Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 197
1. Afwijzing deskundigenonderzoek rond ‘valse bekentenis’. 2. Gebruik kennelijk leugenachtige verklaring.
HR 07-02-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU8912
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 februari 2006
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, A.J.A van Dorst
- Zaaknummer
00986/05
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AU8912
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU8912, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑02‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU8912, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑02‑2006
- Wetingang
Sv art. 316; Sv art. 328; Sv art. 341; EVRM art. 6 lid 3 sub b en d
Essentie
1. Het verzoek om verdachtes bekennende verklaringen te laten beoordelen door een deskundige omdat die niet in vrijheid zouden zijn afgelegd, is een verzoek conform art. 328 Sv. Geen miskenning van de te hanteren maatstaf, nu in oordeel, dat het gevraagde onderzoek niet van belang kan worden geacht voor enige in deze strafzaak te nemen beslissing, besloten ligt dat de noodzaak van het verzochte niet is gebleken.
2. Klacht over gebruik kennelijk leugenachtige verklaring faalt, nu het gaat om overweging ten overvloede. Anders A-G Wortel die een ruimere mogelijkheid tot vaststelling van de kennelijk leugenachtigheid van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.