Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
1.2 Grondslag en reikwijdte
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Het Omgevingsbesluit bevat een uitwerking van de toedeling van taken en bevoegdheden van bestuursorganen en de uitwerking van de procedurele aspecten van de wettelijke instrumenten. Daarmee wordt niet alleen duidelijk wie wanneer verantwoordelijk is in welke situatie, maar geeft het Omgevingsbesluit ook sturing aan de toepassing van de andere drie besluiten. Het Omgevingsbesluit richt zich op alle partijen die actief zijn in de fysieke leefomgeving: burgers, bedrijven en de overheid.
Dit besluit geeft geheel of gedeeltelijk uitwerking aan de volgende grondslagen uit de wet:
- •
taken van het Rijk (aanwijzing van rijkswateren, paragraaf 2.4.2 van de wet);
- •
aanwijzing bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning (paragraaf 5.1.2 van de wet);
- •
projectbesluit (afdeling 5.2 van de wet);
- •
kostenverhaal (hoofdstuk 12 van de wet);
- •
financiële bepalingen (artikel 13.5 van de wet);
- •
betrokkenheid van andere bestuursorganen (advies en instemming, artikelen 16.15, 16.16 en 16.17 van de wet);
- •
elektronisch verkeer (elektronische aanvraag, omgevingsdocumenten en wijze van aanvraag, paragraaf 16.1.1 en artikel 16.55 van de wet);
- •
procedures (artikelen 16.88, 20.6, 20.8 en 20.13 van de wet);
- •
milieueffectrapportage (afdeling 16.4 van de wet);
- •
adviesorganen en adviseurs (afdeling 17.1 van de wet);
- •
handhaving en uitvoering (paragraaf 18.1.1 van de wet).
Burgers en bedrijven kunnen in het Omgevingsbesluit de algemene en procedurele bepalingen over de omgevingsvergunning, waaronder de voorbereidingsprocedures, vinden.
Overheidsinstanties en bestuursorganen vinden in het Omgevingsbesluit onder andere:
- •
de toedeling van beheertaken en bevoegdheden die niet in de wet aan overheden zijn toebedeeld en de toedeling van advies- en instemmingsbevoegdheden;
- •
de nadere procedurele bepalingen over door bestuursorganen te nemen besluiten. Dit zijn onder andere nadere bepalingen over programma's, omgevingsplannen, omgevingsvisies en omgevingsvergunningen, evenals procedurele bepalingen over de milieueffectrapportage en procedurele zaken bij kostenverhaal;
- •
de bepalingen over bestuursrechtelijke handhaving van de overige instrumenten van de wet.
In de toelichting bij dit besluit is bovendien een uitgebreide beschrijving van de werking van het omgevingsplan opgenomen.
Bij het opstellen van de Omgevingswet is uitdrukkelijk gekozen om in de wet zelf duidelijker te sturen op het niveau waarop een onderwerp in de uitvoeringsregelgeving wordt uitgewerkt. De bevoegdheid om onderwerpen bij ministeriële regeling (nader) uit te werken, is daarom geregeld in de Omgevingswet zelf. Dit gebeurt via enkele centrale artikelen (zie onder meer hoofdstuk 2 en 4) of in delegatiegrondslagen over specifieke onderwerpen. Anders dan in veel wetgeving gebruikelijk is, voorziet de Omgevingswet slechts beperkt in subdelegatie. Om op het niveau van de AMvB toch zichtbaar te maken dat een onderwerp nader wordt uitgewerkt bij ministeriële regeling, is in de relevante bepalingen met korte verwijzingen aangegeven dat, naast het besluit, ook een ministeriële regeling moet worden geraadpleegd. Die verwijzingen zijn geen delegatiegrondslag, maar strekken ertoe de gebruiker te attenderen op het bestaan van (nadere) regels in een ministeriële regeling. Daarom is voor die verwijzingen bewust een andere formulering gebruikt dan de formulering van delegatiebepalingen volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving.