Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Knigge voorafgaand aan HR 7 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD7259.
HR, 08-10-2019, nr. 18/00269
ECLI:NL:HR:2019:1538
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-10-2019
- Zaaknummer
18/00269
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1538, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:816
ECLI:NL:PHR:2019:816, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑08‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1538
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Opzetheling 2 laptops (art. 416.1.a Sr), diefstal d.m.v. valse sleutels (art. 311.1 Sr) en voorhanden hebben pepperspray (art. 26.1 WWM). Bewijsklacht opzetheling. Kan uit b.m. worden afgeleid dat verdachte t.t.v. verwerving of voorhanden krijgen van laptops wist dat deze van diefstal afkomstig waren, terwijl arrest geen nadere bewijsoverwegingen bevat? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/00085 en 18/00270.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/00269
Datum 8 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 22 december 2017, nummer 21/000464-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Michels, advocaat te Oldenzaal, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2019.
Conclusie 27‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Opzetheling van twee gestolen laptops door deze voor een “klein bedrag” op straat te kopen en kort daarop door te verkopen aan een computerwinkel, art. 416 lid 1 Sr. Kan, ondanks het ontbreken van een nadere bewijsoverweging, voldoende uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de twee laptops, wist dat deze van misdrijf afkomstig waren? De AG stelt zich op het standpunt van wel en neemt daarbij in aanmerking dat de raadsman in hoger beroep heeft bepleit dat een veroordeling ter zake van opzetheling kan volgen en de verdachte zich daartegen niet heeft verzet. De AG adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen. Samenhang met 18/00270 en 18/00085.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/00269
Zitting 27 augustus 2019 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.
1. Inleiding
1.1
De verdachte is bij arrest van 22 december 2017 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens onder 1 subsidiair “opzetheling”, onder 3 “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels” en onder 5 “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 18/00085 en 18/00270. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is onbeperkt ingesteld namens de verdachte en mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel richt zich tegen de onder 1 subsidiair bewezenverklaarde opzetheling van twee laptops en het tweede middel bevat een klacht over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.
2. Bespreking van het eerste middel
2.1
Het eerste middel bevat de klacht dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de twee laptops wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
2.2
Ten laste van de verdachte is onder 1 subsidiair bewezen verklaard dat:
"hij op 15 juli 2016 te Enschede , een goed te weten een Mac-Book (merk Apple) en een computer (merk Dell) heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voormelde goederen wist dat deze door diefstal waren verkregen"
2.3
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende in de aanvulling op het verkort arrest opgenomen bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van aangifte, nummer PL0600-2016350465-1 (pagina’s 17 tot en met 18), in de wettelijke vorm opgemaakt op 15 juli 2016 door [verbalisant 1] , agent van politie, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
Ik doe aangifte van gekwalificeerde diefstal in/uit mijn woning op 15 juli 2016 tussen 12.30 uur en 17.00 uur. Ik doe mede aangifte namens de benadeelde [benadeelde] . Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Op 15 juli 2016 omstreeks 12.30 uur heb ik mijn woning via de voordeur verlaten. Op genoemde dag, datum, omstreeks 17.00 uur, kwam ik terug bij mijn woning. Ik zag dat in de ruit in de voordeur een groot gat zat. Door dit gat is het mogelijk om vanaf de binnenzijde de voordeur te openen. In de kamer aan de rechterzijde gezien vanaf de voordeur op een bureau lag mijn laptop van het merk Apple. Het betrof een Apple Macbook Pro, grijs van kleur en voorzien van een adapter van Chinese afkomst. Achter het bureau in de vensterbank lag een donker blauwe laptop van het merk Dell. Van deze laptop ontbrak de accu. Beide waren weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0600-2016350465-8 (pagina’s 20 tot en met 22), in de wettelijke vorm opgemaakt op 18 juli 2016 door [verbalisant 2] , hoofdagent van politie, inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van voornoemde verbalisant:
Op 15 juli 2016 werd ik, verbalisant, gebeld door collega [naam] dat de eigenaar van [A] gevestigd aan de [a-straat 1] te [plaats] een Macbook Pro voorzien van het serienummer [001] had ingekocht maar dat hij het niet vertrouwde.
De eigenaar vertrouwde het niet omdat hij toen hij de Macbook opstartte zag dat de Macbook was ingesteld in de Chinese taal. Daarnaast vond hij dat onderstaande verdachte ook erg druk, opgefokt was en hij wist dat een bedrag van 150 euro veel te weinig was voor een Macbook Pro. Naast de Macbook Pro bood verdachte [verdachte] ook een zwarte Dell laptop zonder accu aan.
De eigenaar verklaarde dat hij de Macbook toch had ingekocht, omdat hij wilde dat de eigenaar zijn/haar Macbook terug zou krijgen, de Dell laptop had geen waarde meer.
