weer ging ophalen zag ik dat de trailer weg was.
Ik ben toen meteen naar het tankstation gegaan om te vragen of iemand van het personeel iets gezien had, maar dit bleek niet het geval te zijn.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het betreft een trailer met kenteken [YY-00-ZZ] waarvan de eigenaar is [benadeelde partij 5], [adres] [vestigingsplaats] met als inhoud 18.750 flessen Rose Wijn vinos Rosario Bullas rsdo 2003 waarvan de eigenaar is [benadeelde partij 6] [vestigingsplaats].
30. Een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal inhoudende het algemeen relaas van onderzoek, dossierpagina 20, gesloten op 17 september 2004 en opgemaakt door [verbalisant 19], brigadier van politie, inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Op 6 juli 2004 vond er een doorzoeking plaats in een loods welke gelegen is aan de Varenschut 17G te Helmond. In de loods in Helmond werden onder andere 13 pallets à 125 dozen Bulas rose wijn vinos Rosario aangetroffen. De eigenaar van de loods, [betrokkene 7], verklaarde dat de loods aan de Varenschut 17G te Helmond vanaf 4 juni 2004 gehuurd werd door een man [medeverdachte 1] genaamd.
31. de als bijlage gevoegde kopie lijst van inbeslaggenomen goederen (als dossierpagina 2534 van zakendossier 019) betreffende bedrijfshal Varenschut 17G te Helmond gedateerd 6 juli 2004, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Omschrijving goederen: 13 pallets à 125 dozen Bulas Rose wine vinos Rosario (artikelcode 76495).
32. het ( als dossierpagina 2532 tot en met 2533 van zakendossier 019 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 16], project rechercheur A binnen de nationale recherche en [verbalisant 1], als projectrechercheur B van politie binnen de nationale recherche, op 14 juni 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voorzover inhoudende het verhoor van [betrokkene 7], -zakelijk weergegeven-:
Op 4 juni 2004 kwam er een man, naar later bleek genaamd [medeverdachte 1], bij mij aan de Engelseweg te Helmond. Hij was in gezelschap van een mij onbekende man. Hij informeerde bij mij om een opslagloods te huren.
Hij vertelde mij dat hij bezig was met een startend bedrijf, een koeriersbedrijf genaamd [G]. Ik ben met beiden overeengekomen om een loods aan hen te verhuren welke gevestigd is aan de Varenschut 17G te Helmond.
33. het (als dossierpagina 2546 en 2547 van zakendossier 019 bij voornoemd overzichts-proces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 16], project rechercheur A binnen de nationale recherche en [verbalisant 1], als projectrechercheur B binnen de nationale recherche, op 8 juli 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het verhoor van [medeverdachte 1] -zakelijk weergegeven-:
Op dit moment staan er goederen in de loods opgeslagen waaronder wijn en stoelen. Ik geloof dat het in totaal 24 pallets wijn zijn en enkele pallets met stoelen.
De goederen die in de loods staan, staan daar ongeveer drie weken. Ik beur per auto die in de loods gelost wordt ongeveer 1000 euro.
