RvdW 2021/803

Beklag, beslag ex art. 94 Sv op een bestelauto. Klager is eigenaar van de bestelauto die onder een ander, de verdachte, in beslag is genomen. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2010/654, m.nt. Mevis m.b.t. toepasselijke maatstaf i.g.v. beslag ex art. 94 Sv, belang van strafvordering en summier karakter van onderzoek in raadkamer. Rb had bij oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen bestelbus zal bevelen, moeten betrekken of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat strafrechter tot het oordeel zal komen dat klager bekend was met het gebruik van de bestelbus voor het rijden zonder rijbewijs door verdachte, dan wel dat gebruik redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Door bij beoordeling beslissend te achten dat klager ‘onvoldoende maatregelen heeft genomen’ om het gebruik van de bestelbus door verdachte te voorkomen, heeft Rb haar oordeel niet toereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.