Verzoeker is in hoger beroep bij verstek veroordeeld.
HR, 06-09-2011, nr. S 09/04681
ECLI:NL:HR:2011:BQ7973
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-09-2011
- Zaaknummer
S 09/04681
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BQ7973
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2011:BQ7973, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ7973
ECLI:NL:HR:2011:BQ7973, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑09‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ7973
- Vindplaatsen
Conclusie 06‑09‑2011
Mr. Hofstee
Partij(en)
Nr. 09/04681
Mr. Hofstee
Zitting: 31 mei 2011
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bevestigd het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Roermond waarbij verzoeker wegens "diefstal, meermalen gepleegd" is veroordeeld tot 80 uren werkstraf, subsidiair 40 dagen hechtenis, en de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Roermond d.d. 7 augustus 2006 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis, is afgewezen.
2.
Namens verzoeker heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat Hof, het vonnis van de Politierechter bevestigende, in strijd met het bepaalde in art. 359, derde lid, Sv heeft volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, terwijl door verzoeker - in eerste aanleg - vrijspraak is bepleit.1.
4.
Ten laste van verzoeker is bewezen verklaard dat:
"hij in de periode van 17 mei 2007 tot en met 7 september 2007, op verschillende plaatsen in Nederland, meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, enig goed, toebehorende aan een ander, te weten:
op 17 mei 2007 in de gemeente Maasbree 54,17 liters benzine toebehorende aan Shell Station Deersels, en
op 30 juni 2007 in de gemeente Breukelen 53,51 liters benzine toebehorende aan Shell Station Haarrijn, en
op 03 juli 2007 in de gemeente Vlijmen 46,33 liters benzine toebehorende aan De Lucht Tankstations Oost, en
op 06 juli 2007 in de gemeente Gilze 50,04 liters benzine toebehorende aan Esso "Raakeind" VOF, en
op 10 juli 2007 in de gemeente Hoofddorp 43,65 liters benzine toebehorende aan Shell Station Den Ruygenhoek, en
op 21 juli 2007 in de gemeente Maartensdijk 45,35 liters benzine toebehorende aan BP Voordaan, en
op 06 augustus 2007 in de gemeente Hoofddorp 45 liters benzine toebehorende aan Shell Station Den Ruygenhoek, en
op 12 augustus 2007 in de gemeente Breukelen 48,98 liters benzine toebehorende aan Shell Station Haarrijn, en
op 7 september 2007 in de gemeente Breda 27,09 liters benzine toebehorende aan Shell Station Hazeldonk West.
5.
Het bestreden arrest houdt onder meer het volgende in:
"Beslissing omtrent het vonnis, waarvan beroep
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep"
6.
Verzoeker heeft ter terechtzitting in eerste aanleg het volgende aangevoerd:
- "A.
Het klopt dat ik op de in de dagvaarding genoemde tijdstippen telkens heb getankt zonder te betalen. Ik heb die benzine niet betaald. Ik was ook niet van plan de benzine te betalen.
- B.
(...) Ik ben geen dief. Ik heb ooit gewerkt voor mijn geld. Ik vind daarom dat ik moet worden vrijgesproken."
7.
Het vonnis van de Rechtbank houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Opgave van de bewijsmiddelen ex artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bij bekennende verdachte
- -
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, vermeld onder A.
- -
Een 9-tal per internet gedane aangiften, behorende bij het proces-verbaal dossiernummer PL233C/08-006649"
8.
Ingevolge HR 13 juli 2010, LJN BM0256 (rov. 2.8.2 en 2.8.3) moet worden voorop gesteld dat bevestiging van een vonnis slechts mogelijk is, indien het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg is gevoerd met inachtneming van alle daarvoor geldende procedureregels. Kan het Hof zich niet verenigen met de door de eerste rechter op grond van art. 358 Sv in verbinding met de ingevolge art. 348 en 350 Sv genomen beslissingen, dan dient het vonnis te worden vernietigd. Een vonnis waarmee de appelrechter zich wat betreft de gronden niet kan verenigen, leent zich voor bevestiging, zij het met aanvulling of verbetering van die gronden. Daarmee wordt gedoeld op de motivering van de beslissingen, zoals nader geregeld in art. 359, art. 359a, derde lid, en art. 360 Sv.