Volgens registratie in het digitaal opkopers register is bovengenoemde Macbook ingekocht op 15 juli 2016 omstreeks 16:05 uur van:
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
De Macbook Pro werd ingekocht voor een bedrag van 150 euro.
De laptop van het merk Dell werd voor hetzelfde bedrag achtergelaten.
Na onderzoek in het Bedrijfs Voorzienings Systeem zag ik, verbalisant, dat op 15 juli aangifte was gedaan van diefstal door middel van braak aan de [b-straat 1] te [plaats] . Bij deze diefstal waren een Macbook Pro en Dell laptop weggenomen. Omdat er in de aangifte geen serienummer was ingevoerd ben ik, verbalisant, nadat ik de Macbook en Dell Laptop in beslag had genomen, naar het adres van aangeefster gegaan. Vervolgens heb ik gevraagd of ze het wachtwoord van de Macbook Pro kon invoeren. Aangeefster voerde haar wachtwoord in en ik zag dat de Macbook Pro ontgrendeld werd.
De Dell laptop werd door aangeefster herkend als haar Dell Laptop.
(…)
4. Het proces-verbaal, nummer PL0600-2016350465-15 (pagina’s 96 tot en met 98), in de wettelijke vorm opgemaakt op 24 juli 2016 door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Vragen van de verbalisant worden weergegeven met een "V".
Opmerkingen van de verbalisant worden weergegeven met een "O". Antwoorden van verdachte worden weergegeven met een “A”.
V: Je bent aangehouden voor de heling van twee laptops.
A: Ik heb de laptops van iemand gekocht voor een klein bedrag. Ik heb 75 euro betaald voor de laptops. Ik heb de laptops verkocht voor 150 euro.
V: Wil je verklaren van wie je de laptops gekocht hebt?
A: Ik heb de laptops op straat in de buurt van [locatie] gekocht. Ik ga verder geen namen noemen.”
2.4
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 december 2017 houdt ten aanzien van dit ten laste gelegde feit – voor zover van belang – het volgende in:
"De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hof over. De advocaat-generaal heeft daarbij - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Ik kan mij vinden in de vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde. Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde is er geen verweer gevoerd en ik onderschrijf de bewezenverklaring van de rechtbank.
(…)
De raadsman voert het woord tot verdediging overeenkomstig de door hem aan het hof overgelegde pleitaantekeningen, die aan het dossier zijn toegevoegd, en merkt daarbij - zakelijk weergegeven - nog het volgende op:
Voor de feiten 1 subsidiair, 3 en 5 kan een veroordeling volgen."
2.5
De aan het hof overgelegde pleitaantekeningen die zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt, houdt voorts – voor zover van belang – nog in:
Tenzij u nadrukkelijk prijs stelt op een inhoudelijk standpunt, zal ik mijn pleidooi beperken tot de opmerking dat u kunt komen tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, zijnde de tenlastegelegde opzetheling."
2.6
Het probleem in deze zaak is dat het bestreden arrest geen nadere bewijsoverwegingen bevat en dus ook geen inzicht geeft hoe het hof op basis van deze bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van opzetheling is gekomen. Het middel gaat op deze lacune in. Gesteld wordt dat zonder nadere bewijsoverwegingen niet duidelijk wordt hoe het hof op grond van de bewijsmiddelen heeft kunnen aannemen dat de verdachte op het moment dat hij de laptops verkreeg wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Gelet op eisen die door de Hoge Raad gesteld worden gesteld aan het bewijs van opzetheling is dit inderdaad een zwak punt in de bewijsconstructie.1.Bij opzetheling zoals bedoeld in art. 416 lid 1 onder a Sr is immers niet alleen vereist dat de dader wetenschap, al dan niet in voorwaardelijke zin2., van de misdadige herkomst van het goed heeft, maar ook dat hij deze wetenschap had op het tijdstip van het voorhanden krijgen. Bij de bewijsvoering hiervan mag de rechter de omstandigheid betrekken dat er geen aanwijzingen zijn dat de wetenschap van de herkomst uit misdrijf pas is ontstaan na het verwerven of voorhanden krijgen van het goed. Daarbij kan ook de procesopstelling van de verdachte een rol spelen, bijvoorbeeld als door de verdachte omtrent (het ontbreken van) deze wetenschap geen aannemelijke verklaring is gegeven.3.Maar in dat soort gevallen is vereist dat het hof dit in een nadere bewijsoverweging in het arrest opneemt.
2.7
Waar het nu in cassatie op aankomt is of, ondanks het ontbreken van een nadere bewijsoverweging, uit de gebezigde bewijsmiddelen voldoende kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de twee laptops, wist of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat deze van misdrijf afkomstig waren.
