HR, 29-03-2011, nr. 10/00031
ECLI:NL:HR:2011:BP3955
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29-03-2011
- Zaaknummer
10/00031
- LJN
BP3955
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP3955, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑03‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP3955
- Wetingang
art. 359 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2011/157
Uitspraak 29‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht opzetheling (art. 416 Sr). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, kan uit de gebezigde bm niet worden afgeleid dat verdachte wist dat de mobiele telefoon een door misdrijf verkregen goed betrof.
29 maart 2011
Strafkamer
nr. 10/00031
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 2009, nummer 23/006030-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat de mobiele telefoon een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 en 11 augustus 2008 te Amsterdam een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik doe aangifte ter zake zakkenrollerij / tassenrollerij. Op maandag 11 augustus 2008 omstreeks 19:00 uur bevond ik mij op het Damrak te Amsterdam. Daar werd ik aangesproken door een manspersoon. Nadat deze man mij een hand had gegeven, zag en voelde ik dat deze man mij omhelsde. Terstond na de ontmoeting met de man merkte ik dat ik mijn Sony Ericsson mobiele telefoon niet meer in mijn bezit had. Ik zag dat de man die mij had omhelsd wegrende in de richting van de Dam.
Op maandag 11 augustus 2008 omstreeks 00:30 uur op de Dam heb ik wederom mijn eigen nummer gebeld. Ik kreeg een man aan de lijn en ik heb hem gevraagd of ik mijn telefoon terug kon krijgen. Deze man zou naar de Dam komen. Ongeveer tien minuten later werd ik op de Dam aangesproken door een voor mij onbekende man. Vervolgens heb ik het afgesproken teken gegeven en werd deze man door de politie aangehouden. Ik zag dat de politie de zakken van de man doorzocht en mijn telefoon uit de zak van de man pakte. Ik herkende de telefoon als zijnde mijn mobiele telefoon. Dit was de telefoon die eerder die avond, tijdens de ongewilde omhelzing met de andere verdachte, is weggenomen."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik zal u vertellen wat er gister en vannacht is gebeurd. Ik zat gisteravond op de Zeedijk ter hoogte van Winston. Ik werd plotseling aangesproken door een manspersoon. De man vroeg mij of ik een telefoon wilde kopen. Ik vroeg de man wat voor telefoon het was, want ik had wel een telefoon nodig. De man liet mij een Sony Ericsson zien en vroeg 50 euro voor de telefoon. Ik wilde de telefoon wel hebben. Ik werd op een bepaald moment gebeld op de telefoon. Ik hoorde dat er een man met mij sprak. De man vertelde mij dat de telefoon zoek was en dat ik de telefoon moest terug brengen. Ik wilde dat wel, maar ik vroeg wel mijn geld terug. Ik had namelijk 50 euro betaald."
2.3. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de verdachte, zoals is bewezenverklaard, wist dat de mobiele telefoon een door misdrijf verkregen goed betrof. De bewezenverklaring is dus ontoereikend gemotiveerd.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 maart 2011.