9.
Met de steller van het middel kan worden opgemerkt dat het door verzoeker aangevoerde2. niet direct als een juridisch dwingende motivering voor de gevraagde vrijspraak imponeert, maar dat dit onverlet laat dat verzoeker vrijspraak heeft bepleit. Gelet op de belangrijke waarborgfunctie van een rechterlijke motivering, zeker met betrekking tot de bewezenverklaring, ziet de Hoge Raad terecht strikt toe op juiste naleving van art. 359, derde lid, Sv.3. Uit deze rechtspraak wijs ik hier op de volgende twee vaststellingen van de Hoge Raad: (i) uit de bewoordingen van art. 359, derde lid tweede volzin, Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden indien door of namens de verdachte ter terechtzitting vrijspraak is bepleit (cursivering van mij, AG), en (ii) in die bepaling wordt niet onderscheiden naar de grond waarop die vrijspraak is bepleit.
10.
Gezien het voorgaande had de Rechtbank in haar vonnis niet mogen volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in de tweede volzin van art. 359, derde lid, Sv. Gelet daarop kon het Hof het vonnis van de Rechtbank enkel hetzij vernietigen, hetzij bevestigen met de in art. 423, eerste lid, Sv bedoelde aanvulling van gronden, te weten de in de eerste volzin van art. 359, derde lid, Sv voorgeschreven weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen.4.
11.
Het middel slaagt.
12.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
13.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑09‑2011
Het hierboven onder 6 ad B geciteerde.
Zie naast het reeds genoemde arrest van HR 13 juli 2010, LJN BM0256 ook HR 18 april 2006, LJN AV1146, NJ 2006, 645, m.nt. Schalken; HR 7 november 2006, LJN AY8901, NJ 2007, 108 m.nt. Buruma; HR 15 mei 2007, LJN BA0492, NJ 2007, 314; HR 19 juni 2007, LJN BA1709, NJ 2007, 507 m.nt. Schalken; HR 6 oktober 2009, LJN BJ3297; HR 26 mei 2009, LJN BH3686, NJ 2009, 260; en HR 21 september 2010, BM9423. Zie voorts: A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, zesde druk, p. 235-236.
Vgl. HR 1 februari 2011, LJN BO7971.
Uitspraak 06‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Opgave van bm, art. 359.3 Sv. De Pr heeft ten onrechte volstaan met een opgave van de bm, nu de verdachte vrijspraak bepleitte. Het Hof had daarom het vonnis niet mogen bevestigen zonder de gronden aan te vullen met een weergave van inhoud van de bm.
6 september 2011
Strafkamer
nr. S 09/04681
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 november 2009, nummer 20/002045-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof, het vonnis van de Politierechter bevestigende, in strijd met art. 359, derde lid, Sv heeft volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, terwijl door de verdachte - in eerste aanleg - vrijspraak is bepleit.
2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft de Politierechter bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 17 mei 2007 tot en met 07 september 2007, op verschillende plaatsen in Nederland, meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen, enig goed, toebehorende aan een ander, te weten:
op 17 mei 2007 in de gemeente Maasbree 54,17 liters benzine toebehorende aan Shell station Deersels, en
op 30 juni 2007 in de gemeente Breukelen 53,51 liters benzine toebehorende aan Shell station Haarrijn, en
op 03 juli 2007 in de gemeente Vlijmen 46,33 liters benzine toebehorende aan De Lucht Tankstations Oost, en
op 06 juli 2007 in de gemeente Gilze 50,04 liters benzine toebehorende aan Esso "Raakeind" VOF, en
op 10 juli 2007 in de gemeente Hoofddorp 43,65 liters benzine toebehorende aan Shell station Den Ruygenbroek, en
op 21 juli 2007 in de gemeente Maartensdijk 45,35 liters benzine toebehorende aan BP Voordaan, en
op 06 augustus 2007 in de gemeente Hoofddorp 45 liters benzine toebehorende aan Shell station Den Ruygenhoek, en
op 12 augustus 2007 in de gemeente Breukelen 48,98 liters toebehorende aan Shell station Haarrijn, en
op 7 september 2007 in de gemeente Breda 27,09 liters benzine toebehorende aan Shell station Hazeldonk West."