34. het (als dossierpagina 2550 en 2551van zakendossier 019 bij voornoemd overzichts-proces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 16], project rechercheur A binnen de nationale recherche, en [verbalisant 1], als projectrechercheur B binnen de nationale recherche op 13 juli 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het verhoor van [medeverdachte 3] -zakelijk weergegeven-:
Op 14 juni 2004 te 10.33 uur heb ik gebeld met [medeverdachte 1]. Het gesprek ging over handschoenen. Ik was op dat moment in de loods van [medeverdachte 1] in Helmond. Ik was samen met [medeverdachte 7] (het hof begrijpt: [medeverdachte 7]). [Medeverdachte 7] en ik zouden op verzoek van [medeverdachte 1] een partij stoelen verplaatsen. Nadat [medeverdachte 1] voor ons en heftruck had gehuurd is hij weggegaan. Ik kwam toen tot de ontdekking dat er maar één paar handschoenen was. Uiteindelijk heb ik de partij helpen verplaatsen zonder gebruik te maken van handschoenen. Ik wilde handschoenen gebruiken omdat ik geen sporen van mij wilde achterlaten op die stoelen. Ik vermoedde namelijk dat de stoelen van diefstal afkomstig waren. Op 14 juni 2004 te 08.07 uur (het hof begrijpt: gespreksnummer 240094750) ben ik gebeld door [medeverdachte 6]. Hij zei dat ik op de autobaan bij het eerste tankstation rechts moest wachten op hem. Ik ben naar de afgesproken plek gegaan. Daar heeft hij mij 100 euro gegeven. Ik moest dat aan [medeverdachte 1] geven. Ik hoorde dat dat geld bestemd was voor de huur van de heftruck. Vervolgens ben ik weer naar huis gegaan en heb [medeverdachte 1] dat geld gegeven. Daarna zijn [medeverdachte 1] en ik met de Mercedes van [medeverdachte 1] naar de loods in Helmond gereden. Daar heb ik samen met [medeverdachte 7] de stoelen in de loods met de door [medeverdachte 1] gehuurde heftruck verplaatst.
35. het (als dossierpagina 2553 en 2554 van zakendossier 019 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 16] en [verbalisant 20], beiden hoofdagent van politie, in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal op 20 juli 2004, onder meer inhoudende het verhoor van [medeverdachte 3] -zakelijk weergegeven-:
Ik wil nader verklaren over twee door mij gestolen trailers in de loods in Helmond.
[Medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) kwam op een maandagmorgen bij mij en vroeg mij of ik interesse had om een vrachtwagen samen met [medeverdachte 7] te lossen. Ik vond het goed en ben bij hem in de auto gestapt. We hebben [medeverdachte 7] opgehaald en zijn naar de loods in Helmond gereden. [Medeverdachte 1] maakte de loods open. In de loods zag ik een oplegger waarvan het zeil al opengeschoven was. [Medeverdachte 7] en ik hebben uit de trailer een paar uren lang dozen met wijn gelost. Op een gegeven moment hebben we [medeverdachte 1] gebeld en we hebben hem gezegd dat hij een heftruck moest huren. [Medeverdachte 1] heeft op de naam van zijn bedrijf een heftruck en een palletwagen gehuurd. [Medeverdachte 7] is op de heftruck gaan zitten en ik heb met de pompwagen de pallets met wijn aan de kant gezet. [Medeverdachte 1] was er de hele tijd bij. Toen we klaar waren heeft [medeverdachte 1] ons naar huis gebracht. Ik heb voor het lossen 50 euro gekregen.
36. overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 21], brigadier en financieel rechercheur van politie en [verbalisant 10], project-rechercheur van politie, in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal en gesloten op 4 augustus 2004, onder meer inhoudende het verhoor van [medeverdachte 2] -zakelijk weergegeven-:
Ik weet dat [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) een loods heeft in Helmond.
37. het (als dossierpagina 2555 en 2556 van zakendossier 019 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 20] en [verbalisant 22], beiden hoofdagent van politie, in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal en gesloten op 7 juli 2004, onder meer inhoudende het verhoor van [medeverdachte 7] -zakelijk weergegeven-:
Ik heb mijn mobiele telefoon wel eens aan [medeverdachte 1] uitgeleend. Ik heb in de loods in Helmond wel eens goederen met een heftruck vanaf de zijkant gelost. Ik heb samen met [medeverdachte 3] (het hof begrijpt: [medeverdachte 3]) de trailer gelost. Op een maandag ben ik naar de loods in Helmond gegaan. In de loods stond een witte vrachtwagen en buit. Ik ben in de vrachtwagen gestapt en heb hem naar buiten gereden. Ik heb de loods afgesloten en ben naar Lomm gereden. Ik kon merken dat de vrachtwagen vol was.