2.8
Op grond van de – niet in cassatie bestreden – bewijsmiddelen heeft het hof als vaststaand aangenomen dat de twee laptops (een Macbook Pro en een Dell zonder accu) op 15 juli 2016 tussen 12.30 en 17.00 zijn gestolen en dat de verdachte deze laptops op dezelfde dag rond 16.05 heeft verkocht aan de winkel [A] voor een bedrag van € 150. Verder heeft het hof in de bewijsmiddelen opgenomen dat de winkeleigenaar wist te vertellen dat dit veel te weinig was voor de Macbook pro.4.Tot slot bevatten de bewijsmiddelen de verklaring van de verdachte dat hij van iemand, hij wilt niet zeggen wie, de laptops op straat heeft gekocht voor een in zijn woorden “klein bedrag” van € 75.
2.9
Zijn deze bewijsmiddelen, ook zonder nadere bewijsmotivering, voldoende redengevend voor het aannemen van opzetheling? Mij lijkt dat degene die op straat een tweetal laptops koopt voor een bedrag dat aanzienlijk lager is dan de waarde ervan5., zich bewust blootstelt aan de aanmerkelijke kans dat deze laptops van misdrijf afkomstig zijn en die kans ook aanvaardt. Het ligt voor de hand dat dit de impliciete bewijsredenering van het hof is geweest. Daarom vind ik ook zonder nadere bewijsoverweging, de bewezenverklaring voldoende met redenen omkleed. Daarbij speelt voor mij mee dat de raadsman van de verdachte ter zitting bij het hof heeft bepleit dat voor opzetheling van de laptops een veroordeling kan volgen en de verdachte zich daartegen, noch op het moment dat zijn raadsman dit bepleitte, noch bij zijn laatste woord, heeft verzet. Deze omstandigheden kunnen weliswaar geen onderdeel uitmaken van de bewijsconstructie maar vormen wel een aannemelijke verklaring voor de omstandigheid dat het hof heeft afgezien van een nadere bewijsoverweging, hetgeen het hof, zoals gezegd, beter niet had kunnen doen.
2.10
Ik kom dan ook tot de slotsom dat het middel faalt.
3. Bespreking van het tweede middel
3.1
Het tweede middel bevat een klacht over schending van de redelijke termijn in cassatie.
3.2
Namens de verdachte is op 5 januari 2018 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 1 augustus 2018 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. De klacht houdt in dat de stukken niet tijdig, te weten binnen zes maanden na het instellen van beroep in cassatie naar de griffie van de Hoge Raad zijn gezonden, zodat de redelijke termijn is geschonden. De steller van het middel ziet echter over het hoofd dat de verdachte ten tijde van het instellen van cassatie uit anderen hoofde was gedetineerd, zodat niet de door hem gestelde inzendtermijn van zes maanden geldt, maar de reguliere termijn van acht maanden.6.Dit betekent dat de inzendtermijn niet is overschreden.
3.3
Het middel faalt.
4. Conclusie
4.1
De middelen falen. Het tweede middel kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
4.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑08‑2019
Vgl. HR 16 februari 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1828, NJ 1994/32 m. nt. Schalken en HR 19 januari 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1812, NJ 1993/491 m. nt. Van Veen. Zie voorts HR 9 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5527, rov. 2.3.
Vgl. HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97.
In die zin verschilt de onderhavige zaak dan ook van HR 29 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3955, waarin het ging om een verdachte die op een zondagavond op straat op de Zeedijk van een hem onbekend persoon voor € 50 een telefoon had gekocht. Uit de bewijsmiddelen bleek, anders dan in casu, niet dat het ging om een aanzienlijk lager bedrag dan de dagwaarde. Sterker nog, AG Vegter merkte in zijn conclusie op dat de betreffende telefoon inclusief simkaart op dat moment verkrijgbaar was voor €19,-. Zie in vergelijkbare zin HR 29 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5997 en de daaraan voorafgaande conclusie van mijn voormalig ambtgenoot Vellinga; in deze zaak ging het om een verdachte die ’s avonds in een bar van een hem onbekende jongen een Nokia 3310 had gekocht zonder doos of lader erbij.
Los van de opmerking van de computereigenaar dat hij wist dat € 150 voor een Macbook pro veel te weinig was, leert een snelle zoekslag op internet dat deze laptop met het bijhorende serienummer een Macbook pro (Retina, 13-inch) van eind 2013 betrof (https://checkcoverage.apple.com/nl/nl/?sn=c02lxan0fh01) en dus ten tijde van de diefstal ten hoogste tweeëneenhalf jaar oud was. Vergelijkbare Macbook Pro’s hebben ook thans (half 2019) nog een veel hogere dagwaarde dan de door de verdachte betaalde € 75.
Vgl. HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358, m. nt. Mevis