2.2.2. Het vonnis van de Politierechter houdt ten aanzien van de bewijsvoering het volgende in:
"Opgave van de bewijsmiddelen ex artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bij bekennende verdachte
- De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, vermeld onder A.
- een 9-tal per internet gedane aangiften, behorende bij het proces-verbaal dossiernummer PL233C/08-006649."
2.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt het volgende in:
"De verdachte, ter terechtzitting ondervraagd, verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
A.
Het klopt dat ik op de in de dagvaarding genoemde tijdstippen telkens heb getankt zonder te betalen. Ik heb die benzine niet betaald. Ik was ook niet van plan de benzine te betalen.
B.
(...) Ik ben geen dief. Ik heb ooit gewerkt voor mijn geld. Ik vind daarom dat ik moet worden vrijgesproken."
2.2.4. Blijkens de aantekening van het mondeling arrest van de enkelvoudige kamer van het Hof in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is tegen de verdachte verstek verleend en heeft het Hof als volgt beslist:
"Beslissing omtrent het vonnis, waarvan beroep
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep."
"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."
2.4. In zijn arrest van 13 juli 2010, LJN BM0256, heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:
"2.8.2. Een vonnis dient te worden vernietigd indien en voor zover het hof zich niet kan verenigen met door de eerste rechter op de voet van art. 358 in verbinding met de art. 348 en 350 Sv genomen beslissingen. Dat zijn de beslissingen inzake de geldigheid van de inleidende dagvaarding, de bevoegdheid van de eerste rechter tot kennisneming van de zaak, de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging dan wel de aanwezigheid van redenen voor schorsing van de vervolging, en voorts de beslissingen over de vraag of de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte alsmede de oplegging van straf en/of maatregel.
2.8.3. Een klassiek uitgangspunt is voorts dat bevestiging van een vonnis slechts mogelijk is indien het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg is gevoerd met inachtneming van alle daarvoor geldende procedureregels. Naar huidige opvatting is dat uitgangspunt echter vatbaar voor relativering aangezien niet elk verzuim dwingt tot vernietiging van het vonnis. In verband met de huiver voor bevestiging van een vonnis vanwege vormverzuimen die zijn begaan gedurende de behandeling van de zaak in de eerste aanleg, verdient opmerking (a) dat de memorie van toelichting met juistheid vermeldt dat zulke verzuimen bij een voortbouwend appel doorgaans door de behandeling in appel zijn hersteld en daarom nadien niet meer relevant zijn, en (b) dat ingeval cassatieberoep is ingesteld, vernietiging van het arrest en het daarbij bevestigde vonnis veelal niet aan de orde is op de grond dat over het vormverzuim hetzij bij de behandeling van de zaak in hoger beroep hetzij in cassatie niet is geklaagd dan wel dat de betrokkene niet in een rechtens te respecteren belang is geschaad."
2.5. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt in dat de verdachte aldaar vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde. Gelet op de tweede volzin van art. 359, derde lid, Sv had de Politierechter dan ook - anders dan hij blijkens het hiervoor onder 2.2.2 overwogene heeft gedaan - niet mogen volstaan met een enkele opgave van bewijsmiddelen. Gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld brengt dat mee dat het Hof het vonnis niet had mogen bevestigen zonder de gronden aan te vullen met de in de eerste volzin van art. 359, derde lid, Sv bedoelde weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten.
2.6. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en
W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 6 september 2011.