38. het (als dossierpagina 2515 van zakendossier 019 bij voornoemd overzichtsproces-verbaal gevoegde) door [verbalisant 7], inspecteur en sporencoördinator van politie, op 14 juli 2004 in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Op 6 juli 2004 werd een doorzoeking gehouden in perceel Varenschut 17G te Helmond. In een dressoir stond een Heineken bierkrat. Ik zag dat zich in het krat drie lege Heineken bierflessen bevonden. Op een bierflesje (uit genoemde krat) werd door mij een dactyloscopisch spoor zichtbaar gemaakt. Het bierflesje werd op de voorgeschreven wijze bemonsterden en voorzien van een uniek DNA-identiteitszegel. Het aangetroffen dactyloscopisch spoor zal voor onderzoek worden aangeboden aan de KLPD, Unit dactyloscopie en Identificatie te Zoetermeer.
39. Een schriftelijk bescheid ex artikel 344 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, bestaande uit een brief van C. Bosveld, waarnemend hoofd van de Unit Dactyloscopie en Identificatie, gedateerd 2 augustus 2004 houdende de uitslag van een dactyloscopisch onderzoek:
Op 27 juli 2004 ontvingen wij het verzoek tot het instellen van een dactyloscopisch onderzoek met de navolgende gegevens:
Contactpersoon:[verbalisant 7]
Datum:06-07-2004
Adres:Pand Varenschut 17G, Helmond
Benadeelde:onbekend
Ontvangen:2 zwarte foliën en 1 aandachtsvestiging
De uitslag van het ingestelde dactyloscopisch onderzoek is als volgt:
Het spoornummer 2, aangetroffen op "bierflesje (loods Helmond)" is geïdentificeerd op een afdruk van de linkerduim voorkomend op het vingerafrukkenblad ten name van [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats].
40. De dossierpagina 2503 en 2504 van zakendossier 019 van voornoemd overzichtsproces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakte en gesloten op 9 september 2004 door [verbalisant 10], brigadier/rechercheur van politie, onder meer inhoudende het onderzoek van telecommunicatie binnen het Maatjeteam -letterlijk weergegeven telefoontaps-:
Tapgesprekken:
Zondag, 13 juni 2004
Te 18.03 uur een sms-bericht van het toestel van [medeverdachte 6] uit naar het toestel van [verdachte] inhoudende: "Over 20 min daar bedoel je"
Gsm van [verdachte] op locatie Molenstraat te Helden.
Te 18.06 uur. uitgaand sms-bericht van de gsm van [verdachte] naar de gsm van [medeverdachte 6] inhoudende:"Kom nu maar'.
Gsm [verdachte] op de locatie Ringovenstraat 17 te Venlo.
Te 18.08 uur inkomend sms-bericht van de gsm van [medeverdachte 6] naar de gsm van [verdachte] inhoudende:"Ok".
Gsm van [verdachte] op de locatie Kennedylaan 8 - 58 te Maasbree.
Te 19.03 uur inkomend sms-bericht van gsm van [medeverdachte 6] naar gsm van [verdachte] inhoudende: "5 min weet ik het".
Locatie van gsm [verdachte]: Kasteelweg te Baexem.
Te 19.15 uur uitgaand sms-bericht van het toestel van [verdachte] naar het toestel van [medeverdachte 6] inhoudende: "na was los".
Locatie gsm van [verdachte]: Maaseikerweg te Susteren.
Te 19.20 uur inkomend sms-bericht van de gsm van [medeverdachte 6] naar de gsm van [verdachte] inhoudende:
"Ik weet het zo als wij het kunnen vinden".
Locatie gsm van [verdachte]: Leonard Langweg te Holtum.
Te 19.26 uur tot 19.48 uur 5 sms-berichten van gsm [verdachte] naar gsm van [medeverdachte 6] inhoudende: "3.29 kosten ze".
