Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 1:25a [ACM]
Geldend
Geldend vanaf 15-10-2020
- Bronpublicatie:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Inwerkingtreding
15-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, heeft, op de grondslag van deze wet, tot taak het toezicht op de naleving van de artikelen 5:88 en 5:88a uit te oefenen. Artikel 12j van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is niet van toepassing.
2.
De Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, kan, indien een verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie mededingingsrechtelijke bepalingen bevat betreffende de financiële markten, bij algemene maatregel van bestuur worden belast met uitvoering en handhaving van bij of krachtens die verordening gestelde regels. Artikel 12j van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is niet van toepassing.
3.
De artikelen 1:49, 1:55, eerste lid, 1:56, eerste, tweede en zesde lid, 1:58, eerste tot en met vierde lid, 1:65, eerste en vijfde lid, 1:73, tweede, derde en vierde lid, 1:74, derde, vierde en vijfde lid, 1:79, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel d, 1:80, met uitzondering van onderdeel d, 1:81 en 1:82 en afdeling 1.5.1., met uitzondering van artikel 1:93a, zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
Artikel 1:47, eerste en derde lid, is van overeenkomstige toepassing op het gebruik van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 1:75, 1:79 en 1:80, door de Autoriteit Consument en Markt met dien verstande dat zowel de Nederlandsche Bank als de Autoriteit Financiële Markten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
5.
Artikel 1:59 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid van dat artikel een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 1 van de Instellingswet Autoriteit en Markt wordt verstaan.
6.
Artikel 1:75 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid van dat artikel een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 1 van de Instellingswet Autoriteit en Markt wordt verstaan en dat onder de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid van artikel 1:75 een zelfstandige last als bedoeld in artikel 1 van de Instellingswet Autoriteit en Markt wordt verstaan, niet zijnde een bindende aanwijzing als bedoeld in laatstgenoemd artikel.
7.
De ambtenaren, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, beschikken voor de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.