HR, 05-12-2006, nr. 03451/05
ECLI:NL:HR:2006:AZ0688
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
05-12-2006
- Zaaknummer
03451/05
- LJN
AZ0688
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AZ0688, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑12‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AZ0688
ECLI:NL:HR:2006:AZ0688, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑12‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AZ0688
- Wetingang
art. 326 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2007/14
Conclusie 05‑12‑2006
Inhoudsindicatie
De in het pv van de terechtzitting in appel vermelde pleitnotities ontbreken bij de aan de HR toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan of er ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan het in het bestreden arrest genoemde dan wel of aldaar uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het o.g.v. de door de AG ingewonnen informatie geacht moet worden onherstelbaar te zijn, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Nr. 03451/05
Mr. Vellinga
Zitting: 17 oktober 2006
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens medeplegen van gijzeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk.
2. Namens verdachte heeft mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 03451/05, 03453/05 en 03455/05. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
4. Het middel behelst de klacht dat de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnotities zich niet bij de stukken van het geding bevinden, zodat niet valt na te gaan of, en zo ja welke, verweren zijn gevoerd.
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 mei 2005 houdt in dat als raadsman van de verdachte ter terechtzitting aanwezig is geweest mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam(1).
6. Dit proces-verbaal houdt voorts onder meer het volgende in:
"De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging, laatstgenoemde aan de hand van zijn pleitnotities, die na afloop bij de stukken zijn gevoegd. De raadsman voert daarbij een verweer als weergegeven in het arrest."
7. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak onder het hoofd "bespreking van een verweer" het volgende overwogen:
"De raadsman heeft namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep betoogd - zakelijk weergegeven - dat de verklaringen van [betrokkene 1] van het bewijs dienen te worden uitgesloten
a) omdat de verdediging niet in enig stadium van het proces de gelegenheid heeft gehad deze getuige te ondervragen, terwijl diens verklaringen - in het bijzonder op het punt van de opzettelijke vrijheidsberoving/gijzeling - geen of onvoldoende steun vinden in de andere voorhanden bewijsmiddelen en
b) omdat [betrokkene 1], gelet op zijn verklaring over (het dreigen met) een vuurwapen - dat nimmer is aangetroffen - en op de omstandigheid dat hij kennelijk niet wil meewerken aan zijn verhoor en zich daarom onvindbaar heeft gemaakt, ook overigens een onbetrouwbare getuige zou zijn.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Weliswaar is de verdediging niet in enig stadium van het proces in de gelegenheid geweest de getuige [betrokkene 1] te ondervragen, doch diens verklaringen - in het bijzonder ook op het punt van de opzettelijke vrijheidsberoving/gijzeling - vinden in voldoende mate steun in andere voorhanden bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van [betrokkene 2], de afgeluisterde telefoongesprekken, de verklaringen van andere verdachten in deze zaak en - zelfs - verdachtes eigen verklaring. Op grond hiervan acht het hof de verklaringen van [betrokkene 1], voorzover zij voor het bewijs worden gebruikt, voldoende betrouwbaar. De - overigens speculatieve - stelling van de raadsman dat de getuige [betrokkene 1] zich onvindbaar heeft gemaakt om zich aan een getuigenverhoor in deze zaak te onttrekken, doet - ook indien men uitgaat van de juistheid ervan - aan het vorenstaande niet af. Het verweer van de raadsman wordt mitsdien in beide onderdelen verworpen en de verklaringen van [betrokkene 1] kunnen dan ook tot het bewijs worden gebezigd."
8. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevinden zich niet de in voornoemd proces-verbaal vermelde pleitnotities. Navraag bij de strafgriffie van het Hof heeft opgeleverd dat de pleitnotities ook aldaar niet zijn terug te vinden en derhalve kennelijk in het ongerede zijn geraakt.
9. Door het ontbreken van de desbetreffende pleitnotities valt niet na te gaan of - behoudens het in de bestreden uitspraak weergegeven verweer -, en zo ja welke, verweren ter terechtzitting in hoger beroep zijn gevoerd.
10. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.(2)
11. Hieraan doet niet af dat het Hof - zoals hiervoor onder 7 is weergegeven - een door de raadsman van de verdachte gevoerd verweer in de bestreden uitspraak heeft samengevat en verworpen, nu hieruit niet kan worden afgeleid dat de raadsman van de verdachte naast dit verweer niet ook nog andere verweren heeft gevoerd die gemotiveerde verwerping zouden behoeven.
12. De enkele omstandigheid dat de steller van het middel dezelfde advocaat is als de advocaat die in hoger beroep aan de hand van de pleitnotities het woord tot verdediging heeft gevoerd, doet hier eveneens niet aan af.(3)
13. Het middel slaagt.
14. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 De steller van het middel is derhalve tevens als raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep opgetreden.
2 Vgl. HR 14 januari 2003, nr. 00856/01, HR 2 april 2002, nr. 01802/00 en HR 1 december 1998, NJ 1999, 470.
3 Vgl. HR 6 juni 2006, nr. 02102/05 en HR 15 februari 2005, NJ 2005, 384.
Uitspraak 05‑12‑2006
Inhoudsindicatie
De in het pv van de terechtzitting in appel vermelde pleitnotities ontbreken bij de aan de HR toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan of er ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan het in het bestreden arrest genoemde dan wel of aldaar uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het o.g.v. de door de AG ingewonnen informatie geacht moet worden onherstelbaar te zijn, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
5 december 2006
Strafkamer
nr. 03451/05
km/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 juni 2005, nummer 23/000251-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 19 oktober 2004 - de verdachte ter zake van "medeplegen van gijzeling" veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof, dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 mei 2005 nietig is aangezien de door de raadsman bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnotities zich niet bij de stukken van het geding bevinden.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van voormelde terechtzitting hebben de verdachte en de raadsman van de verdachte, mr. S.M. Krans, het woord tot verdediging gevoerd. Dit proces-verbaal houdt daaromtrent in:
"De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging, laatstgenoemde aan de hand van zijn pleitnotities, die na afloop bij de stukken zijn gevoegd. De raadsman voert daarbij een verweer als weergegeven in het arrest."
3.3. De in dit proces-verbaal vermelde pleitnotities ontbreken bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan of er ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan het in het bestreden arrest genoemde dan wel of aldaar uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht.
3.4. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het op grond van de door de Advocaat-Generaal ingewonnen informatie geacht moet worden onherstelbaar te zijn, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
3.5. Het middel is gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 december 2006.