Locatie van gsm van [verdachte] is hierbij niet bekend.
Te 19.48 uur inkomend sms-bericht van de gsm van [medeverdachte 6] naar de gsm van [verdachte] inhoudende: "Koop maar als het niet anders wil pikie van me".
Locatie gsm van [verdachte]: Putstraat 99 te Born.
Te 19.53 uur uitgaand sms-bericht van de gsm van [verdachte] naar de gsm van [medeverdachte 6] inhoudende:
"Ok [betrokkene 8]".
Locatie van de gsm van [verdachte]: Beuningerstraat 7 te Susteren.
Te 22.01 uur een uitgaande sms van de gsm, in gebruik bij, [verdachte] naar de gsm, in gebruik bij [medeverdachte 1], inhoudende: "morg hoef niet bel je wel als ok'.
41. De dossierpagina 2504 van zakendossier 019 van voornoemd overzichtsproces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakte en gesloten op 9 september 2004 door [verbalisant 10], brigadier/rechercheur van politie, onder meer inhoudende het onderzoek van telecommunicatie binnen het Maatjeteam -zakelijk weergegeven-:
Maandag,14 juni 2004
Te 08.07 uur [medeverdachte 6] belt naar [medeverdachte 3] en maakt een afspraak bij het eerste tankstation rechts bij het oprijden van de autobaan.
Te 10.03 uur neemt de verdachte [medeverdachte 3] telefonisch contact op met de verdachte [medeverdachte 1]. Hij vraagt aan de verdachte [medeverdachte 1] of er nog een paar handschoenen zijn.
Locatie gsm van de verdachte [medeverdachte 3], Graandijk 10 te Helmond.
6.2. Eerlijk gezegd kan ik aan de bewijsconstructie die het hof heeft opgezet niets ontlenen wat verdachtes betrokkenheid bij feit 5 met voldoende duidelijkheid zou kunnen staven. Wat blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen is dat op 14 juni 2004 een oplegger met flessen wijn is gestolen te Elsloo, dat deze oplegger door [medeverdachte 3] en een ander is gelost in een loods te Helmond die was gehuurd door [medeverdachte 1], dat [medeverdachte 6] er iets mee te maken zal hebben gehad omdat deze dezelfde ochtend aan [medeverdachte 3] € 100,00 heeft gegeven om de huur van een heftruck te kunnen betalen die uiteindelijk door [medeverdachte 1] inderdaad op aandrang van [medeverdachte 3] is gehuurd voor het lossen van de wijn en dat verdachte en [medeverdachte 6] op zondag 13 juni 's avonds tussen ongeveer 6 en 10 uur sms-berichten hebben uitgewisseld van onduidelijke inhoud.
De bewezenverklaring is mijns inziens ontoereikend met redenen omkleed.
7.1. Het vijfde middel klaagt over het bewijs van feit 7.
Het bewijs voor het bestaan van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr zou niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid.
Bewezenverklaard is dat:
"hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2003 tot en met 05 juli 2004 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of door middel van braak of verbreking of een valse sleutel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van trekkers, opleggers, vrachtauto's met daarbij behorende inhoud, welke geheel of ten dele toebehoorden aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)."
Het bewijs van dit feit heeft het hof gebaseerd op alle bewijsmiddelen die het heeft gebezigd in de bewijsvoering van de overige feiten. Voorts heeft het hof nog in de aanvulling op het verkort arrest over het bewijs van feit 7 het volgende overwogen:
" he Nadere overweging inzake het onder 7 bewezenverklaarde:
Het hof heeft uit de hierboven opgesomde bewijsmiddelen in zake de feiten 1, 3, 4 en 5 afgeleid, dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met truckdiefstallen. De frequentie waarmee hij communiceerde met andere betrokkenen, en de wijze waarop men zich bediende van versluierende taal, en van zeer korte berichtjes met cryptische inhoud, die alleen begrijpelijk konden zijn voor degenen die hecht met elkaar samenwerkten, in combinatie met de overige bewijsmiddelen die rechtstreeks wijzen op medezeggenschap aan de diverse delicten, doen het hof daartoe concluderen."
Voorts heeft het hof aan het bewijs van feit 7 nog overwegingen gewijd in de Nadere bewijsoverweging die ik hiervoor bij de bespreking van het tweede middel heb geciteerd.
7.2. Voor het bestaan van het misdrijf van artikel 140 Sr is nodig dat men heeft deelgenomen aan een gestructureerd samenwerkingsverband.(4) Dat samenwerkingsverband behoeft niet steeds uit dezelfde personen te bestaan en evenmin is het nodig dat de acties die door dat samenwerkingsverband worden beoogd telkens door dezelfde personen worden gerealiseerd.(5) Niet nodig is dat er sprake is van "geledingen" of van een "hiërarchie".(6)
Van het aan een organisatie als bedoeld in dat artikel deelnemen in de zin van die bepaling is slechts dan sprake, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.(7) Niet nodig is dus dat men aan alle acties die worden beoogd door de organisatie een bijdrage levert.
7.3. Uit de manier waarop is tewerkgaan bij de feiten 1, 3 en 4 kan mijns inziens worden afgeleid dat er sprake is van een zekere planning binnen de organisatie omdat waar een combinatie van trekker en oplegger werd gestolen vervolgens de trekker werd losgekoppeld en oplegger werd aangeschakeld aan een andere eerder gestolen trekker, waarna vervolgens de waar is gelost. De dieven die voor de organisatie werkten moesten natuurlijk gebracht worden naar de plaats waar de trekkers en opleggers moesten worden gestolen. Ook moest worden gepland waar de opleggers en trekkers zouden worden gestald totdat zij weer nodig waren. Vervolgens moesten trekkers en opleggers die aanvankelijk geen combinatie vormden worden samengevoegd. Elke volgende schakel tussen diefstal en uiteindelijke aflevering van de gestolen waren vergde nieuwe wilsbesluiten, afspraken en activiteiten van meerdere betrokkenen. Het hof heeft daarom uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden dat er sprake was van een min of meer duurzaam samenwerkingsverband en dus van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr en ook dat verdachte daaraan heeft deelgenomen, ook al is het bewijs voor de feiten 3 en 5 mijns inziens ten aanzien van verdachtes directe betrokkenheid te zwak. Dat er sprake zou moeten zijn, wil van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr kunnen worden gesproken van een tuchtsysteem, geweld en repressie, aanwezigheid van wapens, is een overtrokken eis.
Het middel faalt.
8.1. Het zesde middel klaagt over het bewijs van feit 8. De steller van het middel voert aan dat de veroordeling voor feit 8 volledig is gebaseerd op de veroordeling voor de feiten 1,3, 4,5 en 7. Omdat verdachte deze feiten ontkent en hij daarvoor niet kan worden veroordeeld is er geen deugdelijke grondslag voor veroordeling voor feit 8.
Als feit 8 is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 31 juli 2003 tot met 30 juni 2004 te gemeente Venlo, telkens een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een formulier van de Dienst Publiekszaken en Facilitaire Zaken van de gemeente Venlo (Informatieformulier Abw), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van (alle) verrichte werkzaamheden en/of (alle) ontvangen inkomsten - telkens - valselijk heeft opgemaakt immers heeft verdachte - telkens -valselijk verrichte werkzaamheden ontvangen inkomsten niet vermeld en telkens dat formulier ondertekend, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken."
