NJ 2009, 260
Ongeacht de grond waarop vrijspraak is bepleit, kan in zo’n geval niet worden volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
HR 26-05-2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3686
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 mei 2009
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.W. Ilsink, J. de Hullu, W.F. Groos, M.A. Loth
- Zaaknummer
07/11241
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BH3686
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BH3686, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑05‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BH3686, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑05‑2009
- Wetingang
Essentie
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een onrechtmatige aanhouding hetgeen zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting en vervolgens vrijspraak. De verdachte heeft het feit bekend. Uit de bewoordingen van art. 359, derde lid, Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden indien door of namens de verdachte ter terechtzitting vrijspraak is bepleit. In die bepaling wordt niet onderscheiden naar de grond waarop die vrijspraak is bepleit. Het oordeel van het Hof dat kon worden volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, is nu de raadsman vrijspraak heeft bepleit derhalve onjuist. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.