Het bewijs van feit 8 berust op de volgende bewijsmiddelen:
"Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
42. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal onder nummer 20040498, gesloten op 16 september 2004 door [verbalisant 23], buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als sociaal rechercheur voor de gemeente Venlo, houdende het relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Op 20 juli 2004 werd door de Dienst Publiekszaken en Facilitaire Zaken, afdeling Sociale Recherche, van de gemeente Venlo-een meldingsformulier sociale zekerheidsfraude ontvangen afkomstig van de officier van justitie te Zwolle. De samengevatte inhoud van dit formulier was dat de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] en wonende [l-straat 1] te [woonplaats] zich in 2003 en 2004 op grotere schaal en in georganiseerd verband bezig had gehouden met het plegen van diefstallen van vrachtauto's en/of ladingen daarvan. Op 06 juli 2004 werd voornoemde verdachte aangehouden.
Na telefonisch contact met een verbalisant van de Bovenregionale Recherche Noord en Oost Nederland, afdeling Zuid, locatie Zuid, onderzoek Maatjeteam bleek mij, verbalisant, dat de onderzoeksperiode in verband met de verdachte [verdachte] voornoemd 1 juli 2003 tot en met 6 juli 2004 was.
Na controle van de door de verdachte [verdachte] in voornoemde periode ingevulde Informatieformulieren Abw bleek mij verbalisant, dat inkomsten en of vermogen uit voornoemde criminele activiteiten niet waren opgegeven aan de Dienst Publiekszaken en Facilitaire Zaken van de gemeente Venlo.
Na raadpleging in het uitkeringsdossier van [verdachte] bleek mij, verbalisant, dat aan [verdachte] sinds 10 augustus 1977, met een korte onderbreking van 13-01-1988 tot 1-06-1988 door de Dienst Publiekszaken en Facilitaire Zaken van de gemeente Venlo een uitkering wordt verstrekt ingevolge de Rijksgroepsregeling Werkeloze Werknemers, die gebaseerd is op de Algemene Bijstandswet, naar de norm voor een alleenstaande en een periode naar de norm gehuwd.
Na raadpleging in het uitkeringsdossier van de verdachte [verdachte] bleek, mij verbalisant, dat voornoemde uitkering vanaf 1 november 1996 omgezet was naar een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet, naar de norm voor een alleenstaande. De uitkering van de verdachte werd met ingang van 1 juli 2004 beëindigd. Ik verbalisant, zag in het uitkeringsdossier dat de verdachte, in de. vermoedelijke fraudeperiode op geen enkele wijze naar de Dienst Publiekszaken en Facilitaire Zaken van de gemeente Venlo toe kenbaar had gemaakt dat hij nimmer werkzaamheden en/of inkomsten en vermogen in welke vorm dan ook te hebben opgegeven.
Door de Regiopolitie IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord en Oost Nederland, afdeling Zuid, locatie Deventer, onderzoek Maatjeteam is gerefereerd aan het algemene relaas van onderzoek (stamproces-verbaal) van elke verdachte een afzonderlijk persoonsdossier opgebouwd. Met betrekking tot de verdachte [verdachte] werd onder vermelding van parketnummer: 07-630076-04 een dergelijk persoonsdossier opgebouwd.
In een dergelijk persoonsdossier worden dwangmiddelen, eigen verklaringen, DNA-onderzoek, een gerechtelijk vooronderzoek, doorzoekingen en een overzicht van zaken waarvan hij wordt verdacht, gerelateerd. In voornoemd persoonsdossier werd gerefereerd aan twee en twintig zaakdossiers van de gepleegde feiten in diverse plaatsen in Nederland. Voor verdere gegevens verwijs ik, verbalisant, naar het opgemaakte stamproces-verbaal en persoonsdossier waar dit proces-verbaal sociale zekerheidsfraude ook deel van uitmaakt. Opmerking verbalisant: uit dit politieonderzoek zijn werkzaamheden en inkomsten gebleken. Diefstallen worden aangemerkt als werkzaamheden en de opzet- c. q. gewoonteheling wordt aangemerkt als zijnde inkomsten.
Het hof tekent aan dat inzake dit feit niet is uitgegaan van verdachtes schuld aan de twee en twintig bedoelde delicten maar slechts van zijn betrokkenheid bij de bewezenverklaarde diefstallen.
43. Geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten 12 informatieformulieren Abw van de gemeente Venlo, gericht aan [verdachte], ondertekend te Venlo in de periode van 31 juli 2003 tot en met 30 juni 2004 (als blz. 0648 tot en met 0671 gevoegd bij proces-verbaal met O.I.-code UGZ000983 voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende:
De vraag of verdachte in de betreffende periode inkomsten uit arbeid heeft ontvangen heeft verdachte telkens met "nee" beantwoord.
De vraag of verdachte in de betreffende periode andere inkomsten heeft ontvangen heeft verdachte telkens met "nee" beantwoord.
De vraag of er veranderingen in de betreffende periode die van invloed kunnen zijn op de uitkering heeft verdachte telkens met "nee" beantwoord.
44. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal onder nummer 20040498, gesloten op 10 september 2004 door [verbalisant 23], buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als sociaal rechercheur voor de gemeente Venlo, houdende -zakelijk weergegeven- de verklaring van verdachte:
U toont mij kopieën van informatieformulieren Abw over de periode juli 2003 tot en met juni 2004. Ik herken die formulieren. Ik vul deze altijd in mijn woning te Venlo in, waarna ik deze formulieren dagteken en onderteken."
8.2. Het hof is kennelijk van de algemene ervaringsregel uitgegaan dat degene die betrokkene is bij vermogensmisdrijven ook deelt in de opbrengst van de misdrijven. Voorts heeft het hof aangenomen dat de activiteiten die verdachte ontplooide bij de misdrijven waarvoor het hof hem heeft veroordeeld moesten worden opgegeven op de informatieformulieren. Ook als ik het bewijs voor de feiten 3 en 5 te mager vind kan het bewijs voor feit 8 uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid, omdat daaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de criminele activiteiten die voor hem profijt zullen hebben opgeleverd, welk profijt hij niet vermeld heeft op de door hem ingevulde en ondertekende formulieren.
Het middel faalt.
9.1. Ambtshalve wijs ik op het volgende. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen omdat haar oordeel was dat de benadeelde partij, gevestigd te [vestigingsplaats], rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Voorts heeft de rechtbank voor het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de benadeelde partij [benadeelde partij 10] (feit 4) niet ontvankelijk verklaard.
Het hof heeft alleen maar overwegingen gewijd aan de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10] en deze benadeelde partij wederom niet in haar vordering ontvangen. Het hof heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
De advocaat in hoger beroep heeft niets specifiek ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] aangevoerd. Nu de vordering van de benadeelde partij voorzover zij in eerste aanleg is toegewezen van rechtswege voortduurt in hoger beroep had het hof over de vordering van deze benadeelde partij ook moeten beslissen. (8)
10. Het tweede en vierde middel acht ik gegrond. De overige middelen falen mijns inziens.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voorzover het betreft de beslissingen over de feiten 3 en 5, de sanctieoplegging en het verzuim te beslissen op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], en tot terugwijzing van de strafzaak naar het gerechtshof te Arnhem teneinde met inachtneming van 's Hogen Raads arrest opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Prof. dr. J.E.R. Frijters, De geuridentificatie proef in het licht van het falsificatiebeginsel, in NJB 2006, p. 945-949.
2 HR 11 april 2006, NJ 2006, 393 rov. 8.3.1. m.nt. Buruma.
3 HR 30 oktober 2001, LJN AB3244.
4 HR 16 oktober 1990, NJ 1991, 442.
5 HR 29 januari 1991, NJB 1991 p. 719, nr. 50.
6 HR 11 april 2006, NJ 2006, 393 m.nt. Buruma.
7 HR 18 november 1997, NJ 1998, 225 m.nt. De Hullu.
8 Vgl. HR 4 juni 2006, LJN